Dirk Van Duppen.
Foto: Maxime Minsen
Interview -

Dirk Van Duppen is overleden: “Een zanger is een groep”

Dirk Van Duppen, dokter bij Geneeskunde voor het Volk, is gisteravond overleden. Dirk verloor de strijd tegen een pancreaskanker, maar wist in die moeilijke maanden van afscheid vele duizenden mensen te inspireren met zijn levensverhaal dat in het teken stond van het gevecht tegen onrecht. Te midden van deze grote gezondheidscrisis is zijn boodschap relevanter dan ooit.

dinsdag 31 maart 2020 12:15
Spread the love

 

Arts en PVDA-politicus Dirk Van Duppen nam in de afgelopen maanden afscheid van een leven vol strijd. Het leverde hem een ongeziene golf van sympathie op. Hij genoot er van, maar voelde zich tegelijk ongemakkelijk bij die focus op zijn persoon en zijn leven. Hij zal het meermaals herhalen tijdens het interview dat we met hem hadden op maandag 3 februari. “Een zanger is een groep. Zonder partij en zonder Geneeskunde voor het Volk had ik niets verwezenlijkt.”

Als je aan Dirk Van Duppen vraagt hoe het gaat, neemt de dokter in hem het even over. “Dat wisselt heel fel. Drie processen spelen zich tegelijk af. Er is de tumor. De pancreastumor is een systeemtumor. Die vreet niet alleen lokaal weefsel aan, maar werkt ook op je spierweefsel. Of op de insulineresistentie van je cellen, zodat je diabetes krijgt zonder dat je insulinetekorten hebt. Dan zijn er ook nog de nevenwerkingen van de chemotherapie. En dan heb je het psychosomatische. Als ik interviews geef dan lukt het allemaal nog wel, de adrenaline stijgt, ik ben gefocust. En ik val af en dat wordt alsmaar erger. De tussenribspieren worden afgebroken. De belangrijkste symptomen zijn de vermoeidheid en het krachtverlies.”

Het klinkt alsof hij doceert over zijn eigen lichaam. Het was diezelfde wetenschappelijke ingesteldheid die hem na die eerste verschrikkelijke diagnose in augustus vorig jaar snel de focus liet terugvinden. “De fases van het rouwproces? Daar zijn we snel doorgevlogen. Misschien dat ik heel even gemarchandeerd heb: kunnen ze die kanker niet wegopereren? Maar bij de eerste blik op de literatuur was dat al snel gedaan. Zelfs met chemotherapie is de mediaanoverleving 8 maanden. Ik ben nu meer dan vijf maanden ver. De chemo slaat niet aan.”

Naast de wetenschappelijke geest was er de veerkracht van het gezin. Dirk Van Duppen: “Met de kinderen zijn Lief en ik een weekend naar Vossemeren in de Kempen getrokken om alles uit te praten. Alle vragen zijn daar op tafel gekomen. Zo hebben we het verdriet gedeeld en dat creëert een prachtige verbondenheid.” Het hielp natuurlijk dat ze al een hecht gezin waren. Er moesten geen brokken gelijmd worden. Op dat weekend werd al meteen een mijlpaal vastgelegd. De oudste zoon Ward verwachtte een eerste kind. “Hij had zelf een goede relatie met mijn vader, zijn grootvader dus en het was zijn droom dat zijn zoon ook zijn grootvader zou kennen. Ik heb de geboorte mogen meemaken. Ik heb Louis in mijn handen kunnen nemen.”

Foto: Maxime Minsen

Louis draagt de naam van zijn overgrootvader, de vader van Dirk dus. Met hem had Dirk niet zo’n goede relatie. In het boek Zo verliep de tijd die mij toegemeten was kan je lezen over die stormachtige relatie. Hij omschrijft zijn vader als een typisch ‘kind van het katholieke, bekrompen, Kempense platteland’. Maar ook daar wil Dirk Van Duppen niet te lang bij stilstaan tijdens dit interview. “Ward heeft daar geen boodschap aan. Hij moet mijn vader herdenken zoals hij hem gekend heeft, niet zoals mijn broer en ik die gekend hebben.”

Lou Reed zong ooit over Growing up in public. U neemt afscheid van het leven in public. Was dat een bewuste keuze?

