Bron: Greenpeace
Boekrecensie -

‘Klimaatactivisten moeten dringend gele hesjes aan’

dinsdag 29 september 2020 12:12
Spread the love

 

Kritische stem

‘Klimaatactivisten moeten dringend gele hesjes aan.’ Zo eindigt de Belgische sociaal geograaf Erik Swyngedouw zijn inspirerende essay dat hij schreef voor de Paul Verbraekenlezing 2020 die wegens corona niet in het voorjaar maar nu pas in een online formule werd gebracht met als moderator stadsonderzoeker en cultuurfilosoof Eric Corijn en als commentator Dirk Holemans, coördinator van de groene denktank Oikos. Voorwaar een mooi gezelschap bij elkaar en dat bleek ook uit hun boeiende conversatie. Het was een buitenkansje om via dit online-gesprek deze kosmopolitische landgenoot die in Amsterdam woont en aan de universiteit van Manchester sociale geografie doceert eens bezig te horen.

Swyngedouws denken sluit aan bij dat van de marxistische geograaf David Harvey, o.a. de auteur van ‘Rebel cities’, bij wie hij aan de John Hopkins University promoveerde op een proefschrift getiteld ‘The production of new spaces of production’. Hij is in het buitenland waarschijnlijk beter bekend dan in België en bovendien van vele markten thuis. Swyngedouw publiceert marxistisch geïnspireerde politiek-economische analyses van het hedendaagse kapitalisme en heeft verschillende grote werken geproduceerd over economische globaliseringregionale ontwikkeling, financiën en verstedelijking.

Zo specialiseerde hij zich onder meer in de waterproblematiek in Ecuador en schreef daarover Power, Nature and the City. The Conquest of Water and The Political Ecology of Urbanization in Guayaquil’. Het is trouwens ook opvallend dat hij in zijn uitgebreide bibliografie geen enkele Nederlandstalige studie vermeldt. Dat zegt iets over zijn brede oriëntering en over zijn breed marxistisch georiënteerd denkkader waarmee hij zich op het terrein van de politieke ecologie begeeft. 

Marxistisch denkkader

Met zijn profiel past hij trouwens uitstekend in het kader van de Paul Verbraekenlezingen die nu aan een vijftiende editie toe waren en die het motto ‘Op zoek naar de subversieve rede’ met zich meedragen. Eric Corijn benadrukte in zijn inleiding dat zijn overleden vriend en compañero de viaje Paul Verbraeken vooral de kracht van het kritisch onderzoek, geïnspireerd door de grote marxistische traditie, wilde inzetten tegen de oppervlakkigheid, de intellectuele verkleutering en de depolitisering die de neoliberale hegemonie met zich meebracht.

Het is in die waardevolle traditie dat deze lezing die eindigde in een boeiend gesprek met Dirk Holemans kan geplaatst worden. In die zin zijn deze lezingen een van de schaarser wordende boeiende intellectuele initiatieven in een tijd die gekenmerkt wordt door het ventileren van veel gebakken lucht en van een oppervlakkige meningspuiterij. Ernstig denkwerk dat verder reikt dan de waan van de dag is een zeldzaam goed geworden. Het is echter wel en in sterke mate aanwezig bij figuren als Erik Swyngedouw, Eric Corijn en Dirk Holemans die hun academische deskundigheid koppelen aan een groot maatschappelijk engagement.

Linkse intellectuelen een podium geven en de subversieve reden blijven opzoeken, dat is en blijft de bestaansreden van de Paul Verbraeken-lezingen. Dat betekent ook voeding geven aan het tegendraads denken en, als het moet, ook flink tegen de haren instrijken van mensen die ogenschijnlijk hetzelfde doel voor ogen hebben. ‘Tegendenken’, noemt de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis dat. De luis-in-de-pels-functie. Die rol vervult Erik Swyngedouw met verve. 

‘Als je bekommerd bent om het klimaat, stop dan met praten over het klimaat’, zegt hij enigszins sloganesk tijdens een videogesprek met Apache. De wetenschapper trok in de loop van het gesprek regelmatig van leer tegen de ‘goedbedoelende meisjes en jongens van links.’ Telkens nuanceert hij echter ook, en zegt hun strijd en manier van actievoeren minstens ten dele te steunen.’ (1) Maar de vraag van ‘Hoe progressief zijn progressieve klimaatactivisten nu werkelijk’ hangt boven heel het essay en illustreert de centrale stelling ervan, namelijk dat een groot deel van de klimaatactivisten (maar niet allemaal), de milieupartijen, en vele links-liberale ecologisten bewust of onbewust de bestaande sociaalecologische verhoudingen in stand houdt. 

