L’Hôpital verscheen in 1990, zonder veel succes. In 2012 werd het boek heruitgegeven, dit maal met veel aandacht en lovende kritieken. Deze enige roman van Ahmed Bouanani werd pas in 2020 in het Nederlands vertaald door Hester Tollenaar. De personages net als de ik-persoon in dit korte verhaal zijn fictief, maar de gelijkenis met zijn persoonlijke leven zijn overduidelijk. Het verhaal situeert Bouanani in de jaren 1987-1989.
De ik-persoon laat zich vrijwillig opnemen in een gesloten instelling voor zwaar zieken. Hij legt niet uit over welke ziekte (of ziektes) het gaat, schrijft zijn dagelijkse ervaringen op, denkt na over de dood, over de zin van het leven. Zijn medepatiënten vinden het maar niks dat hij alles zit op te schrijven voor “dat boek over ons”. Je zit letterlijk mee te lezen met een werk in wording, wanneer hij schrijft dat hij aan het “herlezen” is wat hij al op papier heeft gezet.
Hester Tollenaar legt in haar nawoord uit dat Bouanani in 1967, twintig jaar voor hij dit boek schreef, werd opgenomen voor de behandeling van tuberculose. In een brief aan zijn vrouw schreef hij toen over de dagelijkse routine, de verveling, die teveel tijd liet om na te denken. “Deze zondag heb ik geen woord op papier kunnen krijgen.” Jaren later verwerkte hij dit wedervaren tot De kliniek.
Een productief schrijver was Bouanani niet. Zijn creatieve energie ging vooral naar het maken van films, naar poëzie en naar tekenen – want ook daar had hij talent voor. Meest bekend van zijn hand is de film Le Mirage (1980). De Kliniek bewijst dat hij ook een getalenteerd schrijver was die een verhaal kon vertellen.
Bouanani groeide op tijdens het Franse protectoraat en maakte het begin van de Marokkaanse onafhankelijkheid mee op 22-jarige leeftijd. Op school had hij nooit zijn echte moedertaal geleerd. Hij schreef daarom in het Frans “waarover hij gemengde gevoelens had”.
De Kliniek is meer dan zomaar een verhaal over gewone mensen die worstelen met hun leven achter gesloten deuren, zonder uitzicht op een echte genezing. Bouanani neemt hun taalgebruik over, compleet met overdreven, soms vulgaire uitlatingen, maar doet dat met respect.
Alles draait in deze kleine microkosmos om overleven, zolang mogelijk, tegen beter weten in. Zieke mensen verwijten andere zieke mensen dat ze de feiten niet willen onder ogen zien: jij zult niet genezen. Tegelijk ontkennen ze dat voor zichzelf …
Dingen die een mens anders zo vanzelfsprekend vindt, krijgen mythische dimensies: het ruisen van de zee vlakbij, het geroezemoes van de mensen buiten de instelling, een radio die aanstaat. Deze mensen weten dat ze niet meer naar die wereld teruggaan.
Hun dagritme ligt vast en wordt niet door henzelf bepaald, elke dag is een kopie van de vorige. Tussendoor heeft Ahmed Bouanani – de ik-figuur – het ook over de Franse literatuur die hij goed blijkt te kennen. Schrijven doet hij weliswaar alleen in zijn heldere momenten, wanneer hij zijn koortsige nachtmerries beschrijft, onder de permanente druk van een alles overheersende angst voor de dood. In die dromen mengt hij fictieve figuren met de echte mensen rondom hem.
Je kan dit boek lezen als een metafoor voor het leven in de maatschappij waar alles wordt gecontroleerd, alles netjes afgelijnd is, waar je alleen mag zijn wat men je oplegt te zijn, wanneer en wat je mag zeggen of doen. Bouanani werd door de Marokkaanse overheid niet bepaald geapprecieerd.
Zonder meer een mooi boek dat onterecht zo lang werd genegeerd. Uitgeverij Jurgen Maas heeft met De Kliniek opnieuw een pareltje van literatuur uit Noord-Afrika gepubliceerd.
Ahmed Bouanani. De Kliniek. Jurgen Maas, Amsterdam, 2020. 130 pp. ISBN 978 94 91921 78 0 (verdeling in België door epo.be)
De film Le Mirage (1980) van Ahmed Bouanani staat volledig op YouTube (1’37” – Arabisch, Engelse ondertitels):