Xi_Jinping
Boekrecensie -

Felrood China

"China is niet langer communistisch. Het gerucht heeft zich verspreid alsof het een feit is. Maar zou dat niet het grootste misverstand van onze tijd zijn?" Deze zo wijdverspreide veronderstelling was de aanleiding tot het boek Rouge vif, l'idéal communiste chinois (Felrood, het Chinese communistische ideaal), een essay vanAlice Ekman (Editions de l'Observatoire, februari 2020, 224 pagina's).

woensdag 23 december 2020 09:37
Spread the love

De auteur is analist, verantwoordelijk voor Azië bij het European Union Institute for Security Studies (EUISS) (Instituut voor veiligheidsstudies van de Europese Unie), het agentschap van de Europese Unie opgericht in 2002 en verantwoordelijk voor de analyse van vraagstukken op het gebied van het buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid. Het dient om de EU en haar lidstaten bij te staan bij de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en defensiebeleid. Het hoofdkantoor is gevestigd in Parijs, met een verbindingsbureau in Brussel.

Ik vind het boek interessant omdat het ons een idee geeft van de visie waarmee Europese leiders worden gevraagd naar China te kijken. De kernboodschap van het boek kan als volgt worden samengevat: neem de Chinese Communistische Partij ernstig!

Na een vrij lange inleiding – die dient als synthese voor de gehaaste lezers – volgt een deel met “10 vaststellingen over China vandaag” en een deel over “de gevolgen voor China en de wereld van morgen”.

Deze boekbespreking brengt in een eerste deel een samenvatting van de standpunten van de auteur, in een tweede deel gevolgd door enkele kritische opmerkingen .

 Een hybride systeem

Het is moeilijk om het politieke en economische systeem van China nauwkeurig te beschrijven, omdat het het product is van meerdere en tegenstrijdige invloeden, zegt Ekman. Het is zeker een hybride systeem, een mengeling van prerevolutionaire, revolutionaire, Sovjet, maoïstische, pragmatische, nationalistische, kapitalistische erfenissen… waar staatsbedrijven en particulier ondernemerschap, een economie onder toezicht van de Chinese Communistische Partij (CCP) en vrijhandelszones naast elkaar bestaan. Niet alleen heeft China zijn communistische identiteit nooit de rug toegekeerd sinds het tijdperk van de hervormingen en openheid in 1978, maar met de komst van Xi Jinping aan de macht, keert het land ernaar terug.

Xi Jinping wordt in november 2012 benoemd tot partijleider. Voor buitenlandse waarnemers is het niet duidelijk of Xi Jinping conservatief of hervormingsgezind van aard zal zijn. Zeven jaar later blijkt de man autoritairder en een sterkere persoonlijkheid dan verwacht.

Tekenen van politieke heroriëntatie en de “rode” oriëntatie van het presidentschap van Xi Jinping kwamen al vroeg in zijn ambtstermijn naar voren. De zogenaamde “anticorruptie”-beweging, die werd gelanceerd zodra hij aan de macht kwam, was veel langer en strenger dan verwacht. In de loop der jaren zijn de omvang, de rigiditeit en de hardheid van de straffen een massief instrument voor politieke en ideologische herschikking gebleken. Het einde van de anticorruptiecampagne is nog steeds niet aangekondigd.

De hervorming van de staatsbedrijven en de oprichting van modelvrijhandelszones hebben niet geleid tot een proces van liberalisering van de economie. Meer in het algemeen is de aanwezigheid van de partij in de economie versterkt. De partij is alomtegenwoordig in bijna elke instelling van het land.

Het 19e congres in oktober 2017 markeert een nieuwe fase in de versterking van de macht van Xi Jinping en de CCP. In juni 2013 lanceerde de partij een opvoedingscampagne om de “massalijn van de partij”, die in het kader van de anticorruptiebeweging is uitgebreid en verruimd, in praktijk te brengen. In 2019 werd een nieuwe opvoedingscampagne gelanceerd om de 90 miljoen partijleden en vooral de kaders de “de gedachte van Xi Jinping over het socialisme met Chinese kenmerken voor een nieuw tijdperk” bij te brengen.

In het licht van deze campagnes lijkt het presidentschap van Xi Jinping duidelijk door het maoïsme geïnspireerd. Xi Jinping zelf claimt deze inspiratie.

Marxisme 2.0

Het China van vandaag haalt niet alleen zijn invloeden en oriëntatiepunten uit belangrijke elementen in het maoïsme, maar beroept zich ook, luid en duidelijk, op het marxisme. Sinds 2013 hebben we Xi Jinping marxistisch-leninistische taal en door de Koude Oorlog geïnspireerde uitdrukkingen horen gebruiken, zoals “vijandige Westerse krachten”, “democratische volksdictatuur” en “massalijn”.

Voor Xi Jinping gaat het erom het marxisme te vernieuwen, door volop de instrumenten van zijn tijd te integreren en vooral nieuwe technologieën te gebruiken in de concrete toepassing ervan – een “marxisme 2.0” in zekere zin. Voor hem is het marxisme een theorie die gebaseerd is op de praktijk en die zich kan aanpassen aan veranderingen in de context en de moderniteit. Het is een open theorie die voortdurend in ontwikkeling is, maar ook een proces van “sinisering van het marxisme”, een proces dat al begonnen is met Mao en waarvan Xi Jinping op dit moment de continuïteit waarborgt.

