In zijn recente artikel in Knack begint Holslag al meteen op een veelbelovende noot die aangeeft hoe ernstig hij de dekolonisatie neemt: “Racisme en koloniaal paternalisme zijn verwerpelijk, maar halfslachtige schroom is dat ook.”[1] Eén artikel vol afgezaagde platitudes en drogredenen later zou je je verbluft kunnen afvragen hoe een hoogleraar internationale betrekkingen hiermee wegkomt. Natuurlijk, je kan het ook omgekeerd zien.
Misschien komt het juist door de ivoren toren van de universiteit, door de academische tunnelvisie, dat iemand zichzelf uiteindelijk begint wijs te maken dat buurtwinkeltjes in Matonge evenveel verantwoordelijkheid dragen voor (neo)koloniale uitbuiting als koning Leopold II. Of misschien gaat het niet alleen om onwetendheid en spelen de persoonlijke connecties van Holslag bij de NAVO ook wel een rol.
Dus je bent tegen slavernij, maar je eet voedsel? Ironisch …
Als mijn titel verkeerde verwachtingen schiep, dan doet die van Holslag dat des te meer. De vermelding van het “sponsoren van slavernij” en een “nieuwe fase van uitbuiting” lijkt in eerste instantie hoopgevend. Gaat Holslag het schaamteloze neokolonialisme van het IMF, de Wereldbank, de Belgische regering, de CIA en westerse multinationals aankaarten? Richt hij zijn pijlen op die instanties die vanaf de onafhankelijkheid onvermoeibaar alles in het werk hebben gesteld – ten koste van de democratie en vele mensenlevens onder de Mobutu-dictatuur – om te vermijden dat Congo zich in vrijheid zou kunnen ontwikkelen, los van het winstbejag van de westerse bedrijfswereld? Helaas.
Holslag wijst meteen met de beschuldigende vinger naar de gewone consument en insinueert zelfs dat het hypocriet is om als Belg het (neo)kolonialisme aan te klagen: “Ik ben er zeker van dat zowat iedereen die de voorbije maanden tegen Leopold II protesteerde enkele grammen van het slavenpoeder in zijn telefoon heeft zitten.” Bovendien claimt hij, zonder enige duidelijke onderbouwing: “Wellicht is een doorsneeburger nu ook veel meer medeplichtig dan pakweg een Belgische arbeider, keuterboer of winkelier uit de tijd van Leopold II, die met het ivoor en het rubber uit Congo weinig te maken had.”
Het is een klassiek recept van rechts, dat ook in andere contexten dan de kolonisatie van Congo ingezet kan worden. Ben je tegen kinderarbeid in de Filippijnen? Maar je draagt een T-shirt van de H&M! Ben je tegen grote, winsthongerige bedrijven? Maar je koopt brood in de Colruyt! Wil je een antikapitalistische beweging steunen? Maar je gebruikt Facebook om reclame op te maken!
Deze dooddoeners hebben vooral als doel om alle systeemkritiek verdacht te maken en verwarring te zaaien over de oorsprong van uitbuiting. Mensen die met deze tegenwerpingen afkomen, willen niet écht dat je ophoudt met naar de H&M gaan. Ze willen vooral dat je ophoudt met het systeem bekritiseren. De grote vraag die ze dan ook buiten beschouwing laten, is: op welke manier kun je het systeem doeltreffend aanvechten?
Gaan we de praktijken van een gigant als H&M echt beëindigen doordat een paar middenklassers die het zich kunnen veroorloven duurzame kledij kopen, terwijl H&M rustig doorgaat met monsterwinsten maken? Of eerder door een sterke massabeweging uit te bouwen die de gevestigde belangen rechtstreeks aanvecht?