Klimaatparadox

Erik Swyngedouw vertrekt voor zijn analyse van een merkwaardige constatering die hij de klimaatparadox noemt. Ondanks de talloze klimaatmarsen, opeenvolgende COP-vergaderingen, passionele oproepen tot actie, Extinction Rebellion, het succes van groene partijen, toenemende vliegschaamte, of Greta Thunberg uitgeroepen tot persoonlijkheid van het jaar, gaat de klimaatcatastrofe inmiddels ongestoord verder.’ (p. 22) Hoe kan het dat er ondanks de realiteit en de algemeen aanvaarde waarheid van de feiten er toch gehandeld wordt alsof we de feiten niet kennen? Daarin schuilt een fundamentele paradox, een verregaande vorm van cognitieve dissonantie. Je sais bien, mais quand même … zoals de Franse psychoanalyticus Octave Mannoni het uitdrukte. 

Volgens Swyngedouw doet er zich fetisjistische verdringing van de realiteit voor en om dat te illustreren haalt hij een begrip boven uit het intellectuele arsenaal van de Franse psychoanalist Jacques Lacan. Het verlangen voor een ecologisch duurzame, klimaatstabiele en rechtvaardige maatschappij wordt verplaatst naar en geconcentreerd in een ‘Ding’ dat dan de plaatsvervanger wordt voor het grote verlangen. Een echte fetisj dus die in dit geval CO² heet en die als grote boosdoener wordt beschouwd die moet worden bestreden. Broeikasgassen worden daardoor verheven tot oorzaak van het probleem en daarmee tot het object waarrond de actie zich kristalliseert. De vijand is een ‘ding’ (CO²), zonder sociale inhoud, zonder sociale positionering of inbedding, zonder sociale belichaming. Die manier van denken leidt volgens hem tot een depolitiserende benadering van het klimaat.

 Depolitisering van het klimaat

Vanuit die optiek zijn het niet de klassenrelaties, de ongelijke sociaalecologische ontwikkeling, maar de perikelen van een gasvormige substantie waarrond het vertoog, en dus beleidsmaatregelen, actievormen, technologische interventies en institutionele structuren circuleren. Dat klimaatvertoog is volgens Swyngedouw grotendeels gebaseerd op een apocalyptische verbeelding die het publieke debat voedt. Het wordt verheven tot de waardigheid van een internationaal humanitair probleem waar jong en oud, Noord en Zuid, arm en rijk in gelijke mate bij betrokken zouden zijn. De strijd tegen de klimaatopwarmer wordt aldus de grote gelijkmaker. De universele these van de komende catastrofe homogeniseert sociaalecologische ongelijkheden. 

Die dominante manier van denken leidt tot ‘klimaatpopulisme’, wat volgens Swyngedouw gedeeld wordt door zowel de liberale als sociaal-progressieve ecologisten en de conservatieve ecomodernisten waartoe hij in Vlaanderen de N-VA en de filosoof Maarten Boudry rekent. In die klimaatbenadering blijft het kapitalisme buiten schot. Swyngedouw citeert in zijn werk de boutade van de marxistische literatuurwetenschapper en politicoloog Fredric Jameson. Die schreef aan het begin van het millennium dat ‘het gemakkelijker is het einde van de wereld in te beelden dan het einde van het kapitalisme’.

Dat niet out of de maatschappelijke box kunnen of durven denken zit diep ingebakken. ‘Zelfs,’ zo zegt Swyngedouw, ‘zij die begaan zijn met een rechtvaardigere en duurzamere samenleving kunnen zich niet inbeelden dat een toekomst mogelijk is buiten de huidige kapitalistische sociaalecologische configuratie. Nochtans beseffen diezelfde personen eigenlijk zeer goed dat het kapitalisme de grote boosdoener is voor het klimaat, en dat het tegelijkertijd de sociale ongelijkheid bestendigt. Ze slagen er echter niet in om zich in te beelden dat een ander soort samenleving dan de huidige mogelijk is.’ (2)

Postpolitiek en postdemocratisch

Volgens die redenering moet dus het klimaatprobleem aangepakt worden en niet het kapitalisme. Die manier van denken en handelen leidt volgens Swyngedouw tot een postpolitieke en postdemocratische wereld. Een wereld gekenmerkt door de dominantie van een beheers- en managementlogica waarbij politiek herleid wordt tot de administratie van problemen door experten die met technologische of institutionele aanpassingen erkende problemen trachten aan te pakken, maar zonder expliciete politieke keuzes te maken. Bij die (denk)wereld kan men zich veel vragen stellen en dat doet Swyngedouw dan ook op de eigen kritische manier, ook ten aanzien van potentiële medestanders.

