Analyse -

Waarom coronasceptici ongelijk hebben

Er bestaat een groep van academici en experts die sinds het begin van de maatregelen naar aanleiding van het Covid-19-virus, een naar eigen zeggen, kritisch geluid wil laten horen. Dat kritisch geluid wordt handig verpakt in academisch jargon en presenteert zichzelf op die manier als geloofwaardig en wel doordacht. In werkelijkheid betreft het een discours dat op onverantwoorde wijze basale feiten ontkent en dat als dankbare voedingsbodem fungeert voor complotdenken, schadelijk conformisme en egoïsme.

vrijdag 29 januari 2021 16:23
Spread the love

 

Eerst even dit. De groep mensen die in dit stuk zullen bekritiseerd worden, portretteren zichzelf graag als moedige stemmen die zich durven uitspreken binnen een klimaat waarin – volgens hen – weinig mensen dat nog durven of kunnen. Dat is een positie waarin iedere kritiek al snel kan weggezet worden als een nieuw bewijs van de absolute dominantie van dat klimaat waarin ‘niks meer kan gezegd worden’. We kennen dit schema wanneer het gaat over thema’s als racisme of seksisme, maar het keert dus evengoed terug in discussies over coronamaatrelegen. En net zoals bij discussies over racisme of seksisme is het idee dat er “niks meer kan gezegd worden” feitelijk gezien onjuist. Draai gelijk welk medium open en je wordt om de oren geslagen met discussies over coronamaatregelen. Laat me er bij wijze van disclaimer ook aan toevoegen: niemands recht om zijn of haar mening te uiten wordt hier betwist, slechts de vrijheid om kritiek te leveren zal in het onderstaande beoefend worden.

Nog een disclaimer. De groep waarover het in dit stuk zal gaan, kan eigenlijk bezwaarlijk een groep genoemd worden. Ze hebben bij mijn weten geen clubhuis, zijn geen vrienden en komen uit verschillende steden, landen, onderzoeksgroepen en faculteiten. Wat hen bindt is een bepaald vertoog; bepaalde terugkerende argumenten, verwijzingen, houdingen en kritieken waartussen familiegelijkenissen bestaan. Wat ze bovenal delen is een veralgemeende scepsis ten aanzien van de noodzaak en de omvang van verschillende coronamaatregelen. Die scepsis strekt zich niet zelden uit tot aan het bevragen van de aard en de ernst van het virus zelf. Daarom zou ik de groep waarover ik hier spreek willen dopen tot de coronasceptici. Die naam heeft een zekere link met die andere sceptici, de klimaatsceptici. Een link die niet geheel ontoevallig is. Net zoals klimaatsceptici niet kunnen gelijkgesteld worden met klimaatontkenners, kunnen coronasceptici niet zomaar vereenzelvigd worden met corona-ontkenners of complottheoretici. De hier vernoemde sceptici ontkennen niet het bestaan van corona maar trekken wel de ernst, grootte of omvang ervan in twijfel en in een zelfde beweging ook de dominante reacties erop.

Hoofdstad

Goed, nu we de disclaimers gehad hebben, laat me van wal steken met een citaat uit een opiniestuk dat op het einde van afgelopen zomer verscheen:

De mantra is dat we te maken hebben met de ergste pandemie sinds de Spaanse griep van 1918. Maar de sterftecijfers waren toen van een heel andere orde, met naar schatting 20 tot 50 miljoen slachtoffers of meer, terwijl we nu nog steeds onder de 1 miljoen zitten, in een wereldbevolking die intussen ongeveer verviervoudigd is. In relatieve cijfers gaat het om een verschil van 1 procent tot pakweg 3 procent van de wereldbevolking in 1918-20 versus minder dan 0,02 procent van de wereldbevolking nu.

