Foto: Lode Vanoost
Opinie - Jasper Snoeys

Waarom er chaos was in Oostende

Normaliter was ik samen met mijn ‘gezelschap’, zijnde mijn broer en zijn vriendin, simpelweg om half tien ’s avonds thuis aangekomen in mijn knusse woonst in de Noorderkempen. Het werd tien voor één uur ’s nachts – in de illegaliteit van de nachtklok dus – na een rit van hitte, wancommunicatie, geweld, veranderende bestemmingen, dorst en onzekerheid, waarbij het deel van de treinrit het kortste van al was.

maandag 3 augustus 2020 15:34
Spread the love

Voor alle duidelijkheid: ikzelf was niet één van die zogenaamd ‘domme dagjestoeristen’ die ervoor kozen om vanuit de grootsteden een dag naar zee te trekken, zoals door diverse politici de schuld nu eenvoudig wordt afgeschoven op de gehomogeniseerde passagiers zelf. Ik ben die dag zelfs niet eens op het strand in Oostende geweest – wel integendeel, ik was nog maar een halfuur in het station toen plots bleek dat onze trein richting Welkenraedt tien minuten vertraging had.

Samen met mijn ouders verbleef ik al zo’n week aan zee, in Middelkerke. Doordat de auto van mijn ouders te fel geladen was voor de terugtocht, opteerden we met z’n drieën voor het openbaar vervoer: een combinatie van tram (van Middelkerke naar het station in Oostende) en de trein (van Oostende, over Gent en Antwerpen, naar het ijzeren stationnetje Noorderkempen in Brecht).

Ik moet toegeven – en mijn naaste vrienden zullen het enkel maar beamen – de liefde voor de trein heeft ook bijgedragen in die keuze en die liefde blijft, ook na wat er zich vrijdagavond in het station heeft ontplooid. Ik verslikte me echter in mijn fruitsap toen ik de beelden, commentaren en artikels zag en las over het voorval: ze leken soms regelrechte kopieën van de woorden van Bart Tommelein of woordvoerders van politie en de NMBS zelf.

Bovendien werd de perceptie overgeheveld naar één kant, doordat er in diverse artikels slechts één getuige werd opgevoerd, die nota bene uit de trein was gestapt en slechts vanop afstand ‘de massa’ had zien staan. De realiteit vergt context en is – hopelijk niet al te verwonderlijk – een stuk complexer. Ik hoop dan ook dat het perspectief ook bijgestuurd kan worden, omdat ‘de chaos in Oostende’ ook een reden had.

Om vijf over half acht stonden we klaar om de trein richting Welkenraedt op te stappen – van vertraging op het bord was weinig te merken. Wel bizar waren de nadarhekken die – vermoedelijk, maar toen nog zeer onduidelijk – de politie had opgesteld voor de perrons. Nochtans kan je meestal rechtstreeks de perrons op om aan het juiste spoor te wachten op de trein.

Een kleine uitleg van een (vermoedelijk) NMBS-medewerker leerde me dat men, wanneer een bepaalde trein was aangekomen, eerst de passagiers uit de trein wilde laten stappen – hen volledig uit het station te laten, om vervolgens – hoe men dat ordentelijk en coronaproof wilde doen, vraag ik me tot nu af – de hekken te openen en de passagiers naar het perron te begeleiden en op de trein te laten stappen. Ik weet nog dat ik toen dacht: ‘Amai, ferm, de NMBS heeft nagedacht over de drukte’. Later bleken het echter die nadarhekken die de problemen enkel maar versterkten.

Plots kwamen er tien minuten vertraging op het scherm – daar ging onze aansluiting in Gent! Omdat het nu onmogelijk bleek om de laatste trein naar Noorderkempen nog te halen, besloten mijn gezelschap en ik om dan maar naar het oosten van de Kempen te treinen en Turnhout als eindbestemming te nemen: de laatste trein komt daar immers aan om vijf voor middernacht: dat moest toch lukken?! De loketbediende begreep de situatie en betaalde de eerder gekochte tickets zelfs terug!

Was dat optimistisch gedacht! De vertragingen liepen intussen op boven de twintig minuten en er kwam ook steeds meer volk opdagen, die nog steeds achter de nadarhekken stonden. Het is te zeggen: op gezette tijdstippen werden in bepaalde delen hekken opengezet, waardoor reizigers daar wel naar het perron van hun trein konden gaan.