‘Is het niet precies dergelijk technocratisch bestuur, gestoeld op de kennis van de wetenschappers, dat geëist werd door een deel van de meer radicale milieu- en klimaatbeweging, zoals Youth for Climate en Greta Thurnbergs aanhangers? Is het niet zo dat Extinction Rebellion daarenboven oproept om een Climate Emergency uit te roepen, een klimaatnoodtoestand, een situatie die de technocratie verder versterkt en de ‘normale’ democratisch-politieke instellingen (tijdelijk) opheft? Is dat niet de reële onderbuik van vele klimaatacties en- vertogen, waarbij de fysiek ecologische constellatie van de atmosfeer geïsoleerd wordt van de politiek-ecologische processen, zodanig dat de bestaande sociaalecologische verhoudingen ongewijzigd kunnen blijven?’ (p. 50)

Fin du mois, fin du monde, même combat

Na deze scherpe analyse gaat Swyngedouw in een laatste hoofdstuk in op de mogelijkheid van een progressief vertoog en politieke agenda. Hij onderscheidt drie mogelijke perspectieven. Het eerste is gericht op het steunen en promoten van een verandering in alledaags (consumptie)gedrag en in een meer duurzame richting om daarmee de sociaalecologische condities te wijzigen. Het is duidelijk dat Swyngedouw geen voorstander is van alleen maar individuele ethisch-ecologische correctheid. Hij schrijft dan ook provocerend: ‘Het groene zieltje blijft sprankelend wit. Het is beter iets te doen dan niets en daarmee behoud ik mijn liberaal-ecologische oprechtheid en bekommernis.’ (p. 77)

De tweede positie wordt ingenomen door Greta Thurnberg, Anuna De Wever en de klimaatspijbelaars, die volgens hem doorgaans en terecht onverdeeld gesteund worden door de milieubeweging. Zij stellen twee eisen: we moeten luisteren naar de klimaatwetenschappers en hun bevindingen ernstig nemen en ten tweede, het is aan de politieke en economische elite in eerste instantie om de bevindingen en aanbevelingen van de ‘wetenschappers’ dringend uit te voeren. Ook ten aanzien van deze positie is Erik Swyngedouw behoorlijk sceptisch.

Eisen dat precies degenen die de co-architecten zijn van de klimaatsituatie, de politieke en economische elite, fundamenteel zouden veranderen, is illusoir. Dat is volgens hem een ideologische versluiering die gedoemd is om te mislukken. In de meer dan moeizame onderhandelingen om een regering te kunnen vormen in dit land is er nog amper sprake van het klimaat, laat staan van een drastisch klimaatplan waarvoor  Extinction Rebellion nu bij het schrijven van deze recensie piket staat in de Brusselse Wetstraat. 

Voor Swyngedouw is echter een derde positie hoognodig en daarvoor verwijst hij met nadruk naar het optreden van de gele hesjes. Zij tonen aan dat toenemende sociale ongelijkheid en klimaatbeleid geen afzonderlijke terreinen, maar integendeel nauw verbonden zijn. Fin du mois, fin du monde, même combat. Dat is een zeer combattieve cocktail van radicaal roodgroene makelij. De gele hesjes vormen daardoor een systeembedreigende tegenmacht en vandaar dat het establishment alle middelen, ook de meest repressieve, bovenhaalt om hun acties te ontmoedigen.

De belangrijkste vraag die zij en andere initiatieven van onderuit zich stellen – ik denk dan ook aan municipalistische voorbeelden zoals Barcelona en Comú en aan burgerlijsten die het politieke terug op de voorgrond plaatsen en waarnaar in zijn commentaar door Dirk Holemans werd verwezen – is dan niet zozeer hoe we broeikasgassen kunnen terugdringen, maar eerder de vraag welk sociaalecologisch milieu we willen en kunnen creëren, en ook welk klimaat we willen voor wie en hoe. Dat zijn politieke vragen van eerste orde. Vandaar de laatste zin van dit essay die tevens een oproep inhoudt: ‘Klimaatactivisten moeten dringend gele hesjes aan.’

