Na me wekenlang te hebben volgezogen met webinars, is het genoeg. Regelrecht ben ik in de val gelopen van de digitale hypertoegankelijkheid (die slechts voor een bepaalde groep geldt: een hele groep kan de digitale evolutie niet volgen, sommige mensen beschikken niet over de middelen, anderen niet over de kennis). Prestatiedrang en angst om dingen te missen sloegen de handen in elkaar, maakten me hongerig. Als je de ogen sluit voor dit bondgenootschap, zou je het leergierigheid of leerlustigheid kunnen noemen. Het was pure begeerte, hebberigheid, onverzadigbaarheid, … én doelloosheid. Het was geen manier van zinvol bezig zijn, het was wat het was: een verleidelijke cocktail van drang en angst.
Het is een van de valkuilen waar ik met open ogen ben in gelopen. Het verging me net zo met het organiseren van de ochtenden. Aanvankelijk kwam er tijd vrij. De auto mocht aan de kant blijven staan. De file ruilde ik in voor een wandeling. Die wandeling mocht gerust een uur duren, precies de tijd die ik voorheen nodig had om met de auto bij het werk te geraken. Stelselmatig diende de vraag zich aan: “Is zo’n uur wandelen geen tijdverspilling? De nieuwe realiteit is dat je een uur extra hebt, overdag presteer je al niet wonderwel, misschien moet je dat extra uur maar aanwenden om iets nuttigs te doen?”
De ochtendwandelingen ondernam ik altijd met mijn zoons. De oudste is drie jaar. Dat betekent dat wandelen veeleer slenteren is. Elke bloem, elk lieveheersbeestje krijgt zijn volle bewondering. In het begin bracht dat bij mij een gevoel van gelukzaligheid teweeg. Die vormde zich druppelsgewijs om in een vorm van stress: “Dit gaat veel te traag! Ik wil vlug even wandelen, want bewegen is goed voor mijn gezondheid en dan snel, snel aan het werk.”
Beide voorbeelden tonen aan dat ‘presteren’ een kampioen is in zichzelf maskeren. Leren werd presteren. Bewegen werd presteren. Maar het gevoel van tevredenheid nam af, samen met de mate waarin ik me nog kon concentreren.
Wat nemen we mee uit de afgelopen periode? Wordt alles weer zoals voorheen? Hebben we dan niets geleerd? U heeft zich die vragen vast ook al gesteld, of u kreeg ze voorgeschoteld?
Het zijn pertinente zaken. Maar vooraleer we die vragen opentrekken naar de grote ‘we’, is het goed ze aan de kleine ‘je’ te stellen. Een crisis laat altijd zijn sporen na. Hoe bewuster ieder van ons met die sporen omgaat, hoe groter de verandering kan zijn. Laten ‘we’ het zand van de tijd over ze heen waaien of gieten ‘we’ ze vol met vers beton?
Dat is geen vraag voor een anonieme menigte, maar voor een groep mensen die daar één voor één een beslissing in moet nemen. Een crisis laat altijd zijn sporen na. Daar heeft geen ‘je’ en hebben we geen invloed op. Maar hoe diep je die sporen een weg in jou laat trekken wel. ‘We’ is meer dan de optelsom van individuen, maar het is óók de optelsom van individuen.
© Shari Van Goethem