Laten we eerlijk zijn, deze klap zagen we niet aankomen. In januari 2020 verscheen dit kleine kroonvormige virusje in China. Toen prijkte het nog nergens op de voorpagina’s van de internationale kranten. Nochtans was er al sprake van “pandemiegevaar”. Maar het bleef bij een spelletje paniek zaaien. Per slot van rekening hebben we hetzelfde lexicon gebruikt als voor SARS in 2003 en in 2009 voor H1N1 (een subtype van het griepvirus influenza en van oorsprong een vogelgriepvirus). Deze virussen troffen Europa niet echt fundamenteel.
Nu, drie maanden later, worden onze samenlevingen als het ware “op pauze gezet”, versuft door angst en bedwelmd onder de macabere dodencijfers door een aandoening van de luchtwegen. We stellen het virus tot op het bot in vraag. Covid-19 monopoliseert alle berichtgeving in de media. De tv-programma’s rond het thema volgen elkaar op. En het gaat nog lang niet stoppen.
Een Chinese aangelegenheid
Als journalist houdt er me bij het schrijven van deze tekst maar een vraag bezig: hoe heeft het zo lang kunnen duren eer ik de omvang van de aankomende golf kon waarnemen?
Het is symptomatisch: het eerste programma over het coronavirus dat ik organiseerde op La Première (een RTBF-radioprogramma) ging eigenlijk meer over het land China dan over het virus zelf. Net als vele anderen keek ik vol ongeloof naar de spectaculaire reactie van de Chinese autoriteiten. Zij wisten namelijk Wuhan, een stad met negen miljoen inwoners, in quarantaine te plaatsen, te isoleren van de rest van het land en een ziekenhuis te bouwen in slechts tien dagen.
De uitgenodigde experts leken zelf meer vragen dan antwoorden te hebben over het virus: Hoe gevaarlijk is het? Hoeveel gevallen zijn er? Wat is de besmettingsgraad? Welke behandelingsmogelijkheden zijn er? Is er een vaccin, etc.? De som van de onzekerheden stelde me niet gerust. Ik hoor het me nog tegen mezelf zeggen na het debat. Weliswaar heb ik niet dieper gegraven. Het was nog ver weg in China.
Maar als we het spoor terug opzoeken, dan waarschuwde de VN-Wereldgezondheidsorganisatie WHO op 30 januari al voor het risico op wereldwijde besmetting. Het was “een noodsituatie voor de volksgezondheid op internationale schaal”. Het is echter alsof het bij mij niet doordrong en mijn brein het niet wilde vertalen. Ik kon me gewoon niet inbeelden dat we drie maanden later in het democratische België gedwongen zouden worden om bijna dezelfde voorschriften toe te passen als in China.
Slechts een griepje of een cataclysme?
Net als voor ieder ander mens is het onbekende ook voor een journalist moeilijk te vatten. Het is uiterst verleidelijk om vergelijkingen na te jagen met wat we reeds kennen. En bij de aanpak van de huidige crisis werd al snel de vergelijking gemaakt met de seizoengebonden griep.
We moeten toegeven dat die vergelijking aanlokkelijk is. De eerste symptomen zijn immers vergelijkbaar en net als de griep kan corona tot de dood lijden. Bovendien is het veeleer riskant voor oudere mensen die lijden aan andere aandoeningen. Covid-19 is zoals de griep dus. Veel kranten publiceerden cijfers om ons daaraan te herinneren. Elk jaar sterven er door griep 1.000 tot 1.500 mensen in België en wereldwijd zijn er volgens de WHO 650.000 sterfgevallen.
De tijd is rijp om een en ander te relativeren. 5.000 doden in China door Covid-19 komt nog lang niet tot bij het totaal aantal slachtoffers van de gewone griep. Dat betekent dat er maar drie doden vallen per miljoen inwoners. Dat aantal ligt dus veel lager dan andere doodsoorzaken.
Maar dit zijn foute vergelijkingen en relativeringen. Ze verheimelijken namelijk het echte probleem. Het virus, waartegen de wereldbevolking nog geen immuniteit heeft, is namelijk in staat om in zeer korte tijd toe te slaan en een groot aantal mensen (vooral ouderen) te hospitaliseren. Daardoor kunnen gezondheidssystemen volledig overspoeld geraken. Toen ik dat inzag, was het virus reeds goed doorgedrongen in Europa. Zo was in Italië het sterftecijfer al gruwelijk exponentieel aan het stijgen.
Een betere lezing van de situatie in China zou ertoe geleid hebben het veel eerder te begrijpen. Het gebeurde echter in China en dus ver weg van ons. Ook al wisten we allemaal dat een virus lak heeft aan grenzen en zich daarnaast ook niet bekommert om culturele, economische en politieke verschillen, toch was het wachten tot een Europese staat getroffen werd om het volledig te vatten. Ja, wat voor Azië het geval was, is dat nu ook voor ons.
Grenzen bewust accepteren en keuzes verduidelijken
Voor journalisten die geconfronteerd worden met de onzekerheden van een dergelijke epidemie is de kakafonie aan deskundigen, eveneens een uiterst verontrustende factor. Hoe schift je tussen de experten die tienduizenden doden aankondigen en experten die uitleggen waarom Europa veel beter is uitgerust dan China?
Er zit beslist niets anders op dan je werk als journalist te doen en ook experten moeten gescreend worden. Wie zijn ze? Drukken ze zich echt uit over hun vakgebied? Genieten ze erkenning van de collega’s in hun domein? Je moet cv’s bekijken, telefoontjes plegen, de gangbare methodologieën leren kennen en vooral de gemaakte keuzes aan het publiek uitleggen.
Dat is essentieel in een crisis als deze. Een journalist die op het zicht navigeert en die merkt dat de waarheid van de ene dag soms verschilt van de andere, moet voortdurend keuzes aan het publiek uitleggen. Journalisten moeten durven onwetendheid op te biechten en beoordelingsfouten corrigeren. Ten gronde verwacht het publiek niet dat een journalist een infectiespecialist of epidemioloog wordt. Hij of zij moet een gidsende rol vervullen in de enorme poel van beschikbare informatie. Het gaat erom dat journalisten feiten op tafel leggen, weten hoe ze die moeten verklaren om ze daarna in perspectief te plaatsen.
Dat impliceert een nauwkeurig kritisch bronnenonderzoek en een volkomen transparantie voor het publiek. Ook al is er een grote warboel aan gegevens, toch is het essentieel om de informatie te kunnen opsporen en te rechtvaardigen.
De arena van de social media
In een dergelijke crisis is het nu onmogelijk om social media links te laten liggen. Het is een plek waar fascinerende en echte bronnen van over de hele wereld worden gedeeld, maar eveneens een plek waar collectieve angsten nepnieuws versterken. Op sociale media vind je constructieve, maar ook uiterst forse uitwisselingen tussen journalisten en hun publiek.
Zelden heb ik mijn journalistieke keuzes zo moeten rechtvaardigen als nu. Zo heb ik mij moeten verduidelijken over mijn informatieselectie, de interpretatie van cijfers, mijn soms te positieve toon en mijn soms onnodig dramatische toon. Op sociale media is het feit dat je journalist bent voor een belangrijk erkend medium niet a priori een garantie voor geloofwaardigheid. Het tegendeel is soms waar.
Dus moeten we het minder aangename graafwerk doen. We reageren op kritiek, maar we weten ook hoe ernaar te luisteren. In het licht van zoveel onzekerheden en onverwachte omstandigheden is de opbouw van verstandhouding een collectief werk. Een aantal van de kritieken op mijn eerste berichten of tweets hielpen me om mijn eigen onvolkomen begrip te beseffen.
Toen mensen me wezen op een of andere blinde vlek of op verkeerde gevolgtrekking, heb ik sommige berichten verbeterd en andere verwijderd. Wanneer er zoveel valse geruchten circuleren, moet men de ambitie hebben om onberispelijk te zijn over de feiten.
Montaigne (1553-592, Frans humanistisch filosoof uit de Renaissance) moedigde mensen aan om “hun hersenen tegen die van anderen aan te wrijven en bij te vijlen.” Sociale media kunnen dat bewerkstelligen. Je moet wel onderscheid kunnen maken tussen opbouwende kritiek en ongepaste trollen. Daarnaast moet je ze van tijd tot tijd van elkaar kunnen loskoppelen.
De feiten, niets dan de feiten?
De media-aandacht voor een dergelijke pandemie roept ook vragen op over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de journalist. Volgens een visie van Rousseau (1712-1778, Frans filosoof) moet een journalist niet alleen gelijke toegang tot informatie organiseren, zodat meningen in alle vrijheid kunnen worden opgebouwd, maar moet hij ook rekening houden met de manier waarop deze informatie zal worden ontvangen in een angstige en onzekere context.
Kan een exponentiële grafiek van sterftecijfers zonder verdere uitleg aan het publiek worden getoond? Kunnen de resultaten van een wetenschappelijk discutabele studie over chloroquine zonder context worden weergegeven? Kunnen we brutaal de angst van een vakbondsafgevaardigde voor een eventuele verstoring van de bevoorrading van warenhuizen melden?
Natuurlijk mogen we geen informatie achterhouden, maar in de context van een gezondheidscrisis die ons maatschappelijk leven zo fundamenteel door elkaar schudt, meen ik dat journalisten dubbel zo voorzichtig te werk moeten gaan om ingewonnen informatie in hun juiste context te plaatsen. Een journalist moet inzetten op intelligentie, terwijl hij alle mogelijke sleutels tot begrip ter beschikking stelt. We moeten angsten niet onnodig accentueren en we mogen niet valselijk milderen als het ernstig is. Het is balanceren op een slap koord en daardoor ben je als journalist verplicht om het publiek te kennen en de missie die de maatschappij je toekent.
Waakhond op de uitkijk
Tot slot wil ik benadrukken dat het noodzakelijk is dat journalisten kritisch blijven tegenover alle machten, zelfs op momenten wanneer de algemene toon er een is van heilige consensus. Blijf kritisch wanneer afwijkende stemmen soms worden gezien als “verraders van de strijd”.
Sommige zaken stellen we uit door acute omstandigheden, maar zelfs op het hoogtepunt van een crisis kunnen verslaggevers geen woordvoerder of klerk worden van welke autoriteit ook. Ze moeten hun missie als waakhonden van de democratie vervullen. Een journalist handelt onafhankelijk en vrij. Dat geldt des te meer in deze delicate tijden, waarin andere rechten en vrijheden al in twijfel worden getrokken.
Note:
Coronavirus : une leçon d’humilité journalistique van Arnaud Ruyssen, RTBF-radiojournalist verscheen in het tijdschrift La Revue Nouvelle en vertaald door Roebi Blockx.