De plundering van Congo als een spannende whodunit
Ook Holslag stelt deze vraag niet. Zijn visie op uitbuiting en ongelijkheid is relativistisch, zelfs apolitiek: voor hem blijven reële machtsverhoudingen, klassenconflicten en verantwoordelijkheden buiten zicht. Hij is blind voor het cruciale onderscheid tussen enerzijds bedrijven, regeringen en instanties die actief de keuze maken om de Derde Wereld te plunderen en om Afrikanen aan slavenarbeid te onderwerpen; anderzijds een gemiddelde burger die de producten koopt die daaruit voortkomen, omdat dat nu eenmaal de eenvoudigste en meest betaalbare optie is.
De simpele machtsdynamiek tussen grote bedrijven en verpauperde arbeiders wordt vervangen door een spannende, complexe whodunit waarbij het een mysterie is wie aan de grondslag ligt van de uitbuiting. Misschien is iedereen wel een beetje schuldig?
Zo kom je ten slotte uit bij een wereldbeeld waarin de koop en verkoop van kleren in zulke winkels als ‘M&G Outlet’ of ‘Mopé Textile’ ongeveer equivalent is aan bloedbaden in de Congo-Vrijstaat:
“Wandel eens over de Waversesteenweg in Matonge, de Congolese wijk in Brussel. Winkeltjes van Megamtex, M&G Outlet en Mopé Textile: dat is geen fair trade. De historische verontwaardiging van de Congolese gemeenschap, ik begrijp ze, maar in hun dagelijkse leven profiteert ook die gemeenschap van de moderne slavernij in China en Bangladesh. Anders dan Leopold II?”
Nu, de laatste keer dat ik op de Waversesteenweg kwam, vond ik die winkeltjes eerlijk gezegd toch iets minder uitpuilen van rijkdom dan de bombastische paleizen, privéparken en gaanderijen die het Belgische koningshuis bouwde op kap van Congolees bloedvergieten.
Ik zou zelfs nog verder durven gaan: de ‘Megamtex’ en ‘Mopé Textile’ staan ook in schril contrast met de chique glanzende gevels en etalages van de machtige textielketens H&M, Bershka, Zara en C&A in de aanpalende Elsensesteenweg. Maar voor Holslag is dit onderscheid irrelevant. Of je al dan niet de hele productieketen controleert, doet er niet toe. De vraag naar reële macht en structurele uitbuiting wordt – opnieuw – niet gesteld.
Historische verontwaardiging, maar het heden is ook historisch
Een andere impliciete suggestie in het verhaal van Holslag is dat het specifieke aandeel van Europese of Belgische elites in de kolonisatie een zaak van het verleden is. Veelzeggend is bijvoorbeeld zijn zinsnede “historische verontwaardiging” in het bovenstaande citaat. Het is misschien begrijpelijk dat de Congolezen nog altijd wrokkig zijn voor de eeuwenlange plunderingen, uitbuiting en roofmoorden in het koloniale verleden. Maar je overdrijft toch als je denkt dat daar vandaag nog iets van overblijft!
We knijpen dan maar gemakshalve een oogje dicht voor het feit dat van de 23 huidige rijkste families in België, er 9 hun fortuin deels in Congo hebben gemaakt.[2] Of voor het feit dat de Belgische en Amerikaanse regering verantwoordelijk waren voor de moord op Lumumba, de eerste president van het onafhankelijke Congo, en vervolgens onafgebroken politieke leiders hebben gesteund die samenspannen met de westerse multinationals. Instanties zoals het IMF en de Wereldbank dwingen ontwikkelingslanden op de knieën via leningen die gebonden zijn aan extreme neoliberale voorwaarden (gericht op deregulering en het volledig openstellen van economieën voor westerse investeringen).
