Al reeds verschillende keren werd ik tegengehouden door de politie, terwijl ik even buiten de nodige zonnestraaltjes wou oppikken. Gelukkig heeft dat mij nog geen boete opgeleverd, maar die bezorgdheid is reëel. Lange afstanden wandelen doet pijn, dus dan zet ik mij op een bankje. Ik woon ook alleen, dus dandoe ik dat samen met iemand die me dierbaar is, wel altijd met de nodige afstand. Geheel conform de maatregelen. Om mogelijke discussies te vermijden neem ik ook mijn parkeerkaart voor personen met een handicap mee.
De maatschappij gebruikt een bepaald kader om mensen met een beperking te catalogiseren. In theorie moet dat resulteren in een artificiële opsplitsing tussen wie wel of niet onder dat label valt. Het is een verduidelijking en structuur die een weg bouwt om extra hulp en toegankelijkheid te legitimeren. Het is ook diezelfde verduidelijking die bepaalt wie wel of niet beboet wordt wanneer men zich niet aan de ‘niet-zitten-regel’ houdt.
In de praktijk zijn zo’n conventies echter meer een basis voor het produceren van ongelijkheid. Ze resulteert in scheefgetrokken vergelijkingen en negeren de diversiteit aan beperkingen die niet passen in het uitgestippelde kader. Waar ze het doel heeft een urgentie en noodzaak te valideren, devalueert ze unieke ervaringen van beperkte individuen door steeds datzelfde gebrekkig kader te hanteren. Het meetinstrument van onze maatschappij is maar al te vaak wat we zichtbaar kunnen waarnemen: de logica van de visibiliteit.
Dat wij, mensen met een beperking, documenten moeten op zak houden om te ‘bewijzen’ dat we nood hebben aan dat bankje om te zitten, is één van de zoveelste kafkaëske bureaucratische redeneringen die België typeert. Want wat als je beperking niet zichtbaar is? Het typeert ook de realiteit van ons leven in deze maatschappij, zijnde: er is geen plaats voor ons.
De ‘niet-zitten-regel’ lijkt een oplossing maar is er geen. Het is een maatregel die enkel verder stigmatiseert en de weerbaarheid van kwetsbare mensen nog verder op de proef stelt. Het vergroot een subtiel gevoel waar veel mensen met een (onzichtbare) beperking mee leven: dat hun beperking niet serieus wordt genomen, dat ze profiteren en lui zijn. Het voelt alsof we moeten bewijzen dat we weldegelijk ook in de parkjes aanwezig mogen zijn.
Veel mensen staan niet stil bij hoe vernederend het is om met dat papiertje op zak buiten te komen. Het zien van parken vol wandelaars, joggers, mensen die de hond uitlaten, gezellig keuvelend met een gesprekspartner zonder enig probleem, is pijnlijk. Daar bovenop herhaaldelijk aangesproken worden en erop gewezen worden dat je de wet overtreedt – zelf goed wetende dat dat niet het geval is -, creëert een gevoel van onveiligheid en argwaan. Kunnen genieten van dat bankje, of het gesprek, zit er dus eigenlijk ook niet echt in.
Mensen zouden geen ‘bewijsje’ op zak moeten hebben om te kunnen genieten van dat beetje zon in het park. Iedereen heeft recht op die zonnestralen. Het categoriseren van beperkingen is een standaard recept voor honderden, duizenden mensen die uit de boot zullen vallen. Het is een symptoom van een maatschappij die slechts gering, overgoten met vooroordelen en stereotypering, kijkt naar mensen met een beperking.
Dat controleorgaan van visibiliteit, strak gehanteerd door de politie-agenten die in combiwagens de parkjes surveilleren, negeert de fluïditeit en vaak onzichtbare manifestaties van pijn en beperkingen. Wie er niet beperkt uitziet, schendt de wet, zelfs met parkeerkaart op zak. De kribbige opmerkingen en vuile blikken van passanten vertrekken vanuit datzelfde vooroordeel.
Niet veel mensen beseffen hoe moeilijk het is om vertrouwen te hebben in dat papieren blaadje als beschermingsmethode tegen een mogelijke boete. Niet veel mensen beseffen hoe frustrerend en onrechtvaardig het voelt. Iedere stap die ik buiten zet, richting dat bankje, maakt me bang. Wat als ik een agent tegenkom die mij alsnog niet serieus neemt? Ik ben steeds afhankelijk van de goodwill van de politieagent die me zal tegenhouden, of die mijn beperking gelooft en mij de uitzondering zal gunnen.
Het is een gigantische emotionele arbeid voor mensen met een (onzichtbare) beperking om de publieke omgeving te vragen om toegankelijkheid. Maar al te vaak is het antwoord ontkenning, spot en stilzwijgende afkeuring. Onzichtbaarheid maakt de andere onzeker, omdat men er moet op vertrouwen dat iemand z’n persoonlijke ervaring de waarheid is.
Zo’n constante controle van oprechtheid is een psychologische tyrannie waarbij een institutioneel kader mee bepaalt wat gelegitimeerde ervaringen zijn van pijn. Waar het compleet aan voorbij gaat, is de intrinsieke ervaringen van individuen met een onzichtbare beperking en de onvoorspelbaarheid waarbij pijn aanwezig is in het lichaam.
Mensen met een beperking weten maar al te goed dat de kafkaëske papiermolen vaak niet genoeg hulp of bescherming biedt voor een maatschappij die hen niet begrijpt of gelooft. Het wantrouwen en de teleurstelling die daaruit volgt, is vaak al voldoende om gewoon niet meer naar buiten te gaan.
Mensen met een (onzichtbare) beperking groeien op in een samenleving die hen leert dat hun problemen niet belangrijk zijn of dicteert zelfs dat hun problemen niet eens bestaan. Het weinige vertrouwen dat er is in toegankelijkheid, hulp, empathie … is bij velen heel fragiel. We hebben geleerd dat crisissituaties deze discriminatie vaak uitvergroten. Momenten van paniek gaan vaak ten koste van zij die kwetsbaar zijn.
Alle factoren samen cumuleert dit tot een beleid dat ableist is: ze discrimineert categoriek kwetsbare mensen en/of mensen met een beperking. Het aanvankelijke doel van de ‘niet-zitten-regel’, het verder vermijden van samenscholing, mist z’n doel. Het voorbije weekend werd dat duidelijk aan de hand van de hoeveelheid boetes. Verder inzetten op het handhaven van het samenscholingsverbod lijkt een efficiëntere en eerlijkere strategie. De ‘niet-zitten-regel’ is geen maatregel die het coronavirus bestrijdt, maar veel meer een die kwetsbare mensen tout court uit het straatbeeld houdt.
Schaf deze regel af.
Josefien Cornette is kunsthistoricus, activist en kunstenaar.