Al tien films lang vormt de filmwereld zowel de biotoop als de voedingsbron van Quentin Tarantino (°1963). De met cinema opgegroeide voormalige videotheekbediende flirtte met genres, knipoogde naar populaire filmbeelden, recycleerde vertrouwde verhalen, herwerkte archetypische figuren en serveerde bekende deuntjes. Met verve deed hij dat in onder andere Reservoir Dogs, Pulp Fiction, Jackie Brown, Kill Bill Vol. 1 & Vol. 2, Django Unchained en The Hateful Eight. Aanstekelijk werkende kauwgom voor de ogen. Mèt memorabele personages en legendarische scènes. Gedreven door een oorworm soundtrack.
Met slavernij, de Tweede Wereldoorlog, misdaad en de verovering van het Westen was er bij energiebom Tarantino telkens wel een link met de realiteit en relevante maatschappelijke thema’s. Toch spelen zijn films vooral in een ‘never never land‘, een kunstmatige filmwereld. Nadat hij eerder al zijn eigen Grindhouse kijkervaring trachtte te evoceren (reanimeren eigenlijk) in Death Proof focust hij nu in zijn tiende film volledig op het cinema-universum. Once Upon a Time… in Hollywood is een ode aan de City of Angels, een flashback naar het Los Angeles uit de herinnering en de jeugd van Tarantino. Liefdevol, subjectief en imaginair. Fake cinema voor de Trump jaren. Briljant en onderhoudend zoals altijd, maar conformistisch en bij momenten vals klinkend.
Liefde voor film
“Wij houden van films maken!” roept de immer enthousiaste Tarantino vanop een camerakraan in een making of documentaire van de blu-ray van Once Upon a Time… in Hollywood. Acteurs en crewleden rollen haast over elkaar om te benadrukken hoezeer Tatantino’s nieuwste een liefdesbrief aan de droomfabriek is. “Dit is de laatste grote ademtocht van Hollywood” stelt Luke Perry. “Quentin maakte een ode aan Los Angeles en Hollywood,” aldus Brad Pitt, “een eerbetoon aan die tijd, aan de industrie en aan de voorgangers door wie we dit kunnen doen.” Terwijl Leonardo DiCaprio het heeft over “Quentins opus magnum, de film waar hij al een leven lang naar toe werkte.”
Zelf zegt een glunderende Tarantino “te houden van films waarin het verleden van Hollywood wordt gereproduceerd. Het is erg veranderd, maar toch ook weer niet. Dus je hebt nog steeds genoeg houvast. Ik bof dat ik me de grote iconische stad Los Angeles herinner van toen ik zes à zeven was en dat ik met deze film de kans kreeg om die stad te reproduceren en net zo te maken als toen. Dat was heel opwindend en bijzonder cool.”
Er zit dan ook heel wat liefde in Once Upon a Time … in Hollywood, een trip naar het L.A. van 1969. Met zijn locaties, architectuur, posters, restaurants, drive-ins, meubilair en wagens. “De auto’s zijn even belangrijk als de locaties en de personages” laat producente Shannon McIntosh zich ontvallen en dat is voor een keer geen holle promo praat. De look is zowat de ziel van de film. Met dank aan de kleurrijke, korrelige 35mm beelden van DoP Robert Richardson.
Scharnierjaar 1969
1969 is voor Tarantino een kantelmoment met enerzijds de moord op Sharon Tate door volgelingen van Charles Manson en anderzijds de desintegratie van het klassieke studiosysteem. Daar waar de regisseur er in ‘historische films’ zoals Inglourious Basterds, Django Unchained en The Hateful Eight niet voor terugschrok om een loopje te nemen met de historische realiteit benadrukt hij hier de ‘waarheidsgetrouwheid’.
Zijn oog voor details (zelfs de films die speelden in de bioscopen kloppen) moet bewijzen dat het totale plaatje een weerspiegeling van de realiteit is. En daar wringt het schoentje want de blik van de cineast is heel subjectief. Het is bovendien ook een male gaze, een herinnering bekeken door mannelijke ogen. En versterkt door de soundtrack van een jeugd, de Californische radiostations en de mainstream popmuziek waarmee Tarantino opgroeide.
Bekende historische figuren zoals Sharon Tate, Steve McQueen en Bruce Lee draven op maar fictieve personages dragen deze buddy movie. De alcoholistische acteur op de retour Rick Dalton (DiCaprio) en zijn chauffeur Cliff Booth (Pitt), een stuntman en stand-in die nooit uit de anonimiteit is geraakt. Cliff woont in een rommelige trailer in de San Fernando Valley, Rick (en zijn pit-bull) in een ruime villa-met-zwembad net naast het omheinde verblijf van de Polanski’s. Hij treedt in de voetsporen van Clint Eastwood wanneer hij in Italië een spaghettiwestern gaat draaien (en daar een Italiaanse echtgenote aan overhoudt) terwijl Cliff het pad kruist van de Manson familie wanneer hij met liftster Pussycat in de Spahn Ranch (een Californische filmboerderij) belandt. Waarna een home invasion leidt tot een brutale, gewelddadige explosie.
Fictie en realiteit
Met fictieve personages die verwikkeld geraken in reële gebeurtenissen heeft Once Upon a Time … in Hollywood een hoog Zelig (Woody Allen) en Forrest Gump (Robert Zemeckis) gehalte. Alleen kan hij het net als in Inglourious Basterds niet laten om de geschiedenis grondig te herschrijven. Vrij respectloos t.o.v. de betrokkenen bij een reële tragedie die de slachtpartij in de nacht van 8 op 9 augustus 1969 was. Tarantino bleek zich echter van geen kwaad bewust en toonde zich vooral bekommerd om ‘spoilers‘ toen hij de film in Cannes voorstelde.
Terwijl een clevere twist misschien wel leuk is in een scenaristenfilm zoals The Usual Suspects, zoiets wordt bedenkelijk en weinig empathisch wanneer de werkelijkheid en een pijnlijk gebeuren in het spel zijn. Het past bij de wat zelfingenomen stijl en narcistische aanpak van de regisseur maar het blijft misplaatst. Tarantino had deze valkuil, weliswaar nipt, weten te vermijden in eerdere controversiële films als Django Unchained en The Hateful Eight maar nu was hij te zeer verblind door zijn overtuiging dat film de wereld kan redden (lees: de geschiedenis kan herschrijven).
Tarantino koestert zijn imago van film geek, obsessieve cinefiel en jongere versie van Martin Scorsese, maar ook het beeld van populaire, volkse filmmaker. Geen intellectueel en politiek gedoe bij hem of politieke correctheid (uithalen naar ‘the Mexicans‘ en ‘that Polish prick‘ in de dialogen moet cool en authentiek zijn). Tegelijk filmt hij geen rauwe realiteit maar een sprookje, eentje dat working class acteurs en arrogante Aziaten (een karikaturale Bruce Lee) te kijk zet en de kitsch, banaliteit en mainstream cultuur verheerlijkt.
Hip conformisme
Dat er in het 1969 van Tarantino amper een spoor is van anti-Vietnam protesten, raciale conflicten, Woodstock, politieke moorden en stedelijke rellen is een ding. Het bashen van de “fucking hippies” die hij associeert met de Manson familie een ander. Weg zijn het streven naar een ‘race war‘ van Manson (die een swastika op zijn voorhoofd liet tatoeëren) waardoor zijn volgelingen psychotische outsiders worden. De opwindend voorgestelde wraak van onze ‘buddies‘ lijkt gerechtvaardigd en zorgt via een onvermijdelijk, noodzakelijk bloedbad voor een catharsis. Het betekent het einde van een tijdperk.
Alleen kleeft er, in tegenstelling tot Sam Peckinpahs The Wild Bunch uit 1969, geen melancholie aan dat kantelmoment met zijn einde-van-een-tijdperk gevoel. Tarantino heeft in interviews al toegegeven dat de hippie jeugdcultuur hem beangstigde omdat het zijn wereld deed wankelen. “This hippie youth culture thing was a new thing and shaking the fabric of society a little bit,” bekent hij in Deadline, “when I was 6, seeing images of all the hippies together at Woodstock and things, I thought it was scary. I don’t think that now and I didn’t think that as I grew up but at six it seemed ominous. Everyone hanging out in the mud, kids running around naked. It seemed like debauchery …“
Het probleem is dat Tarantino die angst van een zesjarige vertaalt in een ‘volwassen’ afkeer van tegencultuur en een apologie van zowel mainstream cultuur als conformisme. Het levert fake popcultuur cinema op. Een ode aan middelmatigheid. Tarantino’s lofzang adoreert het Hollywood-van-toen, maar vergeet dat er ook rebelse en kritische films als Easy Rider, Bonnie and Clyde, In the Heat of the Night, They Shoot Horses, Don’t They, Midnight Cowboy en In Cold Blood gemaakt werden.
Wel blijft dit loflied aan een Hollywood dat enkel in Tarantino’s fantasie heeft bestaan uitermate genietbaar. Quentin Tarantino weet confrontatiescènes op te bouwen, heeft visuele flair, ritmeert actie met een muzikale jukebox, creëert memorabele cameo’s, injecteert de nodige humor en laat acteurs plezier omzetten in energie. De tristesse van de scène waarin Tate (Margot Robbie) geniet van de reacties van de publiekreacties tijdens de bioscoopvertoning van een Sharon Tate film levert een krop in de keel op. Maar de afrekening met de rebelse sixties – en impliciet ook de sociaal-kritische seventies cinema die zou volgen – geeft aan dat Tarantino conformistischer is dan hij wil toegeven.
ONCE UPON A TIME … IN HOLLYWOOD: Quentin Tarantino; USA, 2019, 102′; met: Leonardo DiCaprio, Brad Pitt, Margot Robbie, Bruce Dern, Margaret Qualley, Al Pacino, Rafal Zawierucha; extra’s: verwijderde scènes, documentaires; FILM: *** / EXTRA’S: ***; distributie: Sony.
Dit artikel verscheen ook bij het maandelijks filmtijdschrift Filmmagie: www.filmmagie.be.