Alleen: elke informatie hierover ontbrak – het was enorm onduidelijk waarom mensen links wél werden doorgelaten (terwijl er nog geen enkel trein te zien was), maar rechts niet – wat dus steeds een heuse volksverhuizing met zich meebracht. Bovendien was er nog geen trein of informatie daaromtrent te bespeuren: de volledige massa in de stationshal werd volledig in het ongewisse gelaten.

En corona dan? Een uur lang stond ik er zelf niet bij stil: ik checkte de app constant om te weten of onze trein er bijna aankwam en of we onze (laatste) aansluiting nog zouden halen en dus wel thuis zouden geraken. Ook de politie – naast lokale was er intussen ook spoorwegpolitie en federale politie, het machtsvertoon werd dus groter – leek hier lang geen probleem van te maken.

Ik las in de ‘De Standaard’ dat ‘het station een tijd ontruimd moest worden’, bon – misschien in De Pinte, Leuven of Eupen – maar in Oostende werd er geen station ontruimd.

Enkel riep één agent – die zich verplaatste doorheen de stationshal – om allemaal op het stationsplein buiten het stationsgebouw te staan, hij zou binnen een kwartier met een megafoon omroepen welke trein er gearriveerd was en dan kon zo iedereen per trein het station weer worden binnengelaten, want: ‘het is hier geen festival he, er is ook nog corona’, of nog: ‘er zijn treinen genoeg voor iedereen’.

Alleen: is het verplaatsen van de mensenmassa naar het plein ernaast werkelijk een oplossing voor dat ‘festival’? Bovendien heb ik van een megafoon geen weet, evenmin van ‘extra treinen’.

Rond half tien reden er plots meerdere treinen het station binnen: passagiers die al op de perrons stonden hadden geluk en konden op de trein stappen. Echter was het voor een hoop treinen onduidelijk waar deze heen gingen: ze stonden stil op de sporen en op gezette tijden verdween de eindbestemming van de verschillende treinen op alle schermen.

Op den duur stonden er zo’n vijf treinen stil op de sporen – de trein naar Antwerpen van negen over negen arriveerde om negen over tien, en die van negen over tien kwam zo’n tien minuten later aan. De verbinding richting Turnhout konden we intussen ook vergeten, we mikten nu op de laatste bus in Antwerpen – die vertrekt om zeven over middernacht. Opnieuw werden wij, als reizigers, compleet in het ongewisse gelaten – op sommige plekken werden de hekken weer opengemaakt, maar niemand wist ons te vertellen waar welke trein heenging.

Die duidelijkheid was nochtans de enige optie geweest om ervoor te zorgen dat sommige mensen ervoor kozen om even terug buiten te gaan én bovenal: om zich koest te houden – met in het achterhoofd de enorme hitte die er zowel in als buiten het stationsgebouw heerste. Dat sommigen in dit gebrek aan duidelijke vooruitzichten de treinen bestormden en de politie uitdaagden, keur ik af – maar is misschien niet geheel onbegrijpelijk.

Bovendien openden de agenten op slecht enkele plaatsen en op een bijna arbitraire – maar vooral zeer onduidelijk manier – het nadarhek slechts een meter. Deze minuscule, maar wel enige opening, was diegene waar alle passagiers doorheen moesten om bij de trein te geraken. Daarenboven scandeerde een agent al wijzend naar een bepaalde trein: ‘200 man!’, en stond een andere agent aan de opening van het hek mensen te tellen.

Toen ik aan een vrouwelijke agente (zonder mondmasker) vroeg hoe ik bij de trein kon komen die naar Antwerpen ging, wees ze gestaag richting een andere man – dat ik het aan hem moest vragen. Echter, rond die man stond reeds een hoopje mensen te wachten om langs daar naar binnen te gaan – ‘crowding’ dus, die zich steeds meer opstapelde.

Wilden mijn gezelschap en ik de laatste bus, om zeven over middernacht, in Antwerpen nog halen om op tijd thuis te zijn – dan moesten we zeker in één van de twee treinen naar Antwerpen zitten. Met de beschreven kleine opening van het hek, de druk van het maximum aantal passagiers, de hitte, de laatste bus en de hoop om nog thuis te geraken in mijn achterhoofd, kon ik niet anders dan alle coronamaatregelen aan mijn laars lappen om gewoon voor de trein te gaan – al stonden er plots twee treinen en wees de politie me ook nog eens de trein aan die een halfuur later vertrok, gevolg: bus gemist. Vervangbussen? Ik dacht er vaak aan, maar de NMBS had dat beter in mijn plaats gedaan.