“Dat is organisch gegroeid. Eenmaal de kinderen en de naaste omgeving ingelicht was, waren er nog de duizenden patiënten. Plots vielen Lief en ik weg uit de praktijk. Het zoemde daar van de vragen. Om de speculaties de kop in te drukken én om de druk weg te nemen bij mijn collega’s hebben we de volle waarheid gepubliceerd in het patiëntenkrantje. De patiënten begrepen meteen dat het geen zin had om aan te dringen. Dat is ook het moment dat de kaartjes begonnen binnen te stromen. Maar natuurlijk bleven de geruchten niet binnen de groepspraktijk. Dus besloten we het ook op Facebook te zetten. Ik kreeg meer dan 1.000 reacties. Van mensen die ik al jaren niet meer gezien had en zelfs van mensen die ik mij niet meer herinnerde. Mensen die zeiden dat ik hen op één of andere manier geïnspireerd had. Dat was indrukwekkend. Toen kwam Humo. Met dat weekblad hebben wij een lange traditie. Toen Lief en ik in Libanon werkten in de jaren 80 publiceerden zij stukken uit onze dagboeken. Over mijn boek De Cholesteroloorlog hebben ze geloof ik vier interviews en debatten gepubliceerd. Zo werd het een afscheidsinterview waarbij we mijn leven reconstrueerden aan de hand van persknipsels. Opnieuw kwam er een golf van reacties, deze keer van ver buiten de naaste kring van vrienden en kennissen. En toen is samen met (EPO-uitgever, nvdr.) Thomas Blommaert het idee gegroeid om een boek te maken.”

De honderden kaartjes. Foto: Maxime Minsen

In dat poëtische boek gaat u terug naar dat katholieke, conservatieve stuk Kempen uit de laten jaren 60. U was nog geen 14, maar al geraakt door linkse, zeg maar marxistische analyses. Hoe geraakten die daar in een tijd zonder internet?

“Dat was het tijdsgewricht. De verschrikkelijke beelden van de Vietnamoorlog elke dag op de schermen. De Gazet van Antwerpen op onze keukentafel waarin de koude oorlogstaal luid weerklonk. De CVP-staat met een almachtige christendemocratische partij die preekte over naastenliefde en tegelijk de folterdictaturen in Latijns-Amerika steunde. Maar ook mijn broer die in de normaalschool van Lier de 68-wind hoorde waaien en die flarden daarvan meenam naar huis. Het was dat contrast tussen de hypocrisie van de mainstreampolitiek en -media en wat wij lazen of hoorden over verzet en opstanden die grote verontwaardiging opriep. En dan was er ook nog die leraar die me aanraadde om het Communistisch Manifest te lezen. In het college van Turnhout! Zo’n tijd was dat dus.”

Toen je 18 was, verwachtte uw vader dat u naar de universiteit zou trekken. U besliste om in een fabriek te gaan werken.

“Tot zijn grote frustratie. Zelf had hij nooit kunnen studeren en hij deed drie jobs, zodat wij wel die kans zouden krijgen. En dan kiezen wij voor de fabriek.”

U kwam in een leerlooierij terecht. Keken ze daar raar op van die intellectueel?

“Ik ben eigenlijk heel gastvrij ontvangen. Mijn collega’s waren ouder en de meesten werkten in de namiddag op hun boerderijtje. Ze waren blij met mijn geletterdheid. Ze speelden me de documenten van de ondernemingsraad door en ik wist de tabellen over winst te ontcijferen. Conclusie: er was ruimte voor loonsverhoging. Toen besloten we om te staken. Maar niemand wist hoe dat moest. Mijn kameraden van Amada (de organisatie waaruit later de partij PVDA ontstond, nvdr) wisten dat wel.”

De militanten van Amada lagen toen vaak op ramkoers met de vakbonden. Was dat ook zo in de leerlooierij?

“Dat was heel merkwaardig. Met de vakbondssecretarissen van ABVV en ACV had ik toen een uitstekende relatie. Bij andere bedrijven waren er hevige botsingen tussen de berekende vakbonden en de veel te onstuimige en onbuigzame jonge mensen van Amada. Maar binnen de leerlooierij was daar niets van te merken. Op een bepaald moment wou de schrijver Walter van den Broeck de stakingsleiders interviewen. Ik zie mij daar nog zitten als vertegenwoordiger van den Amada tussen de twee delegees van ABVV en ACV. Dat was toen helemaal niet evident. Misschien had ik dat toen al: deuren kunnen openen in onverwachte milieus door de netwerken die ik heb.”

