Auschwitz. Mijn familie heeft een geschiedenis met dit kamp. Mijn moeder, Szanjndla, roepnaam Sonja, werd er in januari 1944 vanuit Mechelen naar Auschwitz gedeporteerd met het 23ste konvooi. Kort daarna beviel ze van een klein meisje dat zachtjes werd geëuthanaseerd om erger te vermijden. Mijn vader Yisroël, roepnaam Charles, kwam wat later toe met het 24ste konvooi, het voorlaatste, samen met zijn vrouw en het jongste van zijn drie kinderen.
Bij hun aankomst werden zij op het perron van elkaar gescheiden. Mijn vader ging het kamp binnen. Zijn vrouw en zijn zoon werden naar de andere rij geduwd. Zij zouden een douche nemen. Ze werden nooit meer teruggezien. Hun namen staan gebeiteld in de muren van het Joods Memoriaal in Anderlecht, samen met 25.000 andere namen.
Mijn ouders hebben elkaar leren kennen na de Bevrijding, toen de overblijfselen van vernietigde families zich samen zetten omdat je nu eenmaal door moet met het leven. Zij waren communisten. En tegelijk waren ze Joden tot in de tippen van hun vingers. Door hun beroep (mijn vader was kleermaker voor dames, mijn moeder maakte korsetten), door het Jiddisch, hun moedertaal, door de humor en de keuken, door de ontroerende solidariteit die de overlevenden met elkaar verbindt. In mijn jonge jaren werd ik gekoesterd in die warmhartige sfeer, waar men er maar niet over kon nog in leven te zijn, terwijl zovelen van de onzen… Het leven hernam zich, we hadden geen zin om al dat lijden te herkauwen.
In 1960 werd nazi-crimineel Adolf Eichmann uit Argentinië gesmokkeld door Israëlische agenten. Hij werd geëxecuteerd na een proces dat twee jaar duurde. Het is vanaf dan dat Israël een ware strategie heeft in gang gezet rond ‘de Shoah’, een woord dat we voordien in onze familie, die het nochtans aan de lijve had ondervonden, nooit hadden uitgesproken of gehoord.
Deze ietwat anachronistische strategie – we zijn dan reeds meer dan vijftien jaar na de Bevrijding – was er op gericht Israël de universele erfgenaam te maken van alle Joden die tussen 1942 en 1945 werden uitgeroeid, met de bedoeling er de politieke dividenden van te oogsten tegenover een westerse publieke opinie, die verlamd was door schuldgevoelens. Een hele mythologie werd uitgewerkt om van de staat Israël de verlossende weerwraak van de afgeslachte Joden te maken.
Maar, met welk recht? Mijn grootouders, vergast in Treblinka samen met negen van hun tien kinderen – mijn moeder was de tiende – waren geen zionisten. Wanneer zij zich met het Paasfeest elkaar “volgend jaar in Jeruzalem” toewensten, hadden ze het over een hemels Jeruzalem dat voor ons zou opengaan bij de komst van de Messias, niet over een concrete fysieke stad. Zij hebben aan niemand een mandaat gegeven om in hun naam te spreken. En ik, hun erfgenaam, al evenmin.
Obsceen
De toe-eigening door Israël van wat nu “de herinnering aan de Shoah” zou moeten heten is voor mij een ware lijdensweg. De laatste zelfverklaarde hogepriesters van die nieuwe burgerlijk religie, de Sharons, de Netantyahus en andere Liebermanns, hebben veel meer bloed aan de handen dan onze eigen lokale fascisten hier.
Vandaag telt de regering van Israël in zijn eigen rangen ministers die exact dezelfde supremacistische ideologie aanhangen als het Vlaams Belang, de Turkse MHP of de Ku Klux Klan. In hun hoofden is dit zelfs meer dan een ideologie. Het is een praktijk.
Het meest obscene van dit alles is zonder twijfel om te zien hoe de leiders van de “internationale gemeenschap” zich naar Jeruzalem haasten om dit bedrog te onderschrijven. Zoals Macron die zijn engagement komt herhalen om te strijden “tegen het antisemitisme, het racisme en elk haatdiscours die onze gemeenschap verdeelt en er de funderingen zelf van negeert” in bijzijn van de vertegenwoordigers van een staat die apartheid en institutionele discriminatie bedrijft. Op geen enkele moment werden ze gewezen op de balk in eigen oog.
Maar in de ‘goede diplomatie’ hoort het nu eenmaal niet om zijn waarheid te zeggen aan zijn gastheren. Het is niet Lumumba die dat zo wil.
De opinie “L’appropriation par Israël de ‘la mémoire de la Shoah’ est pour moi une vraie souffrance” van Henri Goldman verscheen in La Libre op 28 januari 2020 en werd vertaald door Lode Vanoost. Henri Goldman is lid van de organisatie Union des Progressistes Juifs de Belgique.