In Congo was zo’n voorwaarde van het IMF enkele jaren geleden bijvoorbeeld het liberaliseren van de diamantmarkt.[3]Die neokoloniale dynamiek leidt ertoe dat er tot op de dag van vandaag jaarlijks nog altijd vele miljarden méér van Afrika naar de rijke landen worden verscheept dan andersom.[4] Een specifiek Congolees voorbeeld: prof. Stefaan Marysse berekende in 2014 dat de mijnbedrijven in de periode 2013-2019 $17,1 miljard dollar aan winst zouden weghalen uit Congo.[5]
Over al deze dingen blijft het bij Holslag ijzig stil. De “kritische burger” moet in eigen boezem durven kijken, benadrukt hij, maar dat geldt blijkbaar niet voor de bedrijven en financiële instanties die zich elk jaar opnieuw blijven verrijken in de voormalige kolonies. Geen woord over de praktijken van omstreden mijnbedrijven zoals BHP, AngloGold Ashanti en Glencore, laat staan over de opgelegde schuldenslavernij van het IMF.
Het ene concrete voorbeeld dat Holslag wél aanhaalt, en waarbij hij opeens toch in staat blijkt om de verantwoordelijkheid van overheden aan te kaarten, zijn de acties van China en Chinese bedrijven in Congo. Dit is niet zo verrassend gezien zijn reputatie als een ‘havik’, die onvermoeibaar en eenzijdig van leer trekt tegen de opkomst van China – een positie die de westerse media maar al te graag in de spotlights plaatsen op een moment van toenemende economische en politieke spanningen met de Chinezen.
We zullen het hier verder niet hebben over de handelsrelaties tussen China en Afrika.[6] Maar wat je ook van die relaties vindt: alleszins is het veelzeggend dat Holslag alleen in het Chinese geval een fundamentele kritiek wil maken op de acties van een overheid, terwijl hij de westerse schuld ‘nuanceert’ door de Congolese gemeenschap in Brussel aan te wrijven dat ze profiteert van kinderarbeid.
Willen we meer of minder westerse militairen in de Derde Wereld?
Het artikel van Holslag is redelijk kort en toch blijft het maar geven. Een laatste element dat we moeten bespreken, is zijn suggestie dat België misschien militairen (en bedrijfsleiders) moet sturen om in Congo te interveniëren:
“Op zijn minst zou wie de bustes van Leopold II bekladt óók moedig genoeg moeten zijn om op zoek te gaan naar alternatieven voor het bloedpoeder in zijn elektronica. Gaan we de Congolese mijnen zélf ethischer runnen? Wat doen we aan de oorlogseconomie die op gang wordt gehouden door de zucht naar grondstoffen? Volgens de International Crisis Group kost die economie 1000 doden per dag! Sturen we militairen?”
Opnieuw een nogal vage en verwarrende alinea. Wie is eigenlijk die ‘wij’ waarover Holslag spreekt? Zijn degenen die bustes van Leopold II bekladden, echt dezelfde mensen die zomaar een kobaltmijn kunnen gaan runnen? En in de volgende zinnen lijkt ‘wij’ dan weer plotseling op de Belgische regering of op het leger te slaan. Goed, ik gun Holslag zijn dichterlijke vrijheid in het gebruik van voornaamwoorden, maar laten we toch even stilstaan bij wat hij hier eigenlijk suggereert.
De Congolezen richten nu eenmaal een bloedbad aan als je hen laat doen, dus de morele keuze zou zijn om Belgische troepen naar Congo te sturen en om verlichte Belgen de mijnen ‘ethisch’ te laten runnen. De visie die Holslag hier naar voren schuift, is ronduit paternalistisch. Voor hem is het fundamentele probleem niet dat inmenging en sabotage door westerse instellingen al decennialang de ontwikkeling van Congo belemmert. Integendeel, het Westen moet nog meer grip krijgen op de Congolese economie.
Daarnaast is het NAVO-leger voor hem geen agressor die gewelddadig de westerse belangen verdedigt in het Zuiden (in 2011 bijvoorbeeld nog in Libië, een land dat sindsdien onherstelbaar in puin ligt). Holslag, die zelf betrokken is geweest bij de opleiding van NAVO-generaals, blijft de orthodoxe visie verdedigen op de NAVO als een ‘vredesmacht’, een voortrekker van de mensenrechten.