Ik neem er dit citaat uit omdat het vermoedelijk hèt argument is dat alle coronasceptici met elkaar delen. Er wordt door coronasceptici steevast op gehamerd dat het virus ten opzichte van de gesel van alle andere virussen die de mensheid heeft ondergaan, wel heel goed meevalt. De meest extreme variant van die these luidt dat Covid-19 eigenlijk toch maar een beetje een uit de hand gelopen griepje is. Dit argument verricht bijzonder veel werk. Om het in militaire termen uit te drukken, wanneer je kunt aantonen dat het virus minder ernstig is dan aangenomen, dan neem je meteen de hoofdstad in van het te veroveren land. Want als de aandoening in wezen niet ernstig is, kunnen de maatregelen ook als disproportioneel en onterecht voorgesteld worden, niet?

Tweede argument waar iedere coronascepticus wel op een bepaald moment mee komt aandraven, is het idee dat de genomen maatregelen in feite veel schadelijker zijn dan de effecten van het virus zelf. Dit argument komt in vele gedaanten en varianten, maar laat me er bij wijze van voorbeeld toch één citaat bijhalen dat we kunnen toeschrijven aan de Nederlandse hoogleraar Ewald Engelen. Hij verwoordt zowaar de standaard versie van dit argument:

Het wordt steeds duidelijker dat de coronamaatregelen meer schaden dan baten. Niet alleen zijn de sociaal-economische kosten ongekend groot. Ook verbleekt de gezondheidswinst steeds meer tegen het gezondheidsverlies door zorgmijding en sociaal-psychologische nevenschade.

Dit tweede argument uit het standaardrepertoire van de coronascepticus bouwt verder op het eerste, maar radicaliseert het in feite. Genomen maatregelen zijn immers niet gewoon onnodig maar gevaarlijk en schadelijk. De aangerichte schade wordt nagenoeg helemaal van de schouders van het virus gehaald en op die van de genomen maatregelen tegen de verspreiding van het virus gelegd. Vanuit deze logica is het slechts een bijzonder kleine stap om de strijd tegen de genomen maatregelen te gaan voorstellen als een strijd voor de echte, ware gezondheidcrisis. Dit soort omkering klinkt vervolgens weer als muziek in de oren voor al wie onder de maatregelen gebukt gaat. En zo weet de coronascepticus zich een vaak enthousiaste fanbasis uit te bouwen.

Pest

Laten we tewerk gaan zoals de coronasceptici zelf. Eerst de hoofdstad innemen. De hoofdstad in dit geval zijn de twee boven geschetste argumenten die coronasceptici zo vaak hanteren en door hun gevolg met onvermoeibare inzet worden gerepliceerd. Maar, om even in de metafoor te blijven: de verdedigingswallen rond hun hoofdstad zijn niet bepaald hoog of dik.

Neem nu de ‘lage’ mortaliteitscijfers. Echt laag vallen die niet te noemen. De VS, een land waar coronasceptici nogal wat airplay hebben en waar laat, aarzelend en in zeer verspreide slagorde werd gereageerd op de uitbraak van het virus, stierven op het moment van schrijven reeds meer dan 400.000 mensen. Toegegeven, tegenover het aantal vastgestelde besmettingen van 24 miljoen bewijst dit dat Covid-19 niet een superdodelijk virus is, maar tegelijk is dat sterftecijfer lang niet verwaarloosbaar. Hier moet tevens bij benadrukt worden dat de hoogte van het sterftecijfer sterk afhankelijk is van de toegang tot kwaliteitsvolle zorg.

Maar vooraleer we hier in een discussie belanden over mortaliteit en hoe die mortaliteit gemeten wordt, is het van belang te benadrukken dat de dodelijkheid van het coronavirus nièt hetgene is wat overheden en wetenschappers het meest zorgen baart. Het is een feit dat Covid-19 relatief gezien, ten opzichte van het aantal besmettingen, niet enorm dodelijk is. Het is echter wel enorm besmettelijk. En daardoor kan het absolute aantal ernstig zieken en doden binnen een korte tijdsspanne wel zeer sterk toenemen. Het grootste gevaar bestaat erin dat er een lawine aan besmettingen ontstaat die het zorgsysteem doet bezwijken (en zo de mortaliteit wel verder de hoogte in jaagt). Die ineenstorting van het zorgsysteem zou op zijn beurt kunnen leiden tot een chaotische kettingreactie waarbij andere maatschappelijke sleutelsectoren beginnen haperen, met alle sociale en economische gevolgen vandien. Het is dit gevreesde scenario dat men te allen tijde probeert te vermijden door middel van lockdowns en andere maatregelen.