Ekman stelt de wijdverspreide veronderstelling aan de orde, die sommige waarnemers ertoe brengt om weinig aandacht te besteden aan presidentiële verklaringen, dat Xi Jinping dit “rode” jargon gebruikt voor strikt politieke doeleinden, om zijn eigen macht te consolideren, zonder er zelf in te geloven. Maar gezien de frequentie en de vurigheid (“bijna religieus”, zegt ze) waarmee hij het gebruikt, is het moeilijk aan te nemen dat dit puur politiek cynisme is. Vandaag wijst niets erop dat de Chinese president niet gelooft in deze retoriek, die hij vaker gebruikt dan zijn voorganger (Hu Jintao).

De opleiding van CCP-kaders benadrukt altijd de marxistisch-leninistische ideologie en de legitimiteit en centrale positie van de partij. De promotie van CCP-kaders is mede afhankelijk van hun “ideologische zuiverheid”.

 Sovjet- en maoïstische erfenis

De geestdrift voor het “socialisme met Chinese kenmerken” is stevig verankerd in de elite van de partij.

Sinds de komst van Deng Xiaoping wordt vaak gedacht dat China uitsluitend pragmatisch is, dat het alle ideologische aspiraties heeft verloren en dat verwijzingen naar Marx in toespraken slechts façade-overtuigingen zijn. Maar dit is in werkelijkheid niet het geval, althans niet op het niveau van de leiding en een groot aantal partijkaders.

Terwijl de Chinese diplomatie pragmatisch is in de uitvoering van de oriëntaties van het buitenlands beleid, worden dezelfde aspiraties deels gemotiveerd door bepaalde ideologische overwegingen, een bijzondere visie op de wereld gevormd door de Sovjet- en maoïstische erfenis.

Ekman noemt drie ontwikkelingen die zonder meer duidelijk maken dat China een specifiek politiek en economisch systeem in de wereld wil bevorderen, gebaseerd op zijn nationale systeem. Hoewel de officiële communicatie verkiest het gebruik van de term “model” te vermijden, omdat het waarschijnlijk sterke tegenstand zal oproepen, brengt het onomwonden de “ervaring” of de “Chinese oplossing” voor de wereld naar voren.

Ten tweede bevordert de Chinese diplomatie een reeks acties die een groep landen ertoe aanzet de Chinese weg van economische ontwikkeling en politiek en sociaal bestuur van China te volgen, bijvoorbeeld door een toenemend aantal opleidingsprogramma’s voor hoge ambtenaren en andere professionals uit ontwikkelingslanden aan te bieden.

Ten derde heeft China een reeks concrete projecten in het buitenland opgezet – met name op het gebied van infrastructuur (industriegebieden/zones, “smart cities”, stadshavencomplexen, enz.) – die direct geïnspireerd zijn door de manier van structureren en plannen van het Chinese grondgebied.

Bipolarisatie van de wereld

In deze context, zo merkt Ekman op, lijkt een bipolarisatie van de wereld mogelijk, met enerzijds de bondgenoten van de Verenigde Staten en anderzijds de “vrienden van China”. Deze bipolarisatie wordt al overwogen door de Chinese leiders, die anticiperen op een lange periode van ‘samenwerking en conflict’ tussen twee verschillende politieke systemen: “socialisme” aan de ene kant en “kapitalisme” aan de andere kant.

Ongeacht de labels die iedereen erop plakt, deze bipolarisatie ontstaat al in een context van langdurige handelsspanningen tussen de Verenigde Staten en China. Hoewel de Chinese en Amerikaanse economieën vandaag nog steeds sterk van elkaar afhankelijk zijn, zou er op de lange termijn een duidelijkere “ontkoppeling” van de twee economieën kunnen komen, aangezien de verschillen niet alleen commercieel zijn, maar ook technologisch, politiek en ideologisch …

De CCP blijft zichzelf zien als voortdurend in strijd met het liberale Westen, en meer dan ooit als de primaire verdediger van een heroplevend socialisme tegenover een tanend kapitalisme.

Op de vraag “Is China nog steeds communistisch?” antwoordt Ekman: Het zou verkeerd zijn om te denken dat er in 1978 een belangrijke breuk was. Niet alleen heeft China nooit opgehouden te beweren dat het communistisch is, maar het lijkt erop dat deze beweringen de laatste jaren zijn versterkt ten opzichte van de opeenvolgende beweringen sinds 1978 en het tijdperk van hervormingen en openheid onder Deng Xiaoping.

Ten eerste is er de beslissende komst van Xi Jinping aan de macht. Dan is er de wil van de partij om aan de macht te blijven. En ten derde, de consolidatie van de status van het land als economische macht, aangezien China de op één na grootste economie ter wereld is geworden. Waardoor de trots op het vaderland maar ook op het communisme bij de Chinese leiders werd geconsolideerd.

10 vaststellingen

Het tweede deel van het boek bestaat uit tien vaststellingen, ondersteund door citaten en voorbeelden.

Vaststelling 1: Sinds 1978 hebben de opeenvolgende leiders nooit de communistische identiteit van het Chinese politieke systeem ontkend.

Van alle ambtenaren die ik in de afgelopen jaren heb ontmoet, zegt Ekman, heeft niet één de term “communisme” verworpen omdat hij het verouderd, voorbijgestreefd of irrelevant zou vinden. De CCP is van mening dat China zich nog steeds in de eerste fase van het socialisme bevindt en zich zeker in de richting van het communisme moet blijven bewegen.

Xi Jinping maakte van de USSR een tegenvoorbeeld tijdens zijn eerste tournee in het zuiden van het land in december 2019: De ineenstorting van de Sovjet-Unie vond plaats, volgens hem, omdat niemand “mans genoeg” was om Gorbatsjov te confronteren en omdat de partijleden de ideologische fundamenten van het regime verwaarloosden.

