Opinie -

Cultuurbesparingen als excuus voor fiscale koterij?

Wat hebben voetbal en theater gemeen? Aldus Dirk De Corte krijgen ze jaarlijks ongeveer evenveel geld van de overheid (De Standaard 14/2). Voetbal via een fiscale korting in de RSZ-bijdragen, de podiumsector via reguliere cultuursubsidies. De fiscale koterij resulteerde weliswaar in een grijze zone, met voorstelbare wantoestanden als gevolg. Toch stelt de cultuurmanager voor om theaters in plaats van subsidies ook de fiscale loonvoordelen van de sporters te geven.

maandag 17 februari 2020 16:55
Spread the love

Dat zou beter ogen, omdat je de kunsten zo verlost van het “wat zielige, bedelachtige, ‘handje op houden’ wat je met subsidies associeert.” Je vraagt dan niets van de overheid, je geeft gewoon iets niet. “Bij het eerste ben je een amechtige zielenpoot, bij het tweede een echte ondernemer.”

Het lijkt een zinvol voorstel. Je kan inderdaad beter een tegemoetkoming voor precaire cultuurwerkers voorzien dan voor topvoetballers die jaarlijks een paar miljoen euro verdienen en toch minder sociale bijdragen betalen dan pakweg een verpleegkundige.

Je kan de voorgestelde federale korting tevens als een compensatie zien voor de pijnlijke, Vlaamse cultuurbesparingen. Vlaams-nationalisten kunnen ook niet echt tegen dit voordeel voor Vlaanderen zijn op conto van de Belgische boekhouding, hun ideologische cultuurstrijd even terzijde gelaten.

Achter de pragmatiek van de cultuurmanager zit evenwel een problematische ideologische shift die onze bijzondere aandacht verdient. Dat De Corte te snel gaat in zijn vergelijking van alle Belgische voetbalploegen die zich beroepen op een (federaal) fiscaal gunstregime met alleen de Vlaamse kunstenorganisaties (dus niet alleen podium) die Vlaamse subsidies krijgen, is niet echt een probleem.

Dat hij het historische cultuurprotest tegen de afbraak- en censuurpolitiek van Jambon 1 afknijpt door het te omschrijven als ‘dat gegrom over 6 procent besparingen dat intussen verstomd is’, laten we voor zijn rekening. De woede en actiebereidheid blijven groot. Wait and see.

Ideologisch probleem

Het probleem met deze fiscale koterij is niet alleen dat je eigenlijk de integrale vermarkting van het kunstenveld propageert, want exit subsidies, maar ook dat je zo de hele herverdelingspolitiek ondergraaft waarop ons sociaal samenlevingsmodel steunt. Het is een vicieuze cirkel: hoe minder mensen solidair bijdragen, hoe minder er in de gemeenschappelijke subsidiepot overblijft.

Overigens, waarom zou je een ‘amechtige zielenpoot’ zijn als je via een democratisch subsidiebeleid, na een zware kwalitatieve beoordeling, tot de uitverkorenen behoort die op een publieke investering mogen rekenen voor de culturele meerwaarde die je in jouw mars hebt? Waarom zou je pas ‘een echte ondernemer’ zijn als je erin slaagt via achterpoortjes minder bij te dragen dan anderen?

De kunstensector kampt reeds met het probleem dat ze door de financiering via de taxshelter en het woekerende ‘creatief’ loonbeleid, bijvoorbeeld door oneigenlijke verloning via rechten of het foutief gebruik van de kleine vergoedingsregeling (KVR), verhoudingsgewijs minder bijdraagt aan onze sociale zekerheid dan andere sectoren.

Fiscaal aftrekbare ‘filantropie’ voor bedrijven

Het wetsvoorstel voor fiscale aftrek van kunstaankopen door bedrijven, dat Open Vld-kamerlid Christian Leysen vorige week indiende, is in hetzelfde bedje ziek. Ook hij wil “de kunstensector minder afhankelijk maken van overheidssubsidies” hoewel een fiscaal gunstregime natuurlijk evengoed een financiële afhankelijkheidsrelatie is.

Als we er integendeel voor zouden kunnen zorgen dat het grootbedrijf eerlijk zijn belastingen betaalt, dan hoeven we bijvoorbeeld helemaal niet te besparen op zorg en cultuur. Leysen draait het retorisch om: hij neemt de cultuurbesparingen – waar zijn partij mee verantwoordelijk voor is – als motief voor zijn wetsvoorstel. Besparen om te kunnen vermarkten, zeg maar.

Bovendien, hoe kan je een kunstwerk ‘afschrijven’ – wat boekhoudkundig betekent dat wat je aankoopt jaar na jaar aan waarde verliest – hoewel de waarde ervan normaal zal stijgen? Is de aankoop dan om de aftrek of het kunstwerk te doen? Volgens Leysen wil hij zo ‘de jonge, beginnende kunstenaars een boost geven.’ Helpen we ze dan vooruit door ze financieel te dwingen om koopwaar te maken op maat van kantoorruimtes, waarbij de commerciële afwegingen onvermijdelijk zullen wegen op hun artistieke vrijheid?

Als je subsidies wil inruilen voor fiscale cadeaus aan bedrijven, dan ga je bovendien de sociaaleconomische positie van de ene kunstenaar versterken door die van de andere te ondergraven.

Tewerkstellingsfonds

In het vooruitzicht van een federale regering – laten we hoopvol zijn – is er wel een andere manier om de precaire cultuurwerkers vooruit te helpen en zo ook de geopperde bezorgdheden van De Corte en Leysen tegemoet te komen.

Als je de kunstensector dan toch als laboratorium wil nemen voor vernieuwend loonbeleid, laten we dan zoals in Frankrijk een tewerkstellingsfonds voor de cultuursector invoeren (FONPEPS): om de versnippering van korte contractjes tegen te gaan, kunnen we dan de werkgevers tegemoet komen die zich willen engageren voor cultuurcontracten van langere duur.

De kunstenaar bouwt er sociale rechten mee op, de kunstsector kan solidair bijdragen aan de sociale zekerheid en we creëren jobs, jobs, jobs!

 

Robrecht Vanderbeeken is vakbondsverantwoordelijke cultuurwerkers voor ABVV-ACOD Cultuur.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!