Het lijkt erop dat coronasceptici vertrekken vanuit een zeer archetypisch beeld van wat een gevaarlijke pandemie is. Mede gevoed door populaire verbeelding associëren zij een gevaarlijke ziekte met een ziekte die uiterst snel en dodelijk om zich heen grijpt. Zoals bijvoorbeeld de middeleeuwse pest dat deed. Maar dat is een bijzonder eenzijdige benadering die de eigenheid van iedere ziekte miskent. Iedere nieuwe ziekte brengt unieke bedreigingen met zich mee, bedreigingen die bepaald worden door de aard van het virus én de sociale orde waarbinnen het circuleert. De specifieke aard van het coronvirus – zeer hoge besmettelijkheid in combinatie met ernstig verloop bij een minderheid – zorgt ervoor dat het geglobaliseerde, laatkapitalistische massasamenlevingen met uitgebouwde, complexe zorgsystemen op zeer ernstige wijze kan ontregelen. Het is een soort dreiging die voorheen ongekend was, die systemisch is en daardoor voor velen abstract blijft, maar die tegelijk heel reëel en concreet kan worden eenmaal ze niet langer onder controle is. Wat coronasceptici dus in de eerste plaats te verwijten valt, is een soort intellectuele luiheid. Ze blijven een in alle opzichten nieuw fenomeen interpreteren vanuit oude of verkeerde kaders, om aan de hand van de parameters die deze kaders vooropstellen de ernst en de aard van de huidige dreiging te miskennen.

Dit brengt me tot dat andere klassieke argument van de coronasceptici, namelijk het idee dat de gezondheidseffecten van de tot hiertoe genomen maatregelen even schadelijk of erger zouden zijn dan de effecten van het virus zelf. Uiteraard, het huidige arsenaal aan maatregelen heeft dramatische psychologische, sociale en economische effecten en er zijn slechts weinigen die de huidige manier van (over)leven aangenaam vinden. Het is ook volkomen terecht en zelfs noodzakelijk om te wijzen op de schadelijke effecten van de genomen maatregelen en actie te ondernemen om die schadelijke effecten tot een absoluut minimum te beperken. Maar, het berust op een volstrekt verkeerde gevolgtrekking om de schade die de huidige maatregelen berokkenen als reden in te roepen om de sanitaire maatregelen in hun geheel te beperken of af te schaffen. Een crash van het gezondheidssysteem zou naar alle waarschijnlijkheid op zowel medisch, economisch, sociaal en psychologisch vlak vele malen dramatischer zijn dan wat we nu meemaken.

Wat coronasceptici en hun gevolg niet lijken te aanvaarden is de banale tragiek van de hele situatie waarin we thans vertoeven. Wat ik hiermee bedoel is niet dat we met de armen gekruist moeten toekijken naar wat zich voltrekt, maar wel dat je de realiteit van het virus niet zomaar kan ontkennen door de effecten ervan af te schuiven op één actor of één beleid. In zekere zin hebben we ten overstaan van dit virus slechts de keuze tussen verschillende vormen van lijden. We kunnen ijveren om een groter lijden te vervangen door een kleiner lijden, maar dat de ruwe kern van een zeker leed niet kan vermeden worden. Er zullen mensen ziek worden, sterven, er zal economische schade optreden en sociale drama’s zullen zich afspelen – welke maatregelen je ook neemt of niet neemt. Dat is altijd de trieste realiteit geweest van epidemieën. Coronasceptici denken dat die realiteit zal verdwijnen wanneer deze of gene maatregel zal ingetrokken worden. Een wellicht troostende illusie, die op het einde van de rit echter een illusie blijft.

Totalitair?