Hij maakte van de gelegenheid gebruik om een “waarschuwing” te geven en riep zijn medeburgers op om de leer van Mao, Lenin en Stalin nooit te vergeten. In 2013 riep Xi Jinping de partijkaders op om de “Resolutie over bepaalde kwesties in de geschiedenis van onze partij sinds de oprichting van de Volksrepubliek China” te herlezen. Deze resolutie, die in 1981 werd aangenomen, veroordeelde de “ernstige fouten” van de Culturele Revolutie, maar riep op om een onderscheid te maken tussen deze fouten en het Denken van Mao Zedong, het marxisme-leninisme dat werd ontwikkeld en toegepast in China.

Vaststelling 2: De fundamenten van het communistische bestuur zijn nooit verdwenen.

De CCP stond sinds 1949 altijd centraal in het politieke systeem. Ze heeft ongetwijfeld een groot aanpassingsvermogen getoond sinds haar oprichting, vooral sinds 2001, toen Jiang Zemin ondernemers en andere actoren uit de particuliere sector toestond om partijlid te worden. Maar hoewel de CCP tot op zekere hoogte een afspiegeling is van een bevolking die in de loop der jaren diverser is geworden, werd haar monopolie nooit ontkend.

Er is een duidelijke hiërarchie tussen de partij en de overheidsinstellingen, en een partijorganisatie is aanwezig in bijna alle instellingen in het land die nauw of op afstand verbonden zijn met de regering. In de afgelopen jaren heeft Xi Jinping de centrale rol van de partij versterkt en de alomtegenwoordigheid van de partij in alle aangelegenheden van de staat en de samenleving opnieuw bevestigd.

Vaststelling 3: De rol van de partij in de economie is versterkt.

Aan het begin van het voorzitterschap van Xi Jinping was er, parallel aan het streven naar politieke stabiliteit, de wens om het tempo van de economische hervormingen op te voeren, ten gunste van een vermindering van de overheidsinterventie in de economie en de versterking van de bijdrage van de particuliere sector aan de economische groei. Dit zou onder meer betekenen dat de monopoliepositie van meer dan honderdtwintig grote staatsgroepen ter discussie wordt gesteld, dat de controle van de staat over de rentetarieven aanzienlijk wordt verminderd, dat de prijzen van bepaalde grondstoffen worden aangepast om meer rekening te houden met vraag en aanbod, enz.

Zeven jaar later heeft niet alleen de private sector geen terrein gewonnen in vergelijking met de publieke sector, maar is de macht van de partij versterkt in de bedrijven, zowel in de publieke als in de private sector, in de vorm van cellen, die politieke en ideologische studiesessies organiseren, evenals bijeenkomsten voor kritiek en zelfkritiek en prestatie-evaluatie. De aanwerving, bevordering en het ontslag van topkaders van grote staatsbedrijven staan onder toezicht van de partij. In het algemeen valideert de partij alle belangrijke beslissingen over het menselijk potentieel, maar ook over de nationale en internationale strategie van overheidsbedrijven.

De term “socialistische markteconomie” wordt nog steeds gebruikt. In 2016 weigerde de Europese Unie China de status van “markteconomie” te verlenen, voordat de Verenigde Staten dat het jaar daarop deden.

In het licht van deze elementen moet het argument dat China zich heeft bekeerd tot economisch liberalisme, dat meestal wordt aangevoerd om te beweren dat China helemaal niet meer socialistisch is, worden genuanceerd, schrijft Ekman. Zeker, sinds het tijdperk van Deng Xiaoping is het mogelijk om zaken te doen in China. Toegegeven, de economische hervormingen die al in 1978 werden doorgevoerd, maakten strikt genomen een einde aan de maoïstische collectivisering. De banksector blijft echter vrijwel volledig in handen van de staat, privébezit bestaat, maar het gaat niet om grondbezit, dat collectief blijft. En de economie is nog steeds gepland. De rol van de partij en de staat in de economie is altijd sterk gebleven en is versterkt sinds Xi Jinping het voorzitterschap heeft overgenomen.

Staatsbedrijven blijven de grootste directe investeerders in het buitenland en spelen een belangrijke rol in de nationale economie. Het gewicht van de staatsbedrijven is sinds 2013 niet noemenswaardig veranderd. Zij blijven dominant in industrieën die als strategisch worden beschouwd (defensie, energie, telecommunicatie, vervoer), waar staatsbedrijven 90 % van de inkomsten voor hun rekening nemen. Zij zijn goed voor meer dan 50 % procent van de inkomsten in de categorie van de industrieën die als “pijlers” worden beschouwd (auto, chemie, bouw, elektronica, technologie, staal). Kortom, de rol van de partij in de economie blijft centraal en onafhankelijk van de kapitaalstructuur van ondernemingen.

Ekman zegt dat de partijkaders in informele gesprekken en uitwisselingen verklaarden dat Deng Xiaoping’s tijdperk van hervorming en openheid een noodzakelijke “omweg” was via het kapitalisme, gezien de staat van armoede waarin het land toen verkeerde, maar dat deze omweg slechts tijdelijk was, om het land geleidelijk aan weer op het spoor van het socialisme te zetten.

Vaststelling 4: De propagandamethodes blijven een Sovjet en Maoïstische erfenis.