De periode als arbeider duurde niet lang. Was het toch een belangrijke vormende ervaring?

“Ja, die staking, de repressie door de politie en de moedige tegenreactie van de arbeiders.”

En het werk zelf? Het opstaan midden in de nacht om in een donkere, luidruchtige hal te gaan werken?

“Dat is een eerste belangrijke levensles. Als je voor een groep in de samenleving opkomt, moet je je verbinden met hen. Zo nauw mogelijk. Natuurlijk blijft er een asymmetrie want jij hebt gestudeerd …”

En u kan ontsnappen.

“Ja, dat ook. Maar in mijn geval was dat niet echt een keuze. Ik werd werkloos toen de fabriek gesloten werd. De economische crisis sloeg hard toe en wegens mijn slechte naam was het uitgesloten dat ik nog een job zou vinden in een fabriek. Toen besloot ik het voorbeeld van Kris Merckx, de oprichter van Geneeskunde voor het Volk, te volgen.”

Was geneeskunde ook een passie?

“Geneeskunde voor het Volk was de passie. Het had ook politicologie kunnen zijn. Ik had alles wat ik te pakken kreeg van Marx en Engels gelezen in het middelbaar. Wetenschap sprak mij ook aan. Ik heb nog getwijfeld om fysica te doen. Mijn zoon Ben is fysicus geworden. Mijn broer en ik kozen voor geneeskunde.”

Tijdens die studies ontmoette u uw toekomstige partner en die stuurde u een andere richting uit.

“Zij was geneeskunde gaan studeren om naar de onderdrukte landen te trekken. Ik had in de Makro al een pompbak gekocht om in onze nieuwe groepspraktijk te installeren. Toen kwam de oproep van Fathi, de jongere broer van PLO-leider Yasser Arafat, om in de Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon te komen werken. Voor Palestijnse artsen was het te gevaarlijk om de omsingelde kampen binnen en buiten te komen. Lief wou dat absoluut doen en heeft mij overtuigd om mee te gaan.”

In die eerste weken in Libanon had u het heel moeilijk, schrijft u in uw boek.

“Het was niet mijn eerste keuze. Dan heb je blijkbaar de neiging om alles door die bril te bekijken en alleen te zien wat je eigen gelijk ondersteunt. We kwamen daar in een totaal chaotische situatie terecht. De PLO … dat was de PLO. Geen marxistische organisatie, maar een organisatie vol tegenstellingen met daar bovenop ook nog eens corruptie en ongelijkheid. Dat zat me dwars en het maakte me wat neerslachtig. Wat zitten we hier te doen, dacht ik. Maar onder aanmoediging van Lief herpakte ik me. De neerslachtigheid verdween toen de eerste gevechten uitbraken. In extreme situaties is de mens een wolf voor de medemens, zo hadden ze ons geleerd. Maar wij zagen net het omgekeerde. De scholen en crèches bleven open. Er was een hoge graad van organisatie en zorg dragen voor elkaar. Toen zag ik het nut in van daar aanwezig te zijn. We stuurden nieuwsbrieven naar België en die sloegen aan.”

Dirk en Lieve ‘Lief’ Seuntjens. Foto: Han Soete

Jullie noemden jezelf geen ontwikkelingshelper, maar solidariteitswerker.

“Wij hadden een andere visie dan sommige ngo’s. Die streken daar neer, gedroegen zich als buitenstaanders en als het te warm werd, waren ze weer weg. Zij schermden ook met het concept ‘medische neutraliteit’. Natuurlijk heeft iedereen recht op gezondheidszorg, maar om die toegang te verdedigen moet je net kant kiezen. Je kan onmogelijk politiek neutraal blijven in zo’n conflict. Wij deden alles in overleg met de leiding van PLO.”

Jullie waren in de jaren 80 zeker niet de enige dokters die zich aansloten bij bevrijdingsbewegingen in het Zuiden. Waarom is die traditie later verloren gegaan?

