Mediastrategie
Net zoals zijn voorgangster op onderwijs is Ben Weyts meer mediastrateeg dan minister. Met veel poeha kondigde hij aan dat het onderwijs half mei trapsgewijs zou heropstarten. Dat hij dat aankondigde is op zich al vreemd, want de bevoegdheid hiervoor ligt niet bij hem maar bij de Nationale Veiligheidsraad (NVR). Er moest duidelijk iets geforceerd worden.
Vergeten we niet dat de N-VA het bruggenhoofd is van de werkgeversorganisatie VOKA. De doelstelling van het manoeuvre van Weyts was – ter wille van de economische elite – druk uitoefenen op de regering en de NVR om de lockdown zo snel mogelijk te versoepelen. Tezelfdertijd oogstte hij hiermee veel media-aandacht, en dat is lekker meegenomen. We moeten het hem nageven, hij is erin geslaagd het hele onderwijsveld in zijn manoeuvre mee te krijgen en heeft ook zijn Waalse collega kunnen overhalen.
De plannen zijn grotendeels economisch gemotiveerd, al wil men dat niet gezegd hebben. Zoveel mogelijk kinderen van het basisonderwijs moeten terug naar school, want dat zijn kinderen die thuis niet alleen kunnen gelaten worden. Als zij opnieuw op school opgevangen worden, kunnen hun ouders hun economische activiteit weer hervatten. Een groot deel van de laatste jaars secundair tso en bso komen vanaf deze zomer op de arbeidsmarkt terecht. Zij krijgen niet toevallig voorrang.
Propaganda-oorlog
Om de snelle heropstart te motiveren wordt een ware propaganda-oorlog gevoerd. Kinderen zouden zogezegd weinig of geen besmettingsgevaar betekenen. De Standaard kopt: “Kinderen zijn toch niet zo’n groot gevaar voor oma en opa”. Om dat te staven citeren ze epidemiologe Joanna Merckx: “Kinderen zijn niet vatbaarder voor het virus dan volwassenen, mogelijk zelfs minder”. Het citaat leert dat ze het eigenlijk niet weet, het is “mogelijk”, niet meer dan dat.
De krant verwijst ook naar een studie van Merckx die de stelling moet staven, gebaseerd op 31 gezinnen. Je leest het goed: 31 gezinnen. Je hoeft weinig van statistiek te kennen om te weten dat het cijfer 31 volstrekt te weinig is voor ernstige conclusies, laat staan voor wetenschappelijk verantwoorde conclusies.
Heel andere geluiden zijn te horen uit Duitsland. In dat land waren er twee epicentra. Eén ervan is de kleine gemeente Gangelt met 12.000 inwoners, vlakbij de Nederlandse en Belgische grens. Daar zijn meer dan één op zes van de mensen besmet geraakt. Professor Edda Klipp heeft de verspreiding van het coronavirus in deze gemeente grondig bestudeerd. Ze komt tot de vaststelling “dat scholen belangrijke haarden zijn voor de overdracht van infecties”. De grafiek laat aan duidelijkheid niet veel over.
Het prestigieuze Imperial College COVID-19 Response Team van het Verenigd Koninkrijk gaat ook uit van de veronderstelling dat kinderen net als volwassenen besmettingen overdragen. Het was in die veronderstelling dat de experten ervan aandrongen op een snelle sluiting van de scholen.
De scholen vroegtijdig heropenen kan de curve opnieuw de hoogte injagen en misschien zelfs een nieuwe lockdown noodzaken. Dat is de reden waarom de orde van geneesheren uit Frankrijk zich met klem verzette tegen de aangekondigde heropening van de lagere scholen in hun land op 11 mei.
In Duitsland waarschuwt zelfs bondskanselier Merkel tegen een te snelle heropstart van de scholen. In Duitsland zijn er in verhouding veel minder coronadoden dan in ons land. De geleidelijke heropstart van de scholen is gepland voor 4 mei. Merkel heeft in het parlement gewaarschuwd tegen zo’n snelle heropstart: “Het lijkt soms erg snel of zelfs te snel”.
Veiligheid vóór alles?
In het advies van het Vlaams Onderwijsveld staat: “De veiligheid van alle leerlingen en personeel is een absolute basisvoorwaarde bij de heropstart van de scholen. … We ambiëren een zo veilig mogelijke schoolomgeving, waarbij we het risico op besmetting maximaal proberen in te dijken.”
Dat klinkt goed. Maar dat zijn woorden, gemakkelijke woorden. Laten we even kijken naar een aantal knelpunten. Er staat bijvoorbeeld niets in het advies over het testen van leerkrachten. Dat zou je toch minstens mogen verwachten.
Wat het dragen van mondmaskers betreft: dat wordt volgens het advies voor het personeel “sterk aanbevolen”, niet verplicht. De NVR zegt nu dat het verplicht wordt voor kinderen boven de 12 jaar en personeel. Maar het is helemaal niet zeker of er voldoende mondmaskers zullen zijn. Dat kunnen we afleiden uit de passage: “mondmaskers (aankoop of zelfproductie via school of leerlingen)”. De NVR zegt dat er mondmaskers zullen aangeboden worden. Maar als we al zien dat er tot op heden beschermingsmateriaal tekort is in de woon- en zorgcentra en dat het hier over een veel grotere groep gaat, dan voorspelt dat weinig goeds voor het onderwijs.
In het advies staat ook dat de heropstart gepaard zal gaan met “social distancing”. Maar iedereen die een klein beetje ervaring heeft in het onderwijsveld weet dat dit voor de leerlingen uit het lager onderwijs en voor heel wat leerlingen van het secundair onderwijs wishful thinking is. Zelfs als men met halve klasgroepen werkt.
Kortom, noch op het vlak van testen, mondmaskers of social distancing zijn de “absolute basisvoorwaarden” voor de veiligheid gerealiseerd.
Wat dan wel?
Experts voorspellen dat het virus nog lange tijd zal huishouden en dat we ons nog aan verschillende periodes van lockdowns mogen verwachten. We moeten dus op langere termijn denken in plaats van in allerijl alles te proberen forceren voor de resterende weken vóór de zomer.
Die lange termijn betekent vooreerst dat we goed uitgewerkte noodplannen maken voor toekomstige lockdowns. Daarnaast moeten we de start van het volgend schooljaar goed voorbereiden zodat leerkrachten en leerlingen elkaar op een ‘echt’ veilige manier kunnen ontmoeten. Dat betekent dat we over de kwesties van het testen, de mondmaskers en de social distancing niet improviseren, maar dat we waterdichte garanties bieden voor de veiligheid van het personeel en de leerlingen.
Daarnaast is het deze trimester nog belangrijk dat de leerlingen van het zesde studiejaar en de leerlingen van het tweede, vierde en zesde leerjaar van het secundair een goede oriëntatie krijgen. In de voorbije weken was daarvoor geen ruimte en tijd.
Ten slotte, is het de volgende weken belangrijk om speciale aandacht te voorzien – al dan niet online – voor die leerlingen die het moeilijk hebben met thuisonderwijs en feitelijk uit de boot vallen. Zo kunnen we ervoor zorgen dat de kloof tussen sterke en zwakke leerlingen, die in Vlaanderen al zo groot is, niet nog verder vergroot. Zomerklassen op vrijwillige basis – vrijwilligheid zowel voor leerlingen als voor leerkrachten – kunnen hierbij zeker ook helpen.
Carine Dedeygere is leerkracht in een middelbare school. Zij schrijft onder een schuilnaam. Naam en adres bekend bij de redactie.