Tussen december 1947 en januari 1949 werden meer dan 700.000 Palestijnen uit hun dorpen verdreven. Foto: zochrot.org/Public Domain
Opinie - Jasper Thys

De Britten, het Zionisme en de verklaring van Balfour

woensdag 4 november 2020 20:39
Spread the love

 

‘His Majesty’s Government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their endeavours to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done that may prejudice the civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and political status enjoyed by Jews in any other country.’

Bovenstaande verklaring werd op 2 november 1917 opgenomen in een brief van Brits buitenlandminister Sir Lord Balfour aan Lord Rothschild, een van de meest prominente leiders van de Joodse gemeenschap in Groot-Brittannië op dat moment. In nogal vage bewoordingen riep Balfour er de steun mee uit van zijn regering voor de oprichting van een nationale thuis voor het Joodse volk in Palestina. Hoewel de verklaring van Balfour een belangrijke gebeurtenis vormt in de geschiedenis van de wereld en het Midden-Oosten, moeten we de impact ervan ook niet overdrijven. De verklaring lag niet aan de basis van het Zionisme en het zou van weinig historisch inzicht getuigen om te beweren dat het document het volledige verloop van de kolonisatie van Palestina heeft bepaald.

Toch is het nuttig om meer dan honderd jaar later even terug te blikken op de historische context waarin de verklaring tot stand kwam. Hoewel de centrale actoren hier en daar veranderd zijn, zijn de politieke en economische krachten die aan de basis lagen van het document ook vandaag nog aan het werk in de regio. Ze bepalen nog altijd in grote mate het uitzicht van het Midden-Oosten en van de situatie in Israël en Palestina in het bijzonder. Bovendien helpt een terugblik op het tijdperk van de verklaring van Balfour ons ook om de veelgehoorde opvatting, dat Israël haar bestaansgrond zou kennen in de gruwelen van de Holocaust, in vraag te stellen. Het is een argument dat de leiders van zowel de jonge staat Israël als van haar bondgenoten graag aanwenden om hun beleid in de regio te verantwoorden.

Imperiale rivaliteit

Verschillende historici hebben de factoren die tot de verklaring van Balfour hebben geleid bestudeerd. Alvast zeker is dat bij de Britse parlementsleden die de verklaring goedkeurden de liefde voor het Joodse volk niet op de eerste plaats kwam. Heel wat christelijke parlementsleden waren doordrongen van het anti-semitisme en het enige joodse lid van het parlement, Edwin Montagu, verzette zich tegen de verklaring omdat hij in het Zionisme geen oplossing zag voor de haat waarmee de joden al honderden jaren werden geconfronteerd. Van groter belang waren de imperiale rivaliteit tussen Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland en de hoop dat de verklaring van Balfour de joden in de Verenigde Staten en Rusland zou mobiliseren voor de geallieerde zaak tijdens WOI.

Aan het einde van de 19e eeuw hadden namelijk een aantal ingrijpende veranderingen plaatsgevonden in de aard en vorm van het imperialisme als gevolg van de enorme groei van de economie (onder invloed van technologische innovaties en industriële expansie), de aanwas van financieel kapitaal en de monopolievorming van grote bedrijven en financiële instellingen. Terwijl koloniale mogendheden in het verleden vooral inzetten op de effectieve verovering en bezetting van buitenlandse gebieden om grondstoffen te kunnen ontginnen, werd dat aan het einde van de 19e eeuw minder aantrekkelijk. De focus kwam steeds meer op het controleren van de gehele markt te liggen. Er was dus een overgang van directe militaire en politieke overheersing naar een imperialisme gekenmerkt door economische dominantie en controle. Deze fase van het imperialisme werd bijgevolg sterk bepaald door een competitie tussen de verschillende grootmachten om de controle over waardevolle grondstoffen, de monopolisering van buitenlandse markten en de beheersing van communicatie- en transportlijnen. Die concurrentiestrijd mondde uit in de Eerste Wereldoorlog en had ook enorme repercussies voor het Midden-Oosten. 

De Britten en Zionisten vinden elkaar

De Britse focus op de controle van Palestina was het gevolg van een aantal factoren. Hoewel velen in Palestina geen echt economisch belang zagen, bezat het land toch een significante militaire, politieke en commerciële strategische waarde. Controle over het Suez kanaal was cruciaal om de communicatielijnen naar de rest van het Britse imperium open te houden, om snel troepen over zee richting bijvoorbeeld India te kunnen sturen en ook om tijdens WOI de vrije toevoer van mankrachten en grondstoffen te verzekeren. Moest India in geval van Duitse of Ottomaanse controle over het Suez kanaal geïsoleerd raken van het Britse Rijk dan zou de Britse economie en haar oorlogscapaciteit enorm beschadigd worden. Ten tweede moesten de imperiale ambities van Duitsland, de voornaamste Britse rivaal in de regio, getemperd worden. Tijdens WOI was Duitsland in alliantie getreden met het Ottomaanse Rijk dat op dat moment nog het grootste deel van het Midden-Oosten onder haar controle had. Ten derde moest de toegang tot en de controle over de ontginning en het gebruik van olie uit de regio verzekerd worden. Meer en meer begon die grondstof een centrale rol te spelen in de ontwikkeling van de economie en industrie.