“Na de val van de Muur is de positie van bevrijdingsbewegingen veranderd. Alles is complexer geworden. Maar ook ngo’s zijn veranderd. Begin jaren 90 schreven wij het boek NGO’s. Missionarissen van de nieuwe kolonisatie? Dat leidde tot een hele polemiek. Maar kijk nu eens naar Artsen zonder Grenzen en Dokters van de Wereld. Die laatste zetten zich hard en heel consequent in voor onder meer mensen zonder papieren aan het Noordstation. Artsen zonder Grenzen leerde veel uit de strijd van Nelson Mandela tegen de farmaceutische multinationals die verhinderden dat Zuid-Afrika goedkope HIV-medicatie kon invoeren. Die discussie hebben wij dus ook voor een stuk gewonnen.”

De val van de Muur was ook voor linkse bewegingen in Europa het begin van een moeilijke periode. In 2003 zat uw partij PVDA op een electoraal dieptepunt. Er was een groot conflict en enkele sterkhouders stapten op of werden er uit gezet. Net in die periode komt u op de proppen met het kiwi-model. Was dat heel bewust uw antwoord op die crisis? Wou u eens tonen hoe het wel moest?

“Nee, totaal niet. Dat gebeurde heel organisch. Ik werd via mijn patiënten geconfronteerd met het probleem van de terugbetaling van cholesterolverlagers. Patiënten die het bewuste medicijn Zocor niet nodig hebben, worden terugbetaald. Patiënten die het wel nodig hebben, niet. Wat is hier aan de hand? Als ik rondbelde bij collega’s en de CM hoorde ik boosheid, maar niemand wist wat er aan gedaan kon worden of kon precies de vinger op het probleem leggen. Ik besluit me te verdiepen in het dossier. Samen met de collega’s van onze groepspraktijk De Bres beginnen we een onderzoek. De resultaten worden gepubliceerd in het Nederlandse Tijdschrift voor Geneeskunde, het belangrijkste peer review tijdschrift in ons taalgebied. In ons land is voor vijftig miljoen euro onterecht Zocor voorgeschreven en tegelijk moeten 150.000 patiënten die pil zelf betalen. Er is dus sprake van willekeur en verkwisting.”

Dat bleef een wetenschappelijk artikel en een complex thema. Hoe bent u er dan in geslaagd om dat bij het grote publiek te brengen?

“Even later organiseerde de toenmalige minister van Gezondheid Frank Vandenbroucke een conferentie op het Riziv over cholesterolverlagers. De wetenschappelijke vereniging van huisartsen en de universiteiten stelden uitgerekend mij voor om in de jury te zitten, want ik was de enige Belg die daarover gepubliceerd had in het buitenland. Dat stootte natuurlijk op protest van Big Pharma. Maar ik mocht spreken en wat ik vertelde sloeg in als een bom. De Artsenkrant begon een campagne: gaan we een communist het beleid laten bepalen? Op 2 augustus – ik weet dat nog heel precies, want het was mijn verjaardag – bracht De Morgen de resultaten van ons onderzoek op de voorpagina. Het hek was van de dam.”

“Daarna nodigde Walter Cornelis, kopman van de witte woede, mij uit om te spreken voor de delegees en militanten uit de non-profit die toen hevig actie voerden voor meer middelen. Of ik eens kon komen uitleggen waar we het geld kunnen halen? Terwijl ik mijn cijfers en feiten afratelde, kon je een speld horen vallen. Toen ik klaar was, brak de revolutie bijna los. Er was zoveel verontwaardiging. Zij besloten een petitie te lanceren. Binnen het jaar hadden we 100.000 handtekeningen. Op papier, hé, zoals dat toen nog ging. Toen gingen ze op een avond betogen bij het kabinet van Demotte. 2.000 betogers waren er! Lege medicijnendozen werden uitgestort voor het kabinet en in brand gestoken. Wat een beeld.”

Van Duppen trok het land rond om mensen bewust te maken van de gevaren van Big Pharma. Foto: Indymedia.be

En zo doorbrak u het isolement waarin uw partij was terechtgekomen.

