Ik schrijf dit, als persoon die Joods en queer is, naar aanleiding van het opiniestuk van Iris Steenhout over Carnaval van Aalst, gepubliceerd door de VRT op 24 Januari (“Net zoals Joodse karikaturen op Aalst Carnaval geen Jodenhaat zijn, is de optocht van “Voil Jeanetten” geen homohaat).
In het antisemitische gedachtegoed worden Joden meer macht toegeschreven dan ze in werkelijkheid hebben. Dit leidt ons af van wat er feitelijk aan de hand is. Zoals April Rosenblum schrijft (vertaald uit het Engels): “In een wereld die heel moeilijk te veranderen is, lijkt antisemitisme dingen gemakkelijk op te kunnen lossen. Het leidt onze blik naar een ingebeelde groep van hebzuchtige, krachtige Joden die alle problemen in de wereld veroorzaken, en wendt onze blik weg van de systemen die het echte onrecht voortbrengen: het kapitalisme, wapenhandelaren, oliemaatschappijen, etc… en de overwegend niet-Joodse heersende klassen die hier winst uit slaan.”
Iris Steenhout speelt hier subtiel op in door te suggereren dat de machthebbers alleen oog zouden hebben voor Joden (d.w.z. Joden zouden hen onevenredig beïnvloeden of zouden aan de touwtjes trekken). Witte supremacisten gebruiken gewoonlijk dezelfde stereotypes die op het carnaval gebruikt werden: Joden als insecten / hagedissen, Joden die instellingen ‘omkopen’ en ‘manipuleren’. Deze stereotypes zijn niet alleen niet grappig, ze zijn zeker ook niet onschadelijk. Ze hebben ertoe geleid dat Joden, in een zeer recent verleden, zijn vermoord (denk maar aan de verschillende schietpartijen en aanslagen in 2019).
Helaas is het verhaal van overdreven gevoelige Joden zeer gangbaar in België, wat ook doordrongen is van een antisemitische ondertoon. Er wordt geïnsinueerd dat Joden in staat zijn om politici en media te beïnvloeden op een manier die hun werkelijke macht verkeerd weergeeft. Dit wordt bijvoorbeeld geïllustreerd door de vele antisemitische opmerkingen onder het artikel op de Facebook-pagina van de VRT. Ook deze commentaren zijn niet ongevaarlijk.
Als een queer Jood vind ik het betreurenswaardig dat de queer slachtoffers van nazi-vervolging pas zo recentelijk zijn erkend. Hetzelfde gevoel bekruipt mij als ik denk aan de Roma-slachtoffers van nazi-vervolging die nog steeds nauwelijks worden erkend – en in veel gevallen nog steeds worden vervolgd. Dit gebrek aan erkenning van de schade die sommige gemeenschappen hebben opgelopen aan deze historische en aanhoudende vervolging, betekent echter niet dat we nu met elkaar in concurrentie staan. Dit betekent niet dat het erkennen van de ene vorm van schade ertoe moet leiden dat je de andere onder het tapijt veegt. We moeten ons allemaal solidair met elkaar opstellen; als slachtoffers en overlevenden van onderdrukkende systemen die ons allemaal raken, op verschillende manieren. In plaats van de reactie van andere gemeenschappen te bewaken en hen te vertellen hoe ze zich zouden moeten voelen, moeten we misschien beginnen met naar hen te luisteren en te begrijpen wat ze proberen te zeggen, en waarom. De auteur speelt Joden uit tegen queers op een manier die verdeeldheid schept, waarmee ze ook diegenen onder ons die Joods én queer zijn, uitwist. Dat gaat ten nadele van beide gemeenschappen.
Ik heb het argument van de “op hol geslagen politieke correctheid” al heel vaak gehoord in België (en op andere plaatsen). Dit argument wordt meestal (zo niet altijd) gebruikt om gemarginaliseerde gemeenschappen te vertellen hoe ze zich moeten voelen en dat ze hun plaats moeten kennen en daar vooral moeten blijven. Dat ze niet zo moeten overdrijven. Het wordt gebruikt om zwarte mensen te vertellen dat Zwarte Piet slechts een “traditie” is en dus niet racistisch kán zijn. ‘Tradities’ kunnen uiteraard ook racistisch zijn. Gewoon omdat een carnaval een traditie is, betekent niet dat er geen antisemitisch, homofoob, islamofoob en racistisch gedrag kan te vinden zijn. De twee annuleren elkaar niet als een wiskundige som.
Het feit dat sommige politici zich niet op dezelfde manier hebben uitgesproken over homofobie tijdens het carnaval, leidt niet tot de natuurlijke conclusie dat we er ons geen zorgen over moeten maken of het niet zouden moeten veroordelen. Nogmaals – het moet worden herhaald – laten we onze politieke analyse niet concentreren op de machthebbers. We moeten ons richten op degenen die machteloos zijn. Een gemeenschap heeft meerdere facetten en hoewel de auteur misschien op haar gemak is om deel te nemen aan de dag van de “Voil Jeanetten”, kan ik u verzekeren dat veel mensen dat absoluut niet zouden zijn.
Homofobie (en transfobie) in de vorm van gender policing zoals het bespotten van ‘verwijfd’ gedrag, draagt nog steeds bij aan extreme vormen van geweld tegen holebi’s en transgender personen – in het bijzonder tegen transvrouwen van kleur die extreme niveaus van geweld ervaren, waaronder moord. Het is onverantwoordelijk om te zeggen dat we hierin moeten meespelen. Het is één ding voor queer communities om met gender te spelen; zoals ze altijd hebben gedaan door middel van drag bijvoorbeeld; het is iets heel anders dat hetero gemeenschappen queer mensen gaan bespotten door middel van stereotypes en ander schadelijk gedrag. Zo is het ook met Joden – als we onszelf willen satiriseren en zelfs lachen om stereotypes – dat is prima. Voor een persoon buiten onze gemeenschap is dit echter een heel ander verhaal. Er is een cruciaal verschil.
De auteur maakt een argument over de intentie van bepaald gedrag. Hoewel ik het er wel mee eens ben dat intentie belangrijk is, verandert dit absoluut niets aan de impact van het gedrag bij degenen die het ervaren, noch rechtvaardigt dit het gedrag van de dader. We mogen niet alleen kijken naar de intentie van de onderdrukker bij het analyseren van een situatie – we moeten ook kijken naar de impact van het gedrag op de personen die onderdrukt worden. Laten we vermijden onze analyse scherp te stellen op de gevoelens en motivaties van de onderdrukker of degenen met meer macht dan wij in een bepaalde situatie. Als LGBT persoon zou de auteur dit zeker moeten kunnen begrijpen.