In een alweer beklijvende aflevering van Alleen Elvis blijft bestaan (7 december 2019) koos eregast Michael Van Peel als laatste fragment de beroemde speech van Charlie Chaplin aan het slot van The Great Dictator. De toespraak van de Joodse kapper die verward wordt met dictator Hynkel (beide gespeeld door Chaplin), maakte opnieuw grote indruk op Van Peel en presentator Thomas Vanderveken. Thomas gebruikte het ironische ‘Wir haben es nicht Gewusst’ en voegde eraan toe dat Chaplin het al wist voor de jodenuitroeiing begon. Michael merkte gevat op dat je waarschuwingen beter niet in de wind slaat.
Chaplin kondigde zijn eerste geluidsfilm (tien jaar nadat Hollywood voor dat medium had gekozen) aan in de herfst van 1938, kort nadat westerse mogendheden in München Hitler carte blanche hadden gegeven om na Oostenrijk (maart 1938) ook Sudetenland in te palmen. Peace for our time, heette dat toen egocentrisch. Minder dan een jaar later viel Hitler ook Polen binnen.
Chaplin kreeg meer tegenstand dan steun voor zijn project. Hollywood had te veel belangen bij een goede relatie met Duitsland en Amerikaanse politici waren bevreesd voor diplomatieke incidenten (ze hielden zich nog tot eind december 1941 afzijdig in wat toen pas een Wereldoorlog werd). Britse en Duitse diplomaten reageerden verontwaardigd op Chaplins aankondiging. Chaplin, een Brits onderdaan en anders dan nazi’s dachten géén jood, had het ook verkorven bij nazi-Duitsers. In Shoulder Arms (1918), waarin hij als rekruut ten strijde trok in de Grote Oorlog, had hij keizer Wilhelm al een schop voor zijn kont verkocht.
In nazi-Duitsland en in andere fascistische contreien en bezet gebied waren Chaplins films verboden. Beelden van zijn bezoek aan Duitsland – voor Hitler aan de macht kwam – ter gelegenheid van de presentatie van City Lights (1931) werden opgenomen in Der Ewige Jude als bewijs dat Joden zo geslepen waren dat ze sommige Duitsers zo ver kregen dat ze waardering voor hen opbrachten. Deze virulent antisemitische prent verscheen overigens in hetzelfde jaar als The Great Dictator.
Gelukkig had Chaplin een eigen studio en kon hij de film zelf financieren. In de twee jaar dat hij eraan werkte, veranderde de wereld ingrijpend. In november 1938 was er de Kristallnacht gevolgd door de tijdelijke opsluiting van duizenden joden in concentratiekampen, en in september 1939 brak de oorlog uit.
The Great Dictator werd enthousiast onthaald door de pers, op de slotscène na. Men vond de toespraak van de kapper wollig, onrealistisch en overbodig. Niet ten onrechte, het is je reinste utopie, een volgehouden wegkijken van wat wij mensen aanrichten en elkaar al te vaak aandoen. Niet veroveren, luidt het, mensen zijn ingoed, willen niet anders dan iedereen helpen en gelukkig maken, er is immers genoeg voor iedereen, cynisme en hebzucht zijn uit den boze, haat en dictators zijn van voorbijgaande aard, volgens de bijbel zit god in ieder van ons, zo lang er mensen sterven zal vrijheid niet ten onder gaan. Chaplins toespraak is de ontkenning en omkering van het Kwaad in zijn antipode, het Goede. Utopieën staan haaks op de werkelijkheid. Dromen zijn wel degelijk bedrog.
Hoe bewonderenswaardig en moedig The Great Dictator ook was, Chaplins slotakkoord was geen voorspelling. Wie in de jaren 1920-30 niet halsstarrig had weggekeken, wist zoals Chaplin wat er in Duitsland, Italië en Spanje aan vreselijks gebeurde en nog kon gebeuren. Het eerste concentratiekamp, Dachau bij München (met boven de toegangspoort Arbeit macht Frei dat nooit voor joden was bedoeld), werd direct na Hitlers machtsovername ingericht én triomfantelijk aangekondigd in de pers. Tegen 1940 waren al tienduizenden Duitse en Oostenrijkse politieke gevangenen, vooral communisten en socialisten, in vreselijke concentratiekampen opgesloten. De ‘Holocaust’ heeft deze geschiedenis achterhaald. Erger misschien: in 1964 tekende Chaplin in zijn autobiografie op dat als hij de werkelijke gruwel van Duitse concentratiekampen had gekend, hij The Great Dictator niet had kunnen maken, de spot niet had kunnen drijven met de moorddadige waanzin van de nazi’s.
Ook hier en nu weten we maar al te goed dat mensen in vierde en derde werelden ternauwernood overleven, dat wereldwijd mensen als collateral damage worden vermoord, dat velen creperen in mensonwaardige kampen, dat we weigeren vluchtelingen op te nemen en ze terug de hel insturen. We kijken weg, machteloos, ontmoedigd of cynisch. Dan maar staken en manifesteren voor betere arbeidsvoorwaarden en een schoner milieu. Of hoe het hemd altijd nader is dan de rok.