De ernst van het virus en de noodzaak van maatregelen erkennen, wil helemaal niet zeggen dat we het vooruitgestippelde beleid en diegene die het voeren moeten adoreren. Zelf ben ik van mening dat sanitaire maatregelen noodzakelijk zijn – al kan je over specifieke maatregelen discussiëren –, maar dat er ernstige sociale correcties en bijpassingen nodig zijn. Over het algemeen beschouwd, weegt de factor economie bijvoorbeeld veel te veel door ten opzichte van de factor welzijn en ontbreekt er een meer holistische en creatieve benadering. Mensen worden verondersteld te werken, te blijven functioneren en voor de rest gewoon maar in stilte hun plan te trekken. En ja, we moeten ons ook hoeden voor het wennen aan vrijheidsbeperkingen en uiterst waakzaam blijven voor de verdere normalisering van deze uitzonderingstoestand.

Een deel van de coronasceptici zal vermoedelijk heftig knikken wanneer ze deze laatste regels over het gevaar van groeiend autoritarisme lezen, maar toch is er iets dat mijn kritiek over het algemeen genomen onderscheidt van die hen. Ten eerste gaan sommige coronasceptici er schijnbaar van uit dat wat we nu meemaken te vergelijken is met een bewust gestuurd en tegelijk schimmig politiek project. Covid-maatregelen worden in die zin omschreven als Orwelliaans, dictatoriaal of zelfs totalitair. Eén van de bijdragen waarin dat het meest duidelijk naar voor komt, is die van Mattias Desmet. Hij vindt dat we de huidige maatregelen kunnen begrijpen vanuit het concept van het totalitarisme, zoals dat door Hannah Arendt werd ontwikkeld. Ik citeer even voor de volledigheid:

Wanneer men afstand neemt van het virusverhaal ontdekt men een totalitariserend proces par excellence. Bijvoorbeeld: volgens Arendt knipt een pre-totalitaire staat alle sociale banden van de bevolking door. Dictaturen doen dat op niveau van de politiek – ze zorgen dat de oppositie zich niet kan verenigen – maar totalitaire staten doen dit ook onder de bevolking, in de privésfeer dus. Denk aan de kinderen die hun ouders – vaak ongewild – verklikten bij de overheid in de totalitaire staten van de twintigste eeuw. Totalitarisme is zo sterk gericht op totale controle dat ze automatisch argwaan creëren onder de bevolking, waardoor mensen elkaar bespieden en verklikken. Mensen durven niet langer tegen iedereen vrijuit te spreken en slagen er door de restricties minder goed in om zich te organiseren. Het is niet moeilijk om dergelijke fenomenen in de toestand van vandaag te herkennen. Naast vele andere kenmerken van opkomend totalitarisme.

Uiteraard valt één en ander af te dingen op de wel erg selectieve lezing van Arendts concept van het totalitarisme, maar het probleem in dit citaat schuilt dieper. Desmet vergelijkt hier een regeer- en staatsvorm die gekoppeld was aan de zeer specifieke historische projecten, met een reactie op een onverwachte pandemie. Het grote verschil is dat de historische vormen van totalitarisme waar Arendt het over heeft, bewuste politieke projecten waren.

In de reactie op de pandemie zitten we echter met een heel ander schema. Hier gaat het om staten die paniekerig en geïmproviseerd reageren op de uitbraak van een virus dat op veel vlakken nog een grote onbekende is. Er wordt gebotst op grenzen, contradicties en hiaten binnen het systeem en dat gepaard met radeloosheid, besluiteloosheid en ondoordachte maatregelen. De huidige maatregelen gelijkstellen met het historische totalitarisme, geeft de indruk dat we te maken hebben met ‘een plan’ dat een nieuw regime wil installeren, terwijl we eigenlijk net het tegendeel meemaken: een oud, versleten regime dat zich geen raad weet met een totaal nieuwe situatie. De analogie maken met het historisch totalitairsme is in die zin gewoon fout. Meer dan gewoon fout is het ook kwalijk, omdat het idee van een bewust politiek plan de deur wagenwijd openzet naar de meest basale vormen van complotdenken.

Vanzelfsprekend bevinden we ons in een situatie waarin de greep van de staat steeds verder reikt, waarin normale wetten, gebruiken en normen zijn opgeschort. Maar er schuilt iets heel naïefs in de ontzette reacties hierop bij coronasceptici en anderen. De architectuur om dit soort maatregelen te kunnen doen gelden, was immers reeds lang in opbouw. Het is niet sinds het uitbreken van het coronavirus dat er intelligente camera’s op onze straathoeken staan, dat lockdowns worden ingeroepen om de algemene veiligheid te garanderen, dat BigTech data opslaat en politiediensten vrij spel krijgen. Dit proces is al decennia bezig en groepen die zich aan de rand van de samenleving bevinden (of daar geduwd worden), krijgen er ook al decennia mee te maken.