In een eerder Knack-artikel gaf hij zeer onomwonden te kennen welke politieke agenda hij hiermee verbindt: “We hebben een economische NAVO nodig, een bondgenootschap dat opkomt voor een échte vrije markt.”[7] De oproep om militairen en ‘ethische’ Belgische ondernemers als missionarissen naar Congo te sturen, klinkt in het licht daarvan wel wat minder onschuldig.
Waar het op neerkomt
Jonathan Holslag verdedigt een rechtse, bedrijfsgerichte visie op de internationale relaties. Zijn ideaalbeeld is een Derde Wereld die economisch afhankelijk blijft van de westerse multinationals en instellingen. China moet weliswaar uit Afrika worden geweerd, maar de NAVO blijft idealiter vrij spel krijgen om er haar heerschappij op te leggen. In het licht van deze posities moet je ook zijn hele bespreking van de BLM- en dekolonisatiebeweging begrijpen.
Zijn doorgedreven relativisme, dat protesteren hypocriet noemt omdat “het slavenpoeder” in de gsm’s van alle betogers zit, heeft een duidelijke functie: verwarring zaaien over de echte schuldigen (het IMF, westerse regeringen, mijn- en andere multinationals) en vermijden dat slachtoffers van uitbuiting zich succesvol tegen hen organiseren.
De visie van Holslag is lijnrecht tegengesteld aan die van de dekolonisatiebeweging. Toch verpakt hij haar in een progressief en kritisch jasje. Overtuigde progressieven en antiracisten zouden in de valstrik van Holslags misleidende narratief kunnen trappen. Laten we dat als consistente antiracisten niet doen en laten we – in lijn met de antikoloniale traditie van figuren zoals Patrice Lumumba, Martin Luther King, Malcolm X of Thomas Sankara – het paradoxale verhaal verwerpen waarbij de bevrijding van de Derde Wereld afhankelijk wordt gemaakt van de gunsten van westerse multinationals.
Aan het einde van de film I Am Not Your Negro leert een citaat van James Baldwin ons waar echte dekolonisatie uiteindelijk om draait:
“The world is not white.
It never was white,
Cannot be white.
White is a metaphor for power,
And that is simply a way of describing Chase Manhattan Bank.”[8]
Notes:
[1] https://www.knack.be/nieuws/belgie/verontwaardiging-over-koloniaal-verleden-is-flauw-zolang-we-slavernij-en-uitbuiting-blijven-sponsoren/article-opinion-1617947.html
[2] https://www.solidair.org/artikels/congo-de-kerfstok-van-de-belgen
[3] https://www.imf.org/en/News/Articles/2015/09/28/04/53/socar070110a
[4] https://www.theguardian.com/global-development/2017/may/24/world-is-plundering-africa-wealth-billions-of-dollars-a-year
[5] “Croissance cloisonnée: note sur l’extraversion économique en RDC”, in Conjonctures Congolaises 2014, p. 35 (geciteerd in https://www.solidair.org/artikels/n-va-en-cdv-schoonmoeders-bij-congolese-verkiezingen)
[6] Het idee dat China op een oneerlijke en schadelijke manier handel drijft met Afrika, is door verschillende experten bekritiseerd. De handelsrelaties blijken vaak juist op een meer wederzijds gunstige basis te berusten dan die met Europa of de VS. Zie hierover m.n. het werk van Deborah Brautigam, Jude Woodward, Frank Willems en Amitai Etzioni.
[7] https://www.knack.be/nieuws/wereld/de-grootste-uitdaging-van-de-navo-komt-niet-uit-rusland-of-china-maar-van-binnenuit/article-analyse-1447771.html
[8] https://www.tvo.org/transcript/131095X/i-am-not-your-negro