25 januari 2021, een bedenkelijk historische dag in onze Vlaamse omroepgeschiedenis. Voor het eerst in zeventig jaar staatstelevisie is er in het zendschema van de openbare omroep plaats voor een fictiereeks van eigen bodem, mét een hoofdrolspeler uit de Afrikaanse diaspora. Anthony Nti, Chingiz Karibekov, Ines Eshun en Soe Nsuki vormen vermoedelijk ook de meest etnisch-cultureel diverse crew die ooit een VRT-reeks creëerde. De laatste verovert als comédienne harten allerlande en maakt in De Shaq ook meteen haar acteerdebuut aan de zijde van hoofdrolspeler Prince K. Appiah: een rijzende ster aan het dun gezaaide firmament van gekleurde acteurs in Vlaanderen. Onbekend, ongezien, maar sinds gisteren teerbemind in Vlaanderen.
De Shaq maakt ons, gekleurde Belgen, zichtbaar zonder klassieke ingrediënten als sociale achterstelling, armoede en criminaliteit te combineren tot een cocktail van tragiek, zoals we dat in het verleden wel vaker zagen. Appiah vertolkt als Shaq de rol van een personal trainer die zijn zaakjes voor mekaar heeft, met zijn vriendin een rustig, gemiddeld leven leidt, en op die manier geenszins beantwoordt aan het stereotype van de onaangepaste inwijkeling. Een uitzondering? Een uitzonderlijke bevestiging van de regel, zeg ik u.
De serie maakt ruimte voor levendige gekleurde personages in een hoedanigheid die heel wat kijkers allicht vreemd zal zijn. Tegelijkertijd ontkennen de makers niet dat het leven van een gekleurde Belg een draaiboek aan onzinnige situaties kent, die meer dan eens hun oorsprong vinden in aloude vooroordelen en misvattingen.
Dat bewijst de centrale premisse van dit komische moordmysterie: Marnix (Bart Hollanders) veronderstelt dat zijn zakenpartner Shaq wel weet hoe je een lijk doet verdwijnen of op zijn beurt wel ongure figuren kent die hem daarbij kunnen helpen. Helaas, Marnix vangt bot. Zwarte mannen zijn niet noodzakelijk zware mannen. Of dat grappig is? In wezen niet, maar in De Shaq wordt het grappig omdat de komische noot de absurditeit van zulke denkbeelden dusdanig uitvergroot dat de kijker vanop afstand niet anders kan dan aanschouwen hoe onzinnig het is om de enige zwarte man in de straat van sluikstort te beschuldigen.
In die zin weten de makers ook een vergrootglas op de locus van die vooroordelen te leggen, door onze witte medemens alsnog op de korrel te nemen. Alleen zijn Marnix, Carinne (Isabelle van Hecke) en consorten overduidelijk karikaturen van de witte onschuld, onwetendheid en onwil die hen wordt toegeschreven. Het gebrek aan subtiliteit maakt het enerzijds luchtig, maar stelt de witte kijker anderzijds ook in staat om zich te onttrekken aan enige identificatie of zelfreflectie.
Het is een luxe die gekleurde Belgen zelden hebben gekend en daar zien de regisseurs misschien toch iets over het hoofd: in hun lofwaardige poging om te tonen hoe zwarte individuen elke dag in deze samenleving manoeuvreren, reproduceren ze met deze luchtige minireeks wel de bestaande verhoudingen en bijbehorende misvattingen.
Al is dat ook precies wat De Shaq zo waardevol maakt: zij die zich nooit eerder konden herkennen in Vlaamse televisiepersonages, zien facetten van hun realiteit plots aardig dichtbij tot leven komen in de vertolking van hun nieuwe helden. Terwijl de meerderheid van televisiekijkend Vlaanderen misschien voor het eerst in lange tijd ongemakkelijk toekijkt hoe Olive wederom moet uitleggen dat ze wel degelijk Nederlands spreekt. Want Carinne mag dan wel een karikatuur zijn: ‘Hello can I help you’ is dat helaas niet.