Is het niet fascinerend om vast te stellen dat de introductie en normalisering van de lockdown als veiligheidsinstrument er kwam na de aanslagen van 2015? Dat de avondklok in een land als Frankrijk in de jaren zestig van toepassing was op de inwoners van Algerijnse origine? Dat de spitstechnologie zoals drones, warmtecamera’s, camera’s met gezichtsherkenning en dergelijke meer al enige tijd worden toegepast om de buitengrenzen van Europa te bewaken? Wat we vandaag meemaken is dat het veiligheidsapparaat dat reeds in gebruik was tegen specifieke groepen en dreigingen in een soort paniekreactie wordt toegepast op de samenleving als geheel. Er is een bepaald type intellectueel, voornamelijk behorend tot witte middenklassen, die nu plots de werking van dat veiligheidsapparaat min of meer aan den lijve ervaart en het daarom nu heeft over totalitarisme en dictatuur. Het verklaart waarom dat type intellectueel er naiëfweg van uitgaat dat het afbouwen van de huidige maatregelen ‘de vrijheid’ en ‘de democratie’ gewoon opnieuw zullen herstellen.

Biopolitiek

Het is fascinerend en tegelijk markant om vast te stellen hoe ver sommige coronasceptici willen gaan om het oude normaal terug te brengen. In naam van een niet nader bepaald vrijheidsideaal openen ze zonder veel aarzeling een debat over welke groepen eventueel kunnen opgeofferd worden om de vrijheid van andere groepen te bewaren of terug te winnen. In een interview dat dateert van augustus 2020 stelt Marli Huijer bijvoorbeeld onomwonden dat het “een groot goed [is] dat mensen een leven van normale lengte kunnen leiden en niet vroegtijdig sterven.” “Maar”, zo gaat ze verder, “hebben mensen het recht om koste wat kost 100 jaar te worden? Mensen boven de 70 jaar hebben een slechtere afweer en zijn daarom gevoeliger voor infecties.” En nog: “Het kan niet zo zijn dat mensen van mijn leeftijd en ouder alle gezondheidskosten opsouperen, en een recht op een veel langer dan gemiddeld leven opeisen.”

Het is vreemd dat Huijer, die gepromoveerd heeft op het werk van Foucault en graag de notie van biopolitiek inroept om haar pleidooien kracht bij te zetten, niet snapt hoe ze zelf de meest uitgesproken en radicale vorm van biopolitiek bepleit. Zeker, Foucault beschrijft hoe vanaf de achttiende eeuw de staat zich inlaat met een bevolkingspolitiek die een heel arsenaal aan nieuwe machtstechnologieën met zich meebrengt, zoals de statistiek, de gezondheidszorg, de sanitaire inrichting van ruimtes, het verzekeringswezen en dergelijke meer. Staten stellen zich garant voor het leven, maar het werkelijke verontrustende aspect daaraan is niet zozeer de toenemende impact van de machtstechnologieën als wel het feit dat er voortaan wordt gedood in naam van het leven zelf. De biopolitiek maakt een voortdurend en noodzakelijkerwijs onderscheid tussen het leven dat moet beschermd en gekoesterd worden en het leven dat kan gedood worden of aan zijn lot kan worden overgelaten om het levenswaardig geachte leven te vrijwaren. Ik hoef de historische voorbeelden daarvan niet op te noemen en laat het ter meditatie van Huijer over in hoeverre ze zich bewust is van de historische voorbeelden waar haar vertoog zich naadloos aan toevoegt.

Ook filosoof Ad Verbrugge draait er zijn hand niet voor om ouderen, die volgens hem net iets tè oud zijn, als een zware last te beschouwen op de rest van de samenleving. Ik citeer: “We richten op ons biologische welzijn voor vooral ouderen ten koste van het psychische welzijn van de rest. De pandemie legt dat genadeloos bloot. We leven in een vergrijsde samenleving die zich fixeert op het levenseinde.” Het is bevreemdend vast te stellen dat de filosofen die van leer trekken tegen de onmenselijkheid van de coronamaatregelen, tegelijk bereid zijn om het bestaansrecht van een groep mensen in vraag te trekken, om de vrijheid van kwetsbare groepen compleet onmogelijk te maken zodat gezonde mensen kunnen verderleven zoals ze willen. Nogmaals Verbrugge: “Misschien moeten de risicogroepen in quarantaine als er een vergelijkbare pandemie uitbreekt. Nu gebeurt het omgekeerde: de jongeren krijgen de schuld! Je kunt toch niet eindeloos van jonge mensen verwachten dat ze alle vrijheden en hun sociale ontwikkeling inleveren om die kwetsbare groepen te beschermen?” Dit is niet alleen in alle opzichten het tegendeel van solidariteit, het is ook een gevaarlijk discours. Uiteraard zullen filosofen als Huijer en Verbrugge bij hoog en bij laag beweren dat ze niet vinden dat ouderen zomaar aan hun lot moeten worden overgelaten, maar het probleem is dat hun vertoog dat soort uitlatingen – en die zijn wel degelijk te horen – wel verder normaliseert en legitimeert. De uiterste consequentie ervan is een doorgeschoten sociaal-darwinisme.

Blinde darm

Coronasceptici wijzen ook graag op de grenzen van de wetenschap en technologische beheersing. Voor verschillenden onder hen verraadt de huidige pandemie en de manier waarop wordt gepoogd die in te dammen, een diepere crisis van een maatschappij die geobsedeerd is door technologische beheersbaarheid en voorspelbaarheid. In het verlengde van deze kritiek wordt vaak ook een kritiek op de vermeende ondemocratische almacht van virologen en medici geformuleerd, op technocratisch bestuur en op de beperkingen van een louter positief-wetenschappelijk wereldbeeld. Op zichzelf genomen zijn kritieken op technocratisch bestuur en op de grenzen van wat wetenschap vermag volstrekt legitiem. Sterker nog, een meta-reflectie omtrent wat wetenschap is, wat het kan en niet kan, hoe wetenschappelijke feiten ontstaan en wat we ermee zijn, maakt essentieel deel uit van het wetenschappelijk-filosofisch bedrijf.

Maar toch schort er iets aan de wijze waarop coronasceptici wetenschapskritiek aanwenden in de context van deze pandemie. Ten eerste is hun houding tegenover wetenschappelijkheid erg tweeslachtig. Enerzijds beroepen ze zich op een extreme vorm van wetenschappelijkheid. Het nut van mondmaskers, afstandsregels, verplaatsingsberperkingen en dergelijke meer moet volgens hen voortdurend bewezen worden. Hier moet een strenge wetenschappelijke bewijslast gemobiliseerd worden om hun gelijk te bewijzen. Anderzijds worden heel robuuste feiten, zoals bijvoorbeeld de oversterfte door corona, in twijfel getrokken. Op dat moment wordt wetenschap plots iets dat feilbaar en over het algemeen genomen nogal onbetrouwbaar is.

Dit brengt me tot een tweede, meer fundamenteel punt. Er bestaat een dunne en soms moeilijk te onderscheiden grens, maar niettemin een grens, tussen wetenschapskritiek en het in vraag trekken van wetenschappelijkheid op zich. Het probleem is dat vele coronasceptici voortdurend haasje over spelen met die grens, of die grens (bewust) vaag houden. Laat me dit laatste punt even verder verduidelijken aan de hand van een voorbeeld. Ik kan perfect een aanhanger zijn van een constructivistische opvatting over wetenschap. Kort uitgelegd, dan ga ik ervan uit dat wetenschap niet zozeer een onafhankelijke, objectieve werkelijkheid weerspiegelt, als wel dat wetenschappers die werkelijkheid construeren in het uitoefenen van hun métier. Of nog, ik kan uitgaan van het feit dat de moderne, medische wetenschap doordrongen is van allerhande machtstechnologieën en nauw samenhangt met het in stand houden van een biopolitieke orde. Voor beide uitgangspunten zijn valabele en rationele argumenten en tegen-argumenten te geven.
Er wordt echter een schimmig domein betreden wanneer het probleemoplossende karakter en nut van de wetenschap vlakaf wordt ontkend of geminimaliseerd.

