Een nieuwe dag, een nieuw protest. Nadat vorige week duizend kunstenaars betoogden voor het Vlaams parlement, met Michael Pas aan de megafoon en de karakterkop van Jan Decleir op kop, is het deze week de beurt aan #VuurWerk, een kamerbrede coalitie van meer dan 130 sociale organisaties. “Doe Beke normaal, welzijn is cruciaal” en “Heeft iemand een deke? ‘t Is ijskoud onder Beke!” Meer dan 2.000 middenvelders schoten dinsdag met scherp op de besparingen van Wouter Beke in de sociale sector.
De beweging heeft alvast haar eerste overwinning beet. Het nieuwe decreet op het sociaal-cultureel volwassenenwerk, dat kritische middenveldorganisaties financieel dreigde droog te leggen, werd door een alarmbelprocedure van PVDA, Sp.a en Groen vakkundig afgeblokt. Voor het eerst blijkt ‘sterke Jan’ een reus op lemen voeten.
Onder druk wordt alles vloeibaar
Dat Jan Jambon, onder druk van het groeiende cultuurprotest, tegelijk besliste om alle voorziene projectsubsidies voor 2020 al bij de eerste subsidieronde in januari uit te delen, maakt voorlopig weinig indruk op de muitende kunstenaars. Op 5 december betogen VRT, cultuursector, middenveld en vakbonden op het Martelaarsplein, aan de voordeur van Jambon. En op 19 december, de dag waarop de Vlaamse regering de begroting door het parlement hoopt te jagen, blaast de brede beweging alweer verzamelen voor een ‘cultuurmars voor de samenleving’, terwijl het megakoorproject ‘Hear My Voice’ de stemming in het Vlaams parlement moet overstemmen.
Het groeiende weerwerk tegen de besparingspolitiek op alle vlak – van cultuur over openbaar vervoer tot gehandicaptenzorg – zet de regering onder druk. Dat leidde bij Vlaams parlementslid Stefanie D’Hose (Open VLD) tot een opmerkelijk potje paniekvoetbal. D’Hose beweerde dat de toegeving van Jambon om de cultuursubsidies integraal in januari uit te keren “de facto betekent dat er géén besparing is op projectsubsidies.” Niets is natuurlijk minder waar. De 60% besparing op projectsubsidies blijft voorlopig overeind. Er blijft maar 3,3 miljoen euro over voor projecten, en daar komt vooralsnog geen euro bij. Ook de 6% besparing op cultuur – net als op het middenveld en het sociale basiswerk – blijft in de begrotingstabellen staan. Jan Jambon beloofde, onder grote druk, weliswaar bijkomende middelen vrij te maken bij de begrotingscontrole in maart … als de kunstensector dat geld zelf elders wegbespaart. Dat heet: de miserie herverdelen, terwijl we net extra moeten investeren in cultuur.
Hoezo, volwaardig?
Door in januari 3,3 miljoen euro projectsubsidies uit te keren krijgen we volgens Stefanie D’Hose alsnog een “volwaardige subsidieronde”. Het is maar wat je “volwaardig” noemt natuurlijk. Ver spring je niet met 3,3 miljoen, als je weet dat kunstenaars en kunstorganisaties voor in totaal 17 miljoen euro aan projecten hebben ingediend. Wat Stephanie D’ Hose een “volwaardige ronde” noemt, is in werkelijkheid een crashdieet. Onze kunstenaars verdienen beter.
Bij de laatste subsidieronde, op 15 juli 2019, bedacht Sven Gatz de cultuursector met ongeveer hetzelfde bedrag: 3,3 miljoen euro. Van de 520 dossiers die kunstenaars en kunstenorganisaties indienden, kregen er slechts 90 een subsidie toegekend. Bij de afvallers ook 41 dossiers met een ‘zeer goede’ beoordeling. Zoveel talentverspilling! “Desastreus voor de kunstensector”, oordeelde oKo, belangenbehartiger van de kunstensector. “Het percentage aan gehonoreerde dossiers gaat al jaren in dalende lijn. Tien jaar geleden werden nog 54% van de ingediende dossiers gehonoreerd. Deze ronde betekent dan ook een historisch dieptepunt.”
Er is wél geld
“Iedereen moet besparen”, aldus Jan Jambon. “Dus waarom de kunsten niet? Dat is een kwestie van solidariteit.” Maar waarom zouden wij ons laten opsluiten in dat budgettaire keurslijf van Jan Jambon? In 2018 werd nog 9,6 miljoen euro geïnvesteerd in drie projectrondes. Vandaag is het aantal subsidierondes tot twee herleid, en zit er een schabouwelijke 3,4 miljoen euro in de pot. Zo kan het niet verder.