“Dat was die paradox. Aan de ene kant had je een partij die een doctrinair en klein clubje was geworden. Aan de andere kant dat kiwi-model waar de leden van de christelijke werknemerszuil vol enthousiasme mee aan de slag gingen, zonder dat ze zich iets aantrokken van dat communistische label dat er aan hing. Daar hebben we lessen uit getrokken. In 2008 hebben we dat uitgeschreven tijdens ons partijcongres. In plaats van de dogmatische belerende vinger, vertrekken we vanuit concrete problemen. Maar mag ik eens protesteren tegen die focus op mijn verdienste? Ik heb altijd in team gewerkt. Zonder de collega’s van Geneeskunde voor het Volk en vele anderen zou dat nooit gelukt zijn. Dat heiligenstatuut en die standbeelden wil ik niet. Ik heb zelfs soms zin om dat uit te roepen. Voor mij geen standbeeld, alstublieft.”

Toen Louis Paul Boon ook in katholieke middens de hemel ingeprezen werd voor zijn boek over Daens schreef hij uit balorigheid Mieke Maaike’s obscene jeugd.

“Ha, schitterend. Dat wist ik niet. Maar echt, ik meen het. Een zanger is een groep, zong Wannes Vandevelde. Zonder organisatie achter mij zou ik niets gerealiseerd hebben. Andere huisartsen hebben het geprobeerd. Ze hebben zich stukgelopen op die machine van Big Pharma. Als ik mijn boeken schreef, kreeg ik ook de kans om twee maanden vrij te nemen. Dan duik je in de wetenschappelijke literatuur, zodat alles stevig onderbouwd wordt. Dan ga je terug naar de mensen en leg je de resultaten voor aan hen en samen met hen zet je dan de volgende stap. Zo heb ik altijd gewerkt. Dat is ook exact wat we gedaan hebben in de strijd tegen de Lange Wapper-brug. Ook dat was een gevecht van David tegen Goliath. Bouwheer BAM had een reclamebudget dat veertig keer groter was dan dat van de actiegroepen. Maar wij wonnen met onze kennis, onze acties met de stofmaskertjes en onze druk bijgewoonde volksbijeenkomsten.”

Dankzij die aanpak kwam u als verkozene in de OCMW-raad terecht. U hebt de kampenoorlog in Libanon ervaren en toch noemt u die vergaderingen het ergste wat u ooit meemaakte.

“Dat was verschrikkelijk. Je hebt bijvoorbeeld het lokaal adviescomité. Drie mensen – een vertegenwoordiger van de energie- of watermaatschappij, een maatschappelijk werker van het OCMW en een politicus – beslissen daar over de afsluiting van water of energie. Op het einde hebben ze mij uit dat comité gezet, omdat ik altijd mijn veto gebruikte. Via mijn patiënten wist ik wat een afsluiting betekende. Een gezin had een huis gekocht. Maar toen kreeg de moeder de ziekte van Crohn. De vader werd na een herstructurering ontslagen. Toen de schoolrekening binnenkwam moesten ze kiezen: het water betalen of de school van de kinderen. Ze werden onmiddellijk afgesloten. Met de ziekte van Crohn en twee kleine kinderen. Niet kunnen afwassen, geen drinkbaar water, het toilet niet kunnen doorspoelen. In Libanon hadden we vaak ook geen water, maar dat was een oorlogsituatie. Hier spreken we over de normale toestand in één van de rijkste landen.”

Foto: Maxime Minsen

Dankzij uw partij kwam er een einde aan de afsluitingen.

“Met weer diezelfde aanpak. Vertrekken vanuit het concrete lijden van de patiënten. De cijfers bestuderen en ontdekken dat er procentueel in Antwerpen dertig keer meer afsluitingen waren dan in Gent. N-VA-schepen Duchateau ontkende onze cijfers staalhard. Er werd een reglement gestemd dat raadsleden niet langer het recht hadden om die cijfers op te vragen want dat kostte zogezegd te veel geld. Maar wij bleven op die nagel kloppen. We hebben opiniestukken geschreven, samen met andere organisaties betoogd. We legden uit dat het allemaal begon toen de vorige burgemeester, Patrick Janssens, de put wou vullen die achtergelaten werd na het faillissement van Dexia. En we wonnen. Deze zomer werden de recentste cijfers gepubliceerd. Het aantal afsluitingen was van 1.600 gezakt naar vier. Schepen Duchateau klopte zichzelf fier op de borst. Ongelooflijk, hé, die schaamteloosheid?”

Tijdens die vergaderingen van het OCMW ontstonden ook de kiemen van uw boek De supersamenwerker.

