Tien studenten van de Master Conflict and Development aan de Universiteit Gent trokken begin april…
Op 5 juni 2015 lijkt het voor de Groupe Chimique Tunisien (GCT) in Gabès, een kuststad in het zuidoosten van Tunesië, tot een confrontatie te komen. Aan de spoorlijn bij de poorten van het enorme chemische complex verzamelen zich honderden werkloze mannen die, getroffen door de economische crisis in het land, een sit-in houden om een job op te eisen in de chemische industrie. Maar er staan ook tweeduizend inwoners van Gabès aan de andere zijde van de spoorlijn, onder de slogan “Stop Pollution”. Dit zijn vissers, boeren, studenten, ouders, kinderen, mannen en vrouwen die de sluiting van de chemische fabriek eisen omwille van haar vernietigende impact op de omgeving.
De politie had deze milieuactivisten nog geprobeerd te overtuigen die dag niet te gaan, waarschuwend dat ze de veiligheid niet kunnen garanderen. Ze voorspellen een schermutseling tussen zij die in de fabriek willen werken en zij die de fabriek willen sluiten. Uiteindelijk wordt de betoging zelfs verboden door de veiligheidsdiensten en proberen ze alsnog de organisatoren ervan te arresteren. Dat mislukt en de mobilisatie gaat door. Een tweehonderdtal activisten vertrekt vanuit de oase van Gabès, marcheert door de stad, langs het strand en tot aan de site van de Groupe Chimique Tunisien. Wanneer ze daar aankomen, zijn ze uitgegroeid tot een massa van tweeduizend demonstranten.
De ontmoeting
Ondanks de vrees van de veiligheidsdiensten, vindt er bij hun aankomst geen gewelddadige confrontatie plaats, maar een uitzonderlijke act van solidariteit. Na enkele toespraken steken de werklozen en de milieuactivisten allebei de sporen over, sluiten zich bij elkaar aan en houden samen een laatste, ongeplande mars door de straten. Uiteindelijk vormen de werklozen zelfs een cordon rondom de milieuactivisten om hen tegen de politie te beschermen en marcheren ze verenigd het complex binnen om hun eisen te stellen (Afbeelding 1).
Hoe komt het dat deze twee groepen met schijnbaar tegenovergestelde motivaties zich tóch verenigen? Hoe is men erin geslaagd arbeiders en milieu-activisten samen te brengen om collectief eisen te stellen? Wat maakt Gabès zo speciaal dat men daar succes boekt, terwijl zoveel anderen falen? En waar staat die milieu-beweging nu vier jaar later?
Dit alles bespraken wij met activisten, vakbondslieden, boeren en vissers, maar ook met afgevaardigden van de Groupe Chimiqe Tunisien.
Nostalgisch naar de oasis aan de zee
Oudere Gabesianen spreken met veel nostalgie over hoe hun geboortestad was voor de komst van “het chemische monster”. Voor hen was Gabès een bijna fabelachtige stad, “de prinses van de woestijn”, een oase aan de Middellandse Zee met een unieke ligging. Begrensd door de Sahara, de bergen, de steppe en het zeewater, was ze een succesvolle trekpleister voor toeristen uit het binnen- en buitenland. De natuurlijke rijkdom van de regio en haar strategische locatie aan de Middellandse Zee maakten haar echter ook aantrekkelijk voor extractieve en agrarische industrieën.
In 1972 werd een eerste fosfaatfabriek opgestart in Gabès. Deze fabriek werd over de jaren heen uitgebouwd tot het enorme chemische complex dat de Groupe Chimique Tunisien momenteel beheert. Dit staatsgeleide bedrijf ontgint en transformeert fosfaat in Gabès, Gafsa en Sfax om het nadien te transporteren naar het Westen. Daar wordt het voornamelijk gebruikt voor de productie van kunstmeststof, een continu groeiende markt met grote winsten.
De beloftes van modernisering
De oprichting van het chemische complex in 1972 paste perfect binnen het postkoloniale moderniseringsproject van toenmalig president Habib Bourguiba. In het volgend artikel van dit dossier, “Fallujah: ‘illegale’ landbouw op staