De vele getuigenissen van verpleegkundigen en artsen in de media illustreren wat ondertussen dagelijkse realiteit werd in ziekenhuizen en woonzorgcentra: mensen sterven in pijnlijke isolatie. Het persoonlijk afscheid kunnen nemen van de overledene in het ziekenhuis of het woonzorgcentrum moet plaatsmaken voor het gemeenschappelijk belang.
In deze coronapandemie werd een noodgedwongen overgang gemaakt van een persoonsgerichte ethische kwaliteitszorg naar een zorg waarin de veiligheid van de gemeenschap primeert. Terecht. Dit gebeurt echter niet zonder menselijke schade.
De moeilijke spanning tussen persoonsgerichte zorg en het gemeenschappelijk belang zorgde verleden week nog voor een politieke storm naar aanleiding van de aanpassing van de bezoekersregeling in de woonzorgcentra. Maar de spanning is ook sterk voelbaar binnen de voorzieningen zelf.
We zien dat er nergens zoveel leegte en vervreemding ontstaat als bij het levenseinde, tijdens en vlak na het sterven. Net daar grijpen de beperkende maatregelen rond isolatie en social distancing het diepst in. Vraag in normale omstandigheden aan terminale patiënten en bewoners hoe ze bij voorkeur willen sterven en je hoort vaak: pijnloos en omringd door geliefden.
Het aanwezig kunnen zijn bij het overlijden is ook belangrijk voor de naasten zelf. Ze willen waken bij de stervende. Elkaar troosten. Zorgverleners ervaren zelf zin door zoveel mogelijk goede omstandigheden te creëren voor het afscheid. Ze hechten daarbij veel belang aan de laatste zorgen voor het gestorven lichaam. Zo vertrouwen ze de overledene weer toe aan zijn of haar naasten.
In deze pandemie hebben we blijkbaar aanvaard dat de levenseindezorg herleid wordt tot een volstrekt minimum. In het ziekenhuis mogen twee eerstegraadsverwanten gedurende twintig minuten afscheid nemen. Omwille van het beschermingsmateriaal verloopt zo’n laatste bezoek moeizaam. Je bent moeilijk verstaanbaar en je mag je geliefde niet aanraken.
De veiligheidsprocedure vraagt bovendien dat een overledene zo vlug mogelijk in een ontsmette lijkzak naar het mortuarium wordt overgebracht. De overledene kan niet meer gegroet worden. Na het overlijden kunnen familieleden elkaar fysiek niet meer nabij zijn. Het zijn menselijke drama’s die een enorme impact hebben op het rouwproces en verwerkingsproces van zowel naasten als zorgverleners.
Net in deze beperkende context staat de zorg voor wat nog betekenisvol en zinvol kan zijn, sterk voorop. Spirituele zorg als onderdeel van de totaalzorg heeft aandacht voor wat mensen beweegt, bezielt en wat door hen als betekenisvol of zinvol wordt ervaren. Spirituele zorgverlening krijgt vaak meer ruimte bij het einde van het leven en kan door elke zorgverlener worden opgenomen.
Daarom is het ook een systematisch aandachtspunt binnen palliatieve zorgen. Wat zinvol en betekenisvol is tijdens en na een stervensproces en waar de spirituele zorgverlener (pastores, moreel consulenten, …) zich in specialiseert, wordt uitgedrukt in termen van relaties en verbondenheid. Spirituele zorg erkent de kwetsbaarheid, onbeheersbaarheid en complexiteit van het leven.
Zorgverleners leggen zich niet zomaar neer bij het ontmenselijkende karakter van deze coronamaatregelen. Te midden van de strijd tegen het virus creëren ze op vele wijzen ruimte voor verbondenheid. In UZ Leuven, bijvoorbeeld, nemen verpleegkundigen foto’s van de handen van overleden patiënten zodat naasten tenminste één tastbaar aandenken hebben van hun overledene. Identieke armbandjes met een hartje zijn beschikbaar voor stervende patiënten en hun familieleden om de afstand symbolisch te overbruggen.
Pastores doen een ritueel op afstand met familieleden die niet bij de stervende kunnen blijven. Een kaars wordt tijdens het ritueel ontstoken en mee naar huis gegeven om daar het waken verder te zetten. Ze houden telefonisch en digitaal contact met naasten die niet aanwezig kunnen zijn en ondersteunen andere zorgverleners door hun onmacht te beluisteren. Het zijn dergelijke dingen die, ondanks de beperkingen van de pandemie, de diepste laag van het menselijk bestaan aanraken en een wereld van verschil betekenen.
In deze pandemie ervaren we hoe belangrijk het is om verbonden te leven met elkaar tijdens en na een stervensproces. Het pleit voor zorgverleners dat ze dagelijks creatief proberen om de noodzakelijke veiligheidsprocedures zo menselijk mogelijk te omkaderen. Laat dit nu het eigene zijn van spirituele zorg binnen de totaalzorg: ze brengt er het menselijke binnen, tekent zo verzet aan tegen alles wat leeg maakt of vervreemdt en raakt op die manier de diepte van het menselijk bestaan aan.
Martijn Steegen, diensthoofd pastorale dienst UZ Leuven en gastdocent aan de faculteit Theologie en Religiewetenschappen, KU Leuven.
Anne Vandenhoeck, professor spirituele zorg, faculteit Theologie en Religiewetenschappen aan de KU Leuven.