De parallel met Covid-19

Erik Swyngedouw schreef dit essay voordat het coronavirus uitbrak. Tijdens zijn uiteenzetting ging hij op vraag van Eric Corijn daar even op in en transponeerde hij zijn stelling rond de klimaatparadox ook naar de manier waarop in de voorbije maanden beleidsmatig met Covid-19 werd omgesprongen. ‘Het was verbazingwekkend dat er bij het begin van de uitbraak een algemene maatschappelijke consensus was om de uitbraak van het virus te beheren en te beheersen. Dat alles gebeurde om de gezondheidszorg voor de bevolking te vrijwaren.

Het was voor mij eigenlijk onverwacht. Ik ben uiteraard niet tegen wetenschappers, of tegen virologen. Maar als je een andere samenleving wil, moet je weg van de louter wetenschappelijke, technische focus. Als we de sociaalecologische configuratie willen wijzigen, moeten we de aandacht verplaatsen van het ‘Covid-ding’ naar de sociale ongelijkheid.’(3) 

Inderdaad, als je een andere samenleving wil, moet je verder gaan dan de louter wetenschappelijke, technische focus. Dan moeten er verregaande politieke keuzes gemaakt worden en dat gebeurt blijkbaar niet. De normaliteit moet worden hersteld. Het productieapparaat moet opnieuw aangezwengeld worden, de vliegtuigen moeten opnieuw vliegen, het geld moet opnieuw rollen. Het nieuwe normaal moet zo gauw mogelijk opnieuw het oude normaal worden.

En je mag niet vergeten, merkt Swyngedouw, op dat in dat ‘oude normaal’ voor vele mensen en landen de milieu-apocalyps niet voor de deur staat, maar al gebeurd is. Conflicten over water, voedsel en energie, milieuvluchtelingen en klimatologisch nauwelijks leefbare gebieden maken al langer deel uit van de dagdagelijkse sociaalecologische realiteit van grote bevolkingsgroepen. 

Á bon entendeur salut

Met dit uitvoerige en kritische essay brengt Swyngedouw een scherpe, goed onderbouwde analyse van wat hij de klimaatconsensus noemt. Daarmee deponeert hij een fameuze steen in de kikkerpoel waarin klimaatactivisten van allerlei slag aanwezig zijn. Hij politiseert, daarmee de discussie, dat wil zeggen hij brengt het ‘politieke’ en de antagonistische inhoud van het begrip ‘politiek’ terug waar het thuishoort, namelijk in de context van de kapitalistische samenleving waarin wij leven. 

‘Ik heb dit boekje niet geschreven voor klimaatontkenners, en evenmin voor sociale activisten en gele hesjes. Het is in eerste instantie bedoeld voor sociaal-progressieve en ecologisch bewuste activisten: zij die denken dat ze met hun acties en interventies voor het klimaat de goede richting aangeven,’ bekent Swyngedouw aan Apache. Daar behoren dus ook Extinction Rebellion, Youth for Climate, Greta Turnberg, Anuna De Wever en de grootouders voor het klimaat bij. Á bon entendeur salut. 

Ik hoop dat de kritische stem van Erik Swyngedouw gehoord zal worden en verder brede en politiek vertaalde kringen zal maken. De zoektocht naar de subversieve reden gaat onverminderd voort.

 

 

Erik Swyngedouw, ‘Klimaatactie in gele hesjes’, Paul Verbraekenlezing 2020, VUBPRESS, Brussel, 95 blz., ISBN 9789057189517

 

Wie de webinar niet live kon volgen, of ze nog eens opnieuw wil zien: ze is nu ook op YouTube te bekijken: https://youtu.be/ukCtBuilCOY

De 16de Paul Verbraekenlezing van 2021 zal op 27 februari 2021 gegeven worden door Dr. Sarah De Boeck (Onderzoekster bij Cosmopolis,VUB), met Foundational Economy, de essentiële economie, als onderwerp. Inlichtingen en inschrijven via paul.verbraeken.lezingen@gmail.com

 

Notes:

(1) https://www.apache.be/2020/09/11/het-is-een-illusie-dat-we-zowel-kapitalisme-als-klimaat-kunnen-redden/

(2) https://www.apache.be/2020/09/11/het-is-een-illusie-dat-we-zowel-kapitalisme-als-klimaat-kunnen-redden/

(3) https://www.apache.be/2020/09/11/het-is-een-illusie-dat-we-zowel-kapitalisme-als-klimaat-kunnen-redden/

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!