Toegepast op de hier gegeven voorbeelden, het is niet omdat medische wetenschap een constructie of als machtsinstrument kan begrepen worden, dat ik het probleemoplossende karakter of nut van die wetenschap niet kan erkennen of bevestigen. Als ik een acute blindedarmontsteking heb, dan zal de medische wetenschap dat probleem hoogstwaarschijnlijk oplossen – ondanks de aard, beperkingen, geschiedenis en biopolitieke dimensies van die wetenschap. Het probleemoplossende karakter van wetenschap hoeft ons niet te beletten om de tekorten van diezelfde wetenschap te blijven benoemen. Maar het is een andere paar mouwen om wetenschappelijkheid in zijn geheel en het concrete nut van wetenschap in twijfel te gaan trekken. Toch is het exact hierrond dat coronasceptici halfslachtig en vaag blijven. Wat op zijn beurt weer de deur opent naar de regelrechte wetenschapsontkenning zoals je die aantreft bij antivaxxers en andere, soortgelijke groepen.

Politieke effecten

Laat me afsluiten met een meer politieke en speculatieve beschouwing. Wie een bepaald publiek discours produceert, positioneert zich willens nillens in een veld van politieke verhoudingen. Eenvoudiger gezegd: of de spreker in kwestie dat nu leuk vindt of niet, ieder publiek spreken sorteert politieke effecten. Wat zijn de politieke effecten van het corona-scepticisme en in welk soort ruimer politiek vertoog schrijft het zich in? Het valt niet te ontkennen dat de rechterzijde van meet af aan een coronasceptisch standpunt heeft gepropageerd. De extreem rechterzijde, vertegenwoordigd door figuren als Trump en Bolsonaro, blonk erin uit vooral géén maatregelen te nemen. Er werd ingezet op herd immunity en een bepaald aantal doden werd als wenselijk beschouwd om ‘de economie’ in het zadel te houden.

Het virus gewoon zijn gang laten gaan betekent in praktijk dat rijkere, geprivilegieerde klassen zichzelf een lockdown en andere sanitaire maatregelen kunnen opleggen en toegang blijven hebben tot hoogwaardige en geprivatiseerde zorg. Werkende klassen hebben die luxe niet en hebben in een dergelijke context geen andere keuze dan zich dagelijks aan besmettingsgevaar bloot te stellen. Dit uit zich ook heel duidelijk in de cijfers. In de VS sterven bijvoorbeeld dubbel zoveel mensen van kleur aan het coronavirus dan witte mensen. Het virus zijn gang laten gaan, komt eigenlijk neer op een biopolitieke vorm van klassenoorlog. Het ent zich ook perfect op een racistische en sociaal-darwinistische logica.

Coronasceptici zijn niet per se rechts, laat staan extreem-rechts. Sommigen onder hen beschouwen zichzelf als links en progressief. Maar het probleem is volgens mij dat hun discours op geen enkele wijze leidt tot een vorm van solidariteit, laat staan een solidariteit met specifieke klassen of groepen in de samenleving. Men heeft het slechts over ‘de vrijheid’ van ‘de burger’, over ‘de mensen’ en ‘het volk’ tegenover ‘de dictatuur’ en ‘de maatregelen’. Maar op die manier ga je volgens mij voorbij aan reële krachtsverhoudingen en uitbuitingsrelaties die moeten benoemd worden om solidariteit vorm te geven. Coronasceptici erkennen dat de huidige situatie veel mensen tot de rand van de afgrond brengt, maar kanaliseren de terechte woede en frustratie daarrond in de richting van een individualistisch, nostalgisch verlangen naar het voorbije normaal en de status quo van weleer. Het is daarom in alle opzichten een burgerlijk discours waarin een brede alliantie van voornamelijk behoudsgezinde krachten zich weet te vinden.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!