In diezelfde periode was in West-Europa het Zionisme ontstaan in reactie op de pogroms en het anti-semitisme dat in Oost-Europa steeds grotere proporties aannam. Het Zionisme was aanvankelijk een minderheidsstroming binnen de joodse gemeenschap. De leiders van de beweging beseften dan ook dat ze een machtige beschermheer zouden nodig hebben om hun doel te bereiken. Ze benaderden alle imperiale grootmachten op zoek naar steun voor hun project. Toch zagen de Zionisten de Britten als overwinnaar uit WOI komen en tijdens de oorlog werden de banden met het Britse establishment en de overheid verder aangehaald. Het Britse establishment was bovendien sterk doordrongen van christelijke Zionistische sympathieën, zoals ook vandaag nog een aantal Evangelische stromingen in de Verenigde Staten. Sommige politieke functionarissen, zoals Winston Churchill, geloofden echt dat als alle Joden op aarde zouden terugkeren naar ‘Zion’, God op aarde zou weerkeren en de ongelovigen zouden branden in de hel. Ten slotte won het anti-semitisme niet alleen in Oost-Europa aan kracht, maar ook in landen als Amerika, Frankrijk en Groot-Brittannië zelf. In al die landen werden wetten aangenomen die de immigratie van joden sterk bemoeilijkten. Als gevolg van deze historische ontwikkelingen ontstond er dus een gunstige context waarin het idee van de joodse kolonisatie van Palestina goed kon gedijen. 

Het is niet zo moeilijk om in te zien dat de imperiale ambities van het Britse rijk eenvoudig te verzoenen waren met de nationale aspiraties van de Zionisten. Om hun strategische belangen in het Midden-Oosten veilig te stellen integreerden de Britten het Zionistisch project in hun beleid t.a.v. het Britse rijk. Onder het mom van de heropbouw van de Joodse natie in ‘thuisland’ Palestina vormde de Zionistische kolonisatie een handig surrogaat voor een nieuwe Britse koloniale onderneming. Twee gebeurtenissen zorgden er namelijk voor dat de oude vormen van expansionisme en kolonisatie politiek gezien niet langer verkoopbaar waren. Zowel in eigen land als op het internationale toneel. Enerzijds kwam onder druk van het ontluikend nationalisme wereldwijd het principe van zelfbeschikking op de voorgrond. Woodrow Wilson formuleerde het bijvoorbeeld in zijn 14-punten plan: National aspirations must be respected; people may now be dominated and governed only by their own consent and sovereignty. Volkeren moesten vanaf nu het recht krijgen om zelf hun toekomst te bepalen. Anderzijds vond in 1917 de Bolsjewistische revolutie plaats in Rusland. Onder leiding van Lenin, die het imperialisme als een centrale dynamiek van het kapitalisme zag, had deze revolutie een sterk anti-imperialistisch karakter. Gezien de erbarmelijke leefomstandigheden tijdens WOI, was er ook in Groot-Brittannië angst voor een communistische revolutie. Het land zou in haar toekomstig koloniaal beleid dus sterk rekening moeten houden met deze twee trends

Imperiale realpolitik

Het imperiale beleid van de Britten in het Midden-Oosten tijdens WOI zat dan ook vol tegenstrijdigheden. Op ongeveer hetzelfde moment (1915-1917) werden aan 3 internationale spelers – de Fransen, de Arabieren (in de gedaante van sharief Hussein) en de Joodse gemeenschap – verschillende beloftes gedaan over de toekomst van de regio. Ten eerste was er de Hussein-McMahon correspondentie waarin de Britten bij monde van Sir McMahon, hoge commissaris in Caïro, aan sharief Hussein van Mekka beloofden dat de Arabieren aan het einde van de oorlog een onafhankelijke Arabische staat konden stichten. In ruil daarvoor moesten ze aan de zijde van de Britten tegen het Ottomaanse Rijk vechten. Op bijna hetzelfde moment waren er onderhandelingen aan de gang tussen Frankrijk en Groot-Brittanië om verdeeldheid tussen de geallieerden te voorkomen. De Sykes-Picot onderhandelingen bepaalden de invloedssferen van beide landen in het Midden-Oosten en verdeelden de regio op in Frans en Brits eigendom. Ten slotte was er de Britse belofte, in de vorm van de verklaring van Balfour, aan de Joodse gemeenschap in 1917 om van Palestina hun thuisland te maken. Al die overeenkomsten en beloftes hadden betrekking op hetzelfde gebied in het Midden-Oosten en konden uiteraard niet met elkaar worden verzoend. 

Het mag dus duidelijk zijn dat de Britse houding in het Midden-Oosten aan het begin van de 20e eeuw allerminst werd bepaald door humanitaire overwegingen of de ambitie om de bevolking in de regio te ondersteunen in haar strijd voor sociale rechtvaardigheid en zelfbeschikking. De Britse beloftes aan de Fransen, Arabieren en de joodse gemeenschap maakten onderdeel uit van een realpolitik die er op gericht was om de Britse imperiale belangen veilig te stellen en de positie van het land op het wereldtoneel te verstevigen. Dat is vandaag de dag niet anders, alle westerse uitspraken over democratie, vrijheid en mensenrechten voor het Midden-Oosten ten spijt. Net zoals honderd jaar geleden blijft de regio overgeleverd aan de beslissingen van grootmachten en invloeden van buitenaf. Als we echt iets willen veranderen aan de  corruptie, het aanhoudende geweld en de gigantische ongelijkheid in de regio en als we echt een einde willen maken aan het Zionistische kolonisatieproject in Palestina, dan zullen we in de eerste plaats die imperiale mechanismen moeten ontmantelen. Dat kan bijvoorbeeld heel concreet door de BDS-beweging te ondersteunen en druk te zetten op overheden en bedrijven die direct of indirect bertrokken zijn bij mensenrechtenschendingen in de regio. 

 

Lees hier meer over de BDS-beweging. 

Steun hier de BDS-campagne van intal tegen de betrokkenheid van AXA bij de bezetting van Palestina. 

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!