Vergelijk die culturele kaalslag eens met gidsland Duitsland, waar het federale cultuurbudget opnieuw met 54 miljoen euro wordt opgehoogd tot bijna 2 miljard (!) euro, nadat er vorig jaar al 9 procent was bijgepompt. Zo kan het dus ook.
Dat iederéén nu eenmaal moet besparen is een Vlaams-nationale fabel. VOKA-Vlaanderen zag de subsidies voor bedrijven in de vorige legislatuur nagenoeg verdubbelen tot 400 miljoen euro. Hoezo, er is geen geld? En waar blijft de solidariteit van de politiek? De Vlaamse regering zet honderden getalenteerde kunstenaars op droog zaad, maar trekt wel 9 miljoen euro uit voor exuberante uittredingsvergoedingen van afscheidnemende Vlaamse parlementsleden. Het is de schaamte ver voorbij. “Het wordt tijd dat politici inzien dat wij hen subsidiëren, en niet omgekeerd”, aldus Paul Baeten in Knack. Het is de nagel op de kop.
De dienstmaagd van Jambon
Dat het protest niet gaat luwen heeft niet alleen te maken met de snoeischaar van Jambon. Dit is niet louter een besparing, dit is censuur. Voor Jan Jambon moet kunst de gewillige dienstmaagd worden van de Vlaamse natievorming. “De Vlaamse meesters – uit heden en verleden en in alle creatieve richtingen – moeten het uithangbord worden van de grootsheid die Vlaanderen in zich heeft”, zo staat het letterlijk in het beleidsplan.
Neen, dit is geen besparing. Dit is een cultuuroorlog. Misschien is het daarom dat Jan Jambon reserve-officier Joachim Pohlmann tot kabinetschef hebt benoemd, de man die een “Gramsciaanse guerilla” voert tegen de “linkse”, “postmoderne” elite die volgens hem de kunstensector bestiert. “Deze sector is veel te afhankelijk van subsidies. Even kort door de bocht: ook zonder subsidies zal er grote kunst worden gemaakt.”
Dat kritische kunst geen subsidies verdient, werd ook door Peter De Roover, fractieleider van N-VA in de Kamer, uitgebreid verdedigd in de Afspraak. Met de handen plechtstatig gevouwen, riep De Roover kunstenaars op om “zich te bevrijden van de overheid en van het hele idee dat u aan de subsidieslurf moet hangen om te doen wat u eigenlijk wil: choqueren.”
Vincent Van Gogh
“Als Peter De Roover in de 19e eeuw had geleefd dan had hij aan Vincent Van Gogh gevraagd om binnen de lijntjes te kleuren”, zei ik in de commissie cultuur van het Vlaams parlement. “Het is niet de N-VA die zal bepalen wat schoonheid is.” Peter De Roover reageerde als door een wesp gestoken: “De kans dat Van Gogh projectsubsidies zou gekregen hebben van de beoordelingscommissie als die toentertijd had bestaan is nihil. Van Gogh paste niet in het plaatje van de toenmalige cultuurpausen. Tijd is de meest betrouwbare scheidsrechter als het over kunst gaat. Daar kan geen bureaucratische beoordelingscommissie aan tippen.”
Als Van Gogh vandaag had geleefd, had hij ongetwijfeld wél projectsubsidies gekregen. Die beoordelingscommissies investeren immers resoluut in vernieuwing, experiment en innovatie. Precies om te vermijden dat jonge kunstenaars en vernieuwende kunstprojecten afhankelijk zijn van traditionele willekeur of de smaak van de commerciële kunstmarkt, zijn onafhankelijke beoordelingscommissies essentieel. Dat staat haaks op het 19e eeuwse model van private mecenassen dat de N-VA promoot. Het is nog maar de vraag of de Phoebus-foundation van Fernand Huts vandaag geïnteresseerd zou zijn in het artistieke radicalisme en commercieel niet bepaald rendabele experiment van Vincent Van Gogh.
Kunstenaars zijn geen junks
Dat na de wereldvreemde rechters, activistische academici, luie Walen, subsidieslurpende kunstenaars en de linkse VRT nu ook de “bureaucratische beoordelingscommissie” van het Kunstendecreet het moet ontgelden, is veelzeggend. Dat de beoordelingscommissies bestaan uit experten en kunstenaars met een hart voor de kunsten en met beide voeten in het werkveld, daar heeft Peter De Roover duidelijk geen flauw benul van. Het idee dat echte kwaliteit vanzelf bovendrijft en geen ondersteuning nodig heeft, is onzin. Alsof de beoordelingscommissies louter rommel subsidiëren.
