Nochtans zijn de kunsten bij uitstek geschikt om de meerwaarde van grondrechten en mensenrechten, en daarbij de onderbouw van onze democratie, te kunnen uitdragen. Het cultuurverzet dient zich daarom te verankeren in een solidariteitsproject dat enkel kan slagen door aan machtsopbouw te doen samen met de burgers wiens noden en behoeften niet gehoord en gezien worden, en hen als politiek burger mee te wapenen tegen schendingen van rechten. In dit licht, breng ik graag het belangrijke werk in herinnering van wat wellicht een van de belangrijkste pioniers is in het politieke project van het Vlaamse middenveld was: het voormalig jeugdcentrum Rzoezie (1978-2006) in Mechelen, een sociale en culturele zelforganisatie die opgericht werd vanuit de zorg voor gelijke burgerrechten, en die met concrete collectieve acties hun solidariteitsethiek uitdroeg.
In 1978 werd Rzoezie opgericht en georganiseerd door jongeren van Marokkaanse en Amazigh afkomst. Geïnspireerd door Paulo Freire’s Pedagogie van de Onderdrukten (1968), richtte het centrum zich op zelfpedagogie en zelforganisatie: ‘van onderuit’ en ‘van binnenuit’. Het centrum werkte samen met jongeren aan de ontwikkeling van hun ‘positieve identiteitsvorming’, dit onder andere door een safe space te creëren met het oog op hun vele uitdagingen op school, op het werk, thuis en op straat.
Maar de zelforganisatie nam ook het voortouw in de strijd tegen discriminatie en racisme in Vlaanderen en België. Vanaf de jaren 60 discrimineerde het overheidsbeleid de sociale en burgerrechten van niet-Europese economische migranten op het gebied van werkgelegenheid, huisvesting, schoolkansen en culturele beleving. Over de decennia heen wist het beleid deze raciale, systemische discriminatie onvoldoende te corrigeren, en wordt het nu zelfs opnieuw een beleidsdoelstelling. Jarenlang trok Rzoezie het civiele verzet door het organiseren van protest- en solidariteitsacties, marsen en feesten; het initiëren van seminaries, colloquia en politieke debatten; het deelnemen aan stakingen en bezettingen; het indienen van officiële racismeklachten; het ondersteunen van gevangenen; het aanklagen van postkoloniaal en racistisch gedrag; het emanciperen van de leerlingen in ‘witte scholen’; en ga zo maar door.
In 2006 onderging het jeugdcentrum onder politieke druk van de toen net aangetreden Mechelse burgemeester Bart Somers een noodgedwongen naamswijziging en hervorming waarbij het activisme uitgebannen werd. Recent nog, in De afspraak op vrijdag van 22/11/19, verwees Somers, nu als minister bevoegd voor o.a. Inburgering en Gelijke Kansen, naar het voormalige jeugdcentrum als het voorbeeld bij uitstek voor organisaties “die zich terugplooien op hun etnisch-culturele afkomst en segregatie in de hand werken”, waarmee hij het decreetsvoorstel om de subsidies van zulke organisaties stop te zetten dacht te kunnen verantwoorden.
Verschillende jongeren die nauw betrokken waren in de werking van Rzoezie schreven ook poëzie. Deze gedichten laten ons toe hun project door hun eigen ogen te herontdekken. Wat vertellen deze gedichten in het sociale en politieke klimaat van vandaag? Nemen we bijvoorbeeld het gedicht In een wereld voor ons allen!, geschreven door de jonge M’Hamed in 1990. Dit gedicht vertelt het relaas van een dubbele uitsluiting. In de openingsregels Ik voel me alleen / Alsof er niemand is / Verwaarloosd, zonder steun bekent hij zijn persoonlijke eenzaamheid, als gevolg van de tweederangspositie die hij toebedeeld krijgt in zijn thuisstad Mechelen.
Vervolgens legt hij in het gedicht een verband met de plek waar hij geboren is, de Rif regio in Marokko, dat als gevolg van politieke en militaire onderdrukking als onderdeel van koloniale machtsprocessen onleefbaar werd en ontzet werd uit zelfbeschikking: Ik heb mijn eigen land / Heuvels en bergen / Niemand die dit bewoond / Niemand die hier geraakt. Vreemd genoeg, net op deze plek, waar je het niet zou verwachten, verschijnt een onvermoede kans, een geschenk: De zee en de wind / Fluisteren lieve woorden / Woorden van hoop en moed / Hoop op een betere wereld / Hoop op een land voor allen. Door deze gift te verbeelden ontdoet de jonge auteur zich van de asymmetrie van de machtsverhoudingen waaraan hij onderworpen is. Hij verwoordt in dit gedicht een dekoloniserend perspectief: zonder iets in te willen nemen of toe te willen eigenen. Zo doorbreekt hij de bestaande orde en verbeeldt hij een andere wereld, wat weerklinkt in de afsluitende woorden: Samen kunnen we boetseren / Dromen en regeren / In een wereld voor ons allen!
In het gedicht De Hel dan weer, geschreven in 2000 onder het pseudoniem Abdellah, wordt onder meer het rationele, economische en politieke programma dat achter racisme en een bredere maatschappelijke en politieke tendens van starre nationalistische en essentialistische identiteitsvorming in Vlaanderen schuilt, aangeklaagd. De protagonist beschrijft treffend hoe de beleidsmakers hun winst halen uit het cultiveren van racisme en angst: Om mij kopen die onschuldige burgers allerlei alarmsystemen en dubbele deursloten. / Om mij vinden de rechtvaardige bestuurders des lands allerlei wetten en statuten uit om extra flikken aan te werven.
Deze voorbeelden leren ons dat we de poëzie en de omstandigheden waarin deze poëzie tot stand komt – dat wil zeggen het politieke en ethische project van Rzoezie – niet los van elkaar kunnen zien. Met andere woorden, de kunsten – als een sociale en ethische praktijk – heeft in se niet te kiezen of ze al dan niet deelneemt in het sociale strijdtoneel die de samenleving is. De enige keuze die er is, is of ze er blind voor wil zijn of niet. Erkent ze die betrokkenheid, dan is het haar verantwoordelijkheid om de correlatie tussen de artistieke praktijk en de sociale strijd duidelijk te benoemen en uit te dragen in het publieke debat.
Wat alleszins de sociale strijd typeert, is dat je er nooit klaar mee bent. Niet zo lang geleden, toen M’Hamed zijn bijna dertig jaar oude gedicht aan me voorlas, verzuchtte hij dat hij vandaag een andere versie van het gedicht zou schrijven. Zijn commentaar is treffend, want het bevestigt hoe elke compositie – zij het artistiek, sociaal of politiek – in tijd en ruimte onvolledig is, en dus – als een geschenk tegenin de bestaande orde – steeds om een actualisatie en een uitbreiding vraagt.
Robin Vanbesien is beeldend kunstenaar