“Elke vergadering was voor mij staren in de morele vuilnisbak van de heersende ideologie. Wat ik daar hoorde was sociaal darwinisme. En heel veel racisme. Toen een Turkse familie met een kind dat een stoma – een kunstanus – had, dreigde afgesloten te worden, zei een vertegenwoordiger van de watermaatschappij: die Turk probeert zijn kind te misbruiken om zijn pittazaak opniew op te starten. Ik heb mij toen zo kwaad gemaakt dat die vertegenwoordiger gaan bleiten is op het toilet. Victim blaming, dat deden ze allemaal. Een vrouw uit Luik die het huiselijk geweld ontvlucht was in Antwerpen. Zij heeft zichzelf in een staat van onvermogen gebracht, klonk het oordeel. Toen heb ik mij op dat thema gestort.”

U had dat nodig om greep te krijgen op wat u daar hoorde.

“Ja, ik moest dat diepgaander bestuderen. Daar zat een logica in. Dat was een ideologie. Ik ontdekte dat het sociaal darwinisme en het neoliberalisme dezelfde ideologische wortels hebben: de theorieën van Herbert Spencer die de leer van Darwin misbruikte.”

Jonge mensen twijfelen soms om kinderen op de wereld te zetten. De wereld die u achterlaat aan kleinzoon Louis is onstabieler dan ooit.

“Je vraagt eigenlijk of ik pessimistisch ben? Mijn optimisme haal ik uit mijn mensbeeld. Er zijn twee opvattingen. De eerste zegt dat mensen van nature slecht zijn, maar dankzij veel inspanning en controle in staat tot het goede. De andere zegt dat mensen goed zijn, maar door omstandigheden in staat tot het slechte. Die eerste visie is de visie van de elite, van de machthebbers. Dat helpt hen om mensen te bestraffen, om muren te bouwen tussen de haves en de havenots. Maar er is een groeiende berg aan wetenschappelijk materiaal die onze visie onderbouwt. Onze visie is aan het winnen. Kijk naar het succes van het recente boek van Rutger Bregman dat daar ook over gaat. Natuurlijk zijn er veel redenen om somber te zijn. Maar wij hebben de macht van het getal. We zijn met meer. Maar het zal niet vanzelf gaan. We hebben een organisatie nodig die dat kan capteren, coördineren, die de beste ideeën voor verandering kan samenbrengen. Engagement betekent ook: je organiseren. Zonder organisatie had de farma-industrie mij doodgeknuppeld. Of erger nog: doodgeknuffeld. Hoe meer mensen zich organiseren, hoe makkelijker we zullen winnen. Anders gaat de overwinning naar de fascisten.”

Foto: Maxime Minsen

U kan zich wel vastklampen aan al die verwezenlijkingen.

“Kleine verwezenlijkingen.”

Die wel een grote impact hebben op het leven van mensen.

“Dat is iets dat ik leerde van de PLO-leider van het kamp van Shatilla. Die vertelde: een boer plant een appelsienenboom en weet dat die pas zeven jaar later vruchten zal dragen. Ook al leeft hij misschien zelf niet zolang, hij draagt er zorg voor en is blij met elke nieuwe scheut. Je moet niet zelf absoluut de grote overwinning willen meemaken. Je moet de kleine overwinningen koesteren en daarop verder bouwen. Er is een dialectische verhouding tussen hervormingen en revolutie. Door kleine overwinningen verbeter je niet alleen de levenssituatie van mensen. Je maakt hen ook bewust van hun kracht. Derde punt is dat je mensen enthousiast maakt om zich te organiseren. Dat proces zie ik nu ook gebeuren in de klimaatbeweging. Je ziet hoe Greta Thunberg bijvoorbeeld almaar meer in botsing komt met het kapitalistische systeem. Maar nogmaals: net daarom vind ik die ophemeling van mijn persoon een beetje problematisch. Mensen dreigen te besluiten: engagement is niets voor mij, want je moet blijkbaar al een halve heilige zijn.”

Van Duppen was geen heilige?

“Nee! Het waren geen heldendaden. De zanger was een groep. Die keren dat ik geprutst heb, staan trouwens niet in het boek. Anders was het vier keer zo dik geweest.”

 

‘Zo verliep de tijd die me toegemeten was van Dirk Van Duppen’, opgetekend door Thomas Blommaert verscheen bij EPO.

 

(Met dank aan Maxime Minsen voor de foto’s.)

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!