Dat NMBS-woordvoerder Dimitri Temmerman half tien aanduidde als het ‘uur waarop het allemaal min of meer in orde was’, is regelrechte onzin: pas een uur later, om half elf vertrok ik uit het station. En die extra treinen? Als je de afgeschafte trein van 21:09 naar Antwerpen-Centraal uiteindelijk toch laat rijden (maar dan om kwart na tien), is dat dan een vertraagde trein of een extra trein? Hoogstwaarschijnlijk gewoon: creatief omspringen met de situatie.

Toch hoorde ik Temmerman ook zeggen dat de NMBS het noodplan had uitgevoerd – bon, met de beste wil van de wereld zal ik dat pogen te geloven, maar desalniettemin ontbreekt er in dat plan schijnbaar toch elk spoor van ‘communicatie’. Nooit werd een enkele passagier op de hoogte gehouden van de situatie, nooit werd gezegd wat er eigenlijk écht aan de hand was – en bovenal: er werd niet geconcretiseerd wanneer er een trein kwam, naar waar die reed, hoe laat die vertrok, wie daar opstapte.

Met andere woorden: als je het station wilde verlaten, kon het zijn dat iets later je trein toch aankwam, maar je die mogelijks miste. Met nog andere woorden: er was één grote uitzichtloosheid voor al die mensen, dagjestoeristen of niet – die het recht hebben om thuis te geraken en dat ook wilden doen. Of wilde burgemeester Tommelein op een slinkse wijze de hotelsector een boost geven? Mij niet bellen.

Heeft de NMBS schuld aan deze situatie? Zeker. De politie? Zeker. De stad Oostende? Zeker. Ook de passagiers hebben dat – ik neem het mezelf absoluut kwalijk dat ik het coronavirus op sommige momenten gewoon compleet was vergeten – hoewel ikzelf steeds een masker droeg en mijn handen eveneens regelmatig heb ontsmet (en bovendien ook een grote meerderheid aan mensen hetzelfde zag doen, sommigen wezen anderen zelfs op het foutief of niet dragen van een masker – met verhitte discussies tot gevolg, dat wel).

Het gaat me evenwel in dezen niet om schuld, het is te makkelijk om het te hebben over een ‘falend’ beleid of noodplan van de politie of de NMBS. Dat de treinmaatschappij nu wijst naar de stad en omgekeerd maakt me daarom vooral pessimistisch, tenzij zij in het naar elkaar wijzen tegenwoordig een constructieve oplossing zien om deze gevaarlijke situaties te vermijden?

Bovendien ontlopen de verschillende partijen ook het wezenlijk probleem: dat zijn niet de horde dagjestoeristen die nu maar moeten worden geweerd, dat is de situatie zoals deze was. Zijn die amateuristisch opgestelde nadarhekken wel zo’n gerichte oplossing? Moet er niet veel meer gecommuniceerd worden naar de reizigers toe? Moeten de NMBS, stad én politie niet een veel gerichter noodplan hebben voor een specifieke situatie als deze? Worden stations eigenlijk wel gebouwd met het oog op ‘crowding’?

Voor alle duidelijkheid: ik keur het gebruikte geweld ten stelligste af – zowel door de passagiers als de politie. De politie heeft in de meeste gevallen hard gewerkt – ik bewonder de agent die ons in Antwerpen op de avondklok wees, maar toen we over het treinverhaal begonnen, ingelicht bleek te zijn en afsloot met de zin: ‘maar nu wel snel naar huis he’.

Ik bewonder de treinmachinist die z’n uiterste best heeft gedaan om aan een razend tempo de afstand Oostende-Antwerpen af te leggen. Ik bewonder de treinconducteur die ons na bijna elke halte het slechte nieuws moest melden dat we opnieuw vertraging hadden opgelopen, door mensen die deuren blokkeerden of miscommunicaties binnen de NMBS.

Ik bewonder mijn medepassagiers, naar Brussel, Kortrijk, Brugge, Antwerpen of waar dan ook – die samen met mijn gezelschap en mezelf probeerde vat te krijgen op de situatie en ‘ook maar gewoon naar huis willen hoor’.

Bovenal bewonder ik mijn ouders, die het hebben gewaagd om in het midden van de nacht naar het centrum van Antwerpen te rijden, om ons – nadat ze zelf al twee uur hadden gereden van de kust naar huis, veilig tot onze knusse Kempense thuis te brengen.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!