In het Vlaams parlement moest Marius Meremans zich uitgebreid excuseren voor de uitspraak van Peter De Roover dat “kunstenaars vroeger een beter oog hadden voor schoonheid.” “Zoveel onwetendheid en vijandigheid tegenover de hedendaagse kunstenaar, die misschien ook maar gewoon een hardwerkende Vlaming is – waar komt dat toch vandaan?” had Iris Paschalidis, hoofd collectie van S.M.A.K, in een open brief gereageerd. “Hedendaagse kunstenaars werden weggezet als junks die gemakzuchtig aan een subsidieslurf hangen, als kunstenaars die zouden zijn “vergeten wat schoonheid is” en die alleen maar uit zijn op choqueren. Mocht u tijd hebben, dan nodig ik u graag uit in ons museum, zodat ik u onze veelzijdige
collectie (die elke dag groeit met gesubsidieerde en niet gesubsidieerde, vandaag en morgen en over de hele wereld geproduceerde kunst) kan laten zien. Ik toon u graag hoeveel schitterende schoonheid maar ook schitterende lelijkheid die collectie bevat. Want zonder lelijkheid zou schoonheid niet kunnen bestaan, toch?”
Het erfgoed van morgen
Marius Meremans bezwoer in het Vlaams parlement dat “de N-VA fier was op Jan Van Eyck en Pieter Bruegel, maar evenzeer op Berlinde de Bruyckere en Luc Tuymans.” Omgekeerd is de liefde minder groot. “Hoe kan je cultuur bedrijven wanneer je de basis ervan in de kiem smoort?” schrijft Luc Tuymans in HartMagazine. “Het erfgoed van morgen wordt zo een lege doos. Kunstenaars wordt vandaag de kans ontzegd om onderzoek te voeren, om iets langzaam uit te bouwen. Voor de jongere generatie is dit dramatisch. Het enige wat dit kan opleveren is vervreemding van wat er werkelijk speelt in de samenleving. Met een cultuur die ten dienste komt te staan van de politieke agenda. Maar, cultuur laat zich geen grenzen opleggen en kan niet ten dienste staan van een nationalistische identitaire agenda. Daarbovenop wordt het privatiseringsmodel gehuldigd. Maar kunst maken gaat niet over iets maken dat noodzakelijk markteconomisch functioneert. Als we die logica volgen staan we schaakmat.”
Berlinde De Bruyckere is één van de 400 kunstenaars die in een opmerkelijke open brief protesteert tegen de besparingspolitiek van Jan Jambon. “Projectsubsidies blijven de motor in de kunsten. Door die te blijven verminderen, riskeren we de nieuwe generatie te mislopen. Vele groten van vandaag zijn ooit zo gestart.” Misschien moet Marius Meremans eens nadenken waar Berlinde De Bruyckere zélf had gestaan, zonder projectsubsidies? De Bruyckere vertegenwoordigde ons land verschillende keren op de Biënnale van Venetië, maar er was een tijd dat mensen geshockeerd waren over haar experimentele installaties met in bomen opgehangen vervormde paardenlichamen en de politie belden toen ze een vrouwensculptuur van De Bruyckere in de Gentse binnenwateren zagen drijven. Berlinde De Bruyckere, Ann demeulemeester, Abattoir fermé, Tg Stan, Wim vandekeybus, Philippe Herreweghe: vandaag staan ze internationaal aan de top, maar allen zijn ze ooit met projectsubsidies begonnen.
Brandt
In het Vlaams parlement moeten volksvertegenwoordigers op weg naar de commissie cultuur voorbij het iconische ‘Brandt’ van Sofie Muller passeren. Een jongetje schuurt met zijn kop tegen de muur en laat een spoor van zwarte houtskool achter op de muur van de commissiezaal. ‘Brandt’ is één van de beelden die Muller maakte op basis van de roman ‘Fahrenheit 451’ van Ray Bradbury, over een geschifte wereld waarin de regering boeken laat verbranden om elke kritische gedachte in de kiem te smoren. Het jongetje op de gang is losjes geïnspireerd op ‘Guy Montag’, het personage dat beslist om verboden boeken te verbergen en zo symbool staat voor rebels verzet.
Hoe symbolisch.
Tom De Meester is Vlaams volksvertegenwoordiger voor de PVDA.