Verwijzingen naar het marxisme en het leninisme zijn alomtegenwoordig in de officiële communicatie. Het jargon is zodanig, roept Ekman uit, dat “sommige zinnen kunnen verbazen en totaal anachronistisch lijken. Bijvoorbeeld (…), in oktober 2017 verklaarde Xi Jinping voor het XIXe Congres : “China is een socialistische staat met een democratische volksdictatuur, geleid door de arbeidersklasse en gebaseerd op de alliantie van arbeiders en boeren. “(…) Hij verwijst ook naar “de revolutionaire strijd”.

Vanaf 2015 versterkt de Chinese president het monopolie van de CCP met kracht en snelheid, door het toezicht van de partij op de media te consolideren, met name door de versterking van de censuur en, parallel daaraan, de productie van pro-CCP en pro-Xi Jinping inhoud, schrijft Ekman, die ook verwijst naar de alomtegenwoordigheid van Xi Jinping en de verspreiding van zijn ideeën (bijvoorbeeld zijn boek The Governance of China,om te concluderen dat de consolidatie van de macht van Xi Jinping zich geleidelijk aan heeft vertaald in een personencultus.

Vaststelling 5: Partijkaders volgen sessies van kritiek en zelfkritiek en “opvoedingscampagnes”.

Onder Xi Jinping werd ‘ideologische reframing’ een centraal proces van Partijactie, met methoden die in veel gevallen lijken op die van het Mao-tijdperk. Als onderdeel van de anticorruptie en “rectificatie van de stijl van de kaders” campagne worden bijvoorbeeld kritiek- en zelfkritieksessies in het bijzijn van andere kameraden aangemoedigd.

De anticorruptiecampagne die Xi in 2013 startte, maakt deel uit van het streven naar het versterken van de politieke en ideologische discipline binnen de partij. Meer dan een miljoen ambtenaren werden gesanctioneerd in de periode 2013-2017 en de campagne wordt verder uitgebreid op het Chinese grondgebied , maar ook meer en meer in het buitenland, door middel van een operatie die de naam “Jacht op tijgers en vliegen” kreeg, die een aanzienlijk aantal kaderleden van centrale en lokale overheden en staatsbedrijven treft, evenals hooggeplaatste CCP leden. Het doel was om de discipline onder de partijleden te versterken en de partij dichter bij de massa’s te brengen.

In januari 2019 werd een nieuwe “opvoedingscampagne” gestart om de leden van de Partij (Ekman gebruikt hier de term “massa’s”) op te voeden over onderwerpen die voor de Partij als prioritair worden beschouwd. Er wordt onder andere aan de kaders gevraagd de grondwet, de regels en de belangrijkste toespraken van de leiders opnieuw te bestuderen en zich volledig te houden aan de eisen van het partijgedrag. Er moet worden opgemerkt, zegt Ekman, dat hoe hoger de verantwoordelijkheden, hoe meer het kader van de partij onderhevig is aan sterk politiek en ideologisch toezicht en bijsturing. Ekman heeft het over ‘gewelddadige uitspraken’ en geweld tegen dissidenten, waarbij zij verwijst naar het geval van Liu Xiaobo, zonder te veel in detail te treden, en over ‘gedwongen bekentenissen’.

Vaststelling 6: De PCC heeft nog steeds als doel het dagelijks leven van individuen te sturen.

De CCP is alomtegenwoordig in het dagelijks leven van individuen op school, op de universiteit en in het beroepsleven, en organiseert sportieve, culturele en sociale activiteiten. Op lokaal niveau zijn er “bewonerscomités”, afgeleid van de “wijkcomités”, die de slogans van de Partij onder de bewoners verspreiden en informatie over hen verzamelen. Onder Xi Jinping werd de lokale aanwezigheid van de partij versterkt. In een verslag aan het 19e Congres zei hij dat “de cellen van de Partij hun taken die erin bestaan de partijleden op te voeden, te sturen en te controleren en het organiseren, bewust maken, zich verbinden met en dienen van de massa’s, goed te vervullen. Ondertussen moeten ze de partijleden aanmoedigen om hun rol te spelen als voorhoede en als model”.

De auteur benadrukt het aspect van controle, met name door massale investeringen in nieuwe technologieën (videobewaking, gezichtsherkenning, big data).

Sinds 2016 experimenteert de overheid met een nieuw systeem dat “sociaal krediet” heet en dat individuen en bedrijven beoordeelt op basis van de informatie die ze online achterlaten.

Ten slotte is er een nieuwe wet aangenomen om het toezicht en de controle op de activiteiten van buitenlandse en lokale ngo’s die met hen samenwerken, uit te breiden.

Vaststelling 7: De Partij gebruikt kunst en cultuur als een promotiemiddel

Ekman citeert Xi Jinping: “Er zijn mensen die geobsedeerd zijn door wat ze “kunst omwille van de kunst” noemen… die zich distantiëren van de massa’s en van de realiteit. …Kunst moet de goedkeuring van het volk krijgen, zinloos artistiek werk dat losstaat van de werkelijkheid en egoïstische zelfproclamatie is niet aanvaardbaar.”

De Partij moedigt kunstenaars aan om dichter bij het volk te komen, om tussen de mensen te leven.

Vaststelling 8: De partij houdt toezicht op scholen en universiteiten

Met de komst van Xi Jinping hebben de universiteiten meer ruimte moeten maken in hun curricula voor het onderwijs van het marxisme-leninisme en zijn ze verplicht de bibliografieën van hun cursussen die verwijzingen naar westerse teksten zouden bevatten te laten goedkeuren.

De oprichting van denktanks wordt aangemoedigd, terwijl een groeiend aantal onderzoeksinstellingen die de officiële politieke lijn niet volgen, gedwongen zijn hun werk te staken, zoals het Unirule Institute of Economics, een liberale denktank.

Vaststelling 9: Het marxistisch “geloof” is onverenigbaar met de praktijk van een religie.

De CCP is altijd kritisch geweest ten aanzien van religies en erkent officieel slechts vijf religies op zijn grondgebied: boeddhisme, taoïsme, katholicisme, protestantisme en islam.

De partij beschouwt met name het christendom als een potentiële plaats van samenwerking tussen “vijandige westerse krachten” en destabiliserende lokale individuen, schrijft Ekman. Op het niveau van de islam noemt ze de kampen of heropvoedingscentra waar “enkele honderdduizenden” moslims (Oeigoeren) worden vastgehouden. Aan de boeddhistische kant is er natuurlijk het probleem met de Dalai Lama.

Een van de redenen waarom de partij religies met argwaan bekijkt, is dat zij zich zorgen maakt over vermeende banden met separatistische of terroristische bewegingen.

In feite blijft het vandaag verboden voor CCP-leden om zich bij eender welke religie aan te sluiten. Het lidmaatschap van de partij is formeel onverenigbaar met elke religieuze praktijk en elk beroep op bijgeloof.

Maar, zegt Ekman, vaak is er een analogie tussen communisme en geloof in de CCP-communicatie; Mao zelf gebruikte de term “geloof” in zijn toespraken, en de uitspraken van de huidige president liggen in dezelfde lijn. Ekman vraagt zich af of het marxisme in China onder Xi Jinping niet fungeert als religieuze doctrine?

Vaststelling 10: Communistische en maoïstische symbolen zijn nog steeds aanwezig.

Ekman merkt op dat de hamer en sikkel nog steeds duidelijk zichtbaar zijn op de visitekaartjes van de partijfunctionarissen, dat de term “kameraad” nog steeds gebruikt wordt binnen de partij, etc. Daarnaast volgen leiders en hooggeplaatste functionarissen een bepaalde dresscode, die zowel op het sovjet- als op het maoïstische model is geïnspireerd, dragen jonge pioniers nog steeds de rode sjaal… de beeltenis van Mao Zedong staat nog steeds op alle bankbiljetten, zijn standbeeld staat op vele openbare plaatsen.

Gevolgen voor China en de wereld van morgen

Dit derde deel opent met terug te keren naar de alomtegenwoordige en machtige CCP, met de vermelding dat het aantal leden blijft stijgen: In 2018 heeft ze meer dan 2 miljoen nieuwe leden gerekruteerd, 72.000 meer dan in 2017. Waaronder vele jongeren: 80 % van deze nieuwe rekruten zijn 35 jaar of jonger. Van de huidige 90 miljoen leden (in 1949 waren het er 5 miljoen) is meer dan een derde geboren in de jaren tachtig en negentig. Parallel aan de brede werving van jonge leden wordt ook de nadruk gelegd op de vorming van potentiële jonge kaders. Bovendien heeft de partij de regels voor de aanwerving verzwaard om haar “kwaliteit” te behouden.

Zeker, sinds Jiang Zemin vanaf 2001 ondernemers en “elementen” die traditioneel als “bourgeois” worden beschouwd, toestond zich bij de Partij aan te sluiten, heeft Xi Jinping getracht ervoor te zorgen dat de Partij die van de sociaal-professionele categorieën blijft die traditioneel het “proletariaat” vormen. Bovendien is de lange levensduur van de partij niet afhankelijk van één man.

Tot dusver heeft de relatieve vertraging van de economische groei niet geleid tot plannen voor beleidshervormingen. Integendeel, voor de CCP is politieke stabiliteit een onmisbare voorwaarde voor economische groei. De partij streeft ernaar de opkomst van de economie te ondersteunen en over te stappen van een groeimodel dat gebaseerd is op export en investeringen naar een groeistrategie die gebaseerd is op binnenlandse consumptie, innovatie en een beter gebruik van interne financiële middelen.

In de ogen van de leiders kunnen aanpassingen, of zelfs tegenstrijdigheden, worden getolereerd, zolang ze het mogelijk maken het dubbel doel van economische ontwikkeling en het behoud van de ene partij te bereiken.

Ekman is van mening dat de anticorruptiecampagne een algemeen gevoel van angst in de partij en vervolgens in het hele ambtenarenapparaat heeft geïnstalleerd. Met name de kaders vrezen een onderzoek door de strenge centrale tuchtcommissie. De campagne neigt er echter toe de besluitvorming te vertragen en een zekere immobiliteit in stand te houden.

Op economisch niveau is het aannemelijker dat de regering de aanwezigheid en de rol van de partij zal blijven versterken. De door Ekman geïnterviewde kaders zijn het erover eens dat elementen van kapitalistische openheid noodzakelijk waren, maar dat kapitalisme geenszins een doel op zich is. Integendeel, het is nu tijd om ons ervan af te keren en te streven naar een systeem dat superieur is aan het kapitalisme.

In januari 2013 verklaarde Xi Jinping aan de leden van het Centraal Comité: “Het socialisme zal lange tijd – in zijn primaire fase – bestaan naast een productiever en ontwikkeld kapitalistisch systeem. … mensen zullen de krachten van de westerse, ontwikkelde landen gebruiken om de socialistische ontwikkeling van ons land te veroordelen. Hier zullen we grote strategische vastberadenheid moeten tonen en alle valse argumenten die ons vertellen dat we het socialisme moeten laten varen, resoluut moeten verwerpen. “Er wordt systematisch gereageerd op kritiek op China door westerse landen, bijvoorbeeld wat de mensenrechten betreft.

De tijd dat China revolutionaire en nationale bevrijdingsbewegingen in Azië en andere delen van de wereld steunde is duidelijk voorbij. De CCP onderhoudt al tientallen jaren betrekkingen met een verscheidenheid aan buitenlandse politieke partijen en lijkt door deze diversificatie zijn nationale belangen op pragmatische wijze te willen verdedigen, in plaats van de internationale socialistische revolutie te bevorderen. Dit betekent echter niet dat de internationalistische dimensie van het buitenlands beleid is verdwenen.

Concepten en initiatieven zoals “gemeenschap van staten met gelijke lotsbestemming” of “nieuwe zijderoutes” moeten worden begrepen in dit internationalistische kader waar de termen “onafhankelijkheid” en “vreedzame ontwikkeling” sleutelwoorden zijn.

Pragmatisch buitenlands beleid

Het Chinese buitenlands beleid wordt vaak omschreven als pragmatisch. Maar pragmatisme betekent niet een totale afwezigheid van ideologie. Ekman herinnert eraan dat het verband tussen nationalisme, patriottisme en internationalisme altijd heeft bestaan sinds de oprichting van de Volksrepubliek China.

Het lijdt geen twijfel, zegt Ekman, dat er onder Xi Jinping een sterke politieke wil bestaat om in het buitenland een alternatief politiek en economisch systeem voor het liberalisme te bevorderen, geïnspireerd op zijn eigen systeem. Dit komt onder meer tot uiting in het organiseren van seminaries en opleidingen over uiteenlopende onderwerpen, waarvoor buitenlandse functionarissen, in brede zin, worden uitgenodigd. Dat gezegd hebbende, geeft de auteur toe, is de promotie van trainingsprogramma’s in het buitenland niet uniek voor China. Bijna elke diplomatie die het zich kan veroorloven, heeft opleidingsprogramma’s aangeboden aan ontwikkelingslanden. Deze dynamiek is echter relatief nieuw voor China. Maar terwijl Chinese ambtenaren lange tijd vormingsprogramma’s hebben gevolgd die door het buitenland werden aangeboden, is het nu China die opleidingen geeft.

Onder het voorzitterschap van Xi Jinping heeft de Chinese diplomatie ook veel geïnvesteerd in de oprichting en ontwikkeling van bilaterale en multilaterale fora in een groeiend aantal sectoren en is daarmee de belangrijkste organisator van forums ter wereld geworden. Het land is nu het land met de meeste denktanks ter wereld na de Verenigde Staten.

China bevordert in het buitenland een economisch en politiek systeem dat sterk geïnspireerd is op het Chinese systeem door de aanleg van infrastructuur naar het model van het systeem dat het op zijn eigen grondgebied heeft ontwikkeld. Bijvoorbeeld, de inrichting van “economische en commerciële zones”, gebaseerd op een sterke planning en een sterke rol voor de staat, een concentratie van buitenlandse investeringen in specifieke en beperkte geografische gebieden. Meer dan 80 van dergelijke gebieden zijn opgericht of zijn in uitvoering onder het label “New Silk Roads”. Een ander voorbeeld is de “smart cities” (intelligent stadsbeheer).

Beijing wil ook zijn capaciteit versterken om de normen en regels van de internationale economie en politiek te bepalen, door massaal te investeren in multilaterale instellingen en fora (G20, BRICS-top, enz.), maar ook door nieuwe te creëren (Aziatische Investeringsbank voor infrastructuur, enz.).

Binnen de internationale organisaties stelt China geleidelijk aan verschillende belangrijke concepten van het buitenlands beleid in vraag, zoals het “recht om in te grijpen” en de “verantwoordelijkheid om te beschermen”. In het algemeen is China tegen elke regimewisseling.

Vandaag aarzelt China niet langer om zich als referentiepunt te positioneren en zijn idealen buiten zijn grenzen te verdedigen, waarbij het oproept tot een nieuw geostrategisch machtsevenwicht, een relatie van gelijken.

Deze confrontatie tussen politieke systemen, zegt Ekman, wordt ingegeven door de perceptie, die diep geworteld is in de CCP, dat de meerderheid van de westerse landen “vijandige krachten” zijn die de aard van China’s politieke en economische systeem wilden en nog steeds willen veranderen – om het te democratiseren, om het te liberaliseren.

China en Rusland als machtscentrum

Nu de economische, technologische en geostrategische rivaliteit tussen Peking en Washington toeneemt, is het onmiskenbaar dat China niet langer alleen maar probeert zijn status als macht te consolideren en oog om oog, tand om tand tegen de Verenigde Staten te bieden: zij streeft ernaar een groeiend aantal landen en internationale instellingen te verenigen achter haar standpunten, initiatieven en concepten. In deze context zijn China en Rusland veel dichter bij elkaar gekomen en op verschillende niveaus, tot het punt waarop zij nu een belangrijk machtscentrum vormen, dat in staat is een groot aantal internationale kwesties te beïnvloeden tegenover de Westerse pool.

Terwijl China ernaar streeft een zo breed mogelijke groep “vrienden van China” op te bouwen, worden de ontwikkelingslanden en de opkomende landen als prioritaire partners beschouwd. Het probeert zich inderdaad te positioneren als de woordvoerder van de zogenaamde “zwakke”, “kleine” en “slachtoffer” staten van de overheersingen en vernederingen van de grote mogendheden en met hen het systeem van internationale organisaties te hervormen die door de westerse landen zijn opgericht en worden gedomineerd. China benadrukt dat het, in tegenstelling tot de westerse landen, nooit andere landen heeft gekoloniseerd of vernederd.

Hoewel de meerderheid van de West-Europese landen, zegt Ekman, door de CCP als kapitalistische – en dus potentieel vijandige – Westerse landen worden gezien, probeert China sinds de verkiezing van Trump en vooral sinds het begin van de handelsspanningen tussen Peking en Washington door de omstandigheden toenadering te zoeken tot Europa.

Deze poging kan deels worden verklaard door de notie van een “eenheidsfront” gericht op het vormen van een zo breed mogelijk front van partners – inclusief het tolereren van traditioneel (niet-socialistische) vijandelijke landen – om de belangrijkste vijand (de Amerikaanse imperialistische vijand) te verslaan. In de huidige context,” vervolgt Ekman, “is het mogelijk dat China Europa ziet als een partner die zich uiteindelijk op een aantal punten kan verzetten tegen de Verenigde Staten en China zo kan helpen de wereldorde te herstructureren in haar voordeel, waarin de trans-Atlantische alliantie zou worden doorbroken.

Alice Ekman sluit haar boek af met een verwijzing naar de steeds ideologischer wordende dimensie van de concurrentie tussen China en de Verenigde Staten. “Het einde van de geschiedenis”, zegt ze, blijft voor de Chinese leiders marxistisch geïnspireerd, dat wil zeggen dat ze streven naar een communistisch ideaal, heel anders dan het einde van de geschiedenis dat de overwinning van de democratieën zou zien, zoals Francis Fukuyama dat voor ogen stond.

Want, 2049 is niet alleen de streefdatum die de CCP heeft vastgesteld om het land op alle gebieden als wereldleider te positioneren, maar ook om politiek en ideologisch gezien de referentiemacht te worden.

Helder rood of rood alarm? 

Zoals ik in het begin al zei, haar boek lijkt me interessant omdat het ons een idee geeft van de visie waarmee de Europese leiders worden uitgenodigd om naar China te kijken. Gezien de argumenten die erin zijn ontwikkeld, had het boek echter net zo goed als titel Het China van Xi Jinping, rood alarm, kunnen hebben, met een geur van impliciet wantrouwen.

De auteur laat zien hoe China een land blijft dat op alle niveaus wordt geregeerd door een authentieke communistische partij, onafgezien van de marktelementen en het privébezit in de Chinese economie:

Ondanks de economische opening van 1978, de internationalisering van staatsbedrijven en het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met westerse mogendheden, blijft China trouw aan zijn rode wortels, schrijft Ekman. En ze voegt eraan toe: “De CCP infiltreert elke dag in alle lagen van de samenleving (…) en streeft ernaar deze invloed internationaal uit te breiden. (…) China wil zich opwerpen als referentiemacht (…) om op een dag de “ultieme verdwijning van het kapitalisme en de uiteindelijke overwinning van het socialisme” te bereiken.

Laten we meteen opmerken dat Ekman nergens aantoont dat China zich probeert op te dringen. Het is veeleer een land dat zeker assertiever is geworden in het vormgeven van een multipolaire wereld, tegen de hegemonie van de Verenigde Staten en haar bondgenoten en concurrenten in.

Geconfronteerd met een complexe Chinese realiteit, heeft Ekman het over een hybride systeem, maar gelooft dat er geen significante breuk was in 1978. Zij baseert zich op verklaringen van kaders die spreken over een noodzakelijke maar tijdelijke omweg van het kapitalisme, een verwijzing naar de NEP (de nieuwe economische politiek) onder Lenin in 1921. Ekman beperkt er zich toe te zeggen dat de etiketten die de Chinese leiders gebruiken om de economie van het land te beschrijven (zoals ‘socialistische markteconomie met Chinese kenmerken’) zelf vol tegenstrijdigheden zitten.”  Zij vermijdt zo om in te gaan op een fundamenteel aspect van de hedendaagse Chinese samenleving, terwijl er geen gebrek is aan teksten die de visie van de CCP op de ontwikkeling van de economie in het perspectief van een hogere socialistische fase uitleggen. Het enige wat Ekman zegt is dat de publieke sector en de rol van de staat zeer belangrijk blijven en, vooral, dat de partij alles blijft controleren.

De 10 vaststellingen dienen dus vooral om aan te tonen dat de CCP nog steeds, of nog meer onder Xi Jinping, een communistische partij is die regeert en controleert, met discipline en doorzettingsvermogen. Ekman legt sterk de nadruk op de anticorruptie en ideologische strijd binnen de partij, maar ze legt niet uit waarom deze strijd zo belangrijk is voor de CCP, behalve om “de macht van Xi Jinping te consolideren”.

Het volstaat hierover de compilatie onder de titel “De verbetering van de werkstijl van de partij, het bevorderen van de integriteit en de strijd tegen de corruptie” te lezen, een verzameling van uittreksels uit toespraken, artikelen en notities van Xi Jinping over dit onderwerp in de periode 2012 – 2014. Men leest er dat “corruptie een sociale kanker is en dat de strijd tegen corruptie en voor integriteit van vitaal belang is voor de staat en de CCP.

Xi Jinping zegt het volgende: “In de afgelopen jaren hebben de geaccumuleerde tegenstellingen in sommige landen geleid tot wijdverspreide ontevredenheid bij de bevolking en sociale onrust, tot het punt waarop machthebbers zijn ingestort, maar corruptie is de belangrijkste oorzaak“, en hij voegt eraan toe dat “een regering integer moet zijn om het vertrouwen van het volk te winnen en dat de macht rechtvaardig moet worden uitgeoefend om de steun van het volk te verwerven.” Bovendien biedt dit boek, gepubliceerd in 2016 – dat ik heb gekocht tijdens een reis naar China in 2019 – een goed voorbeeld van de zelfkritische zin van de CCP, omdat het vrijmoedig de kwalen en problemen binnen de partij opsomt. Dit gezegd zijnde, had Ekman al deze elementen kunnen vinden in het basisboek Het bestuur van China(Xi Jinping, 2014) dat ze vernoemt in haar essay.

Integendeel, zij gebruikt de strijd tegen corruptie om te benadrukken wat de gevolgen zijn voor de kaders en de leden (soms verwart ze kaders, leden en de massa’s die geen lid zijn), die verplicht worden aan zelfkritiek te doen, afgeschrikt zijn door de hardheid van deze campagnes, of zelfs geïmmobiliseerd door angst.

Dit beeld van een Partij die controleert, censureert, overal ingrijpt, is een belangrijk deel van haar essay. Hoewel ze spreekt over de rivaliteit tussen twee systemen – kapitalistisch en socialistisch – wordt het blijkbaar niet gezien als een reële strijd. Voor haar verwijst het spreken in termen van “vijandige Westerse krachten” naar de Koude Oorlog, banden tussen religieuze of etnische groepen met terroristische krachten zijn “verondersteld”, enz. De vaststelling 9 – over religies en de “religieuze connotaties” van de CCP – schetst een uit de context gerukt beeld wanneer ze spreekt over relaties met het christendom (geen uitleg over de rol van het Vaticaan) of met de Islam (waar ze zonder enig probleem het Westerse discours over het lot van de Oeigoeren overneemt). Het is verrassend dat ze niets zegt over Falun Gong, een onderdrukte sekte volgens het Westen. Kortom, ze neemt elke mogelijkheid van reële inmenging weg (nochtans vermeldt ze aan het eind van het boek het ‘recht op inmenging’ als een ‘buitenlands beleidsconcept’).

Ekman zegt dat toespraken van Chinese leiders over het algemeen door buitenlandse waarnemers relatief weinig in detail worden gelezen. Nochtans dringt het rekening houden met deze toespraken bij een analyse zich op, temeer daar deze toespraken in China op grote schaal gelezen worden, zegt ze. Het lijkt voor de hand liggend, maar ze heeft geen ongelijk erop te wijzen. Bovendien verwijst ze volop naar officiële documenten en aarzelt niet om interessante citaten aan te halen. Ze kan het echter blijkbaar niet laten om “interne” (geheime) documenten te citeren zoals het “communiqué over de huidige toestand van de ideologische sfeer” waarin de CCP de kaders zou oproepen om een meedogenloze strijd te voeren tegen de ‘westerse constitutionele democratie’ en de ‘universele waarden van de rechten van de mens’, het idee van een ‘burgermaatschappij’, enz. Het onderwerp mensenrechten is natuurlijk uitgebreid, maar ook hierover heeft de CCP publicaties die het partijstandpunt verduidelijken.

Bovendien moet een analist bepaalde termen die behoren tot de communistische woordenschat uitleggen, zodat de lezers ze juist begrijpen. Hier maakt Ekman zich soms schuldig aan het interpreteren of zelfs vervormen van bepaalde termen. Als ze bijvoorbeeld spreekt (vaststelling 7) over de “instrumentalisering van kunst en cultuur”, verwijst ze “naar Mao’s toespraken op het Yan’An-forum over literatuur en kunst in oktober 1942” om te zeggen dat Mao ze nuttig achtte voor het “hersenspoelen” of “conditioneren” van de bevolking “om de revolutionaire zaak en het socialisme te ondersteunen”. Deze toespraken vonden plaats in mei 1942.1. Het was een grote meerdaagse conferentie waar de rol van schrijvers en kunstenaars in de strijd tegen de Japanse bezetting werd besproken. De term “heropvoeding” is in die tijd een veelgebruikte term (zie in dit verband de term “verbeteringsgestichten” in het Westen).

Voordat we afsluiten ontbreekt er volgens mij een vaststelling 11, over de gevoelens en de steun van het volk, die meer dan 1,4 miljard individuen die de Chinese realiteit scheppen en beleven. In haar inleiding waarschuwt Ekman ervoor dat het boek niet pretendeert om alle percepties van het volk over de partij te synthetiseren, maar de percepties en motivaties van de heersende elite van de CCP en in de eerste plaats van Xi Jinping; de percepties en motivaties die China’s binnenlandse en buitenlandse beleidsbeslissingen vandaag waarschijnlijk zullen leiden. Maar,zoals Xi Jinping zegt: “Uiteindelijk hangt de toekomst en het lot van elke politieke partij af van de steun van het volk. De steun van het volk maakt de macht. »2Een verslag3De recente studie van de universiteit van Harvard over de tevredenheid van de Chinezen onthult een vertrouwenspercentage dat steeg van 86,1% in 2003 tot 93,1% in 2016, volgens de auteurs van de studie, als gevolg van een reële verbetering van het leven.

Tot besluit moet gezegd worden dat de auteur veel elementen aanbrengt, gepresenteerd in een “pro-Westerse” visie, om de communistische oriëntatie van China te bevestigen.

*

* *

Notes:

1   Zie Selected Works of Mao Tse-Toung (Volume III) (Foreign Language Publishing, Beijing 1968) “Interventions at the Literature and Art Talks in Yenan”.

2   Xi Jinping, Wit And Vision, Selected Quotations And Commentary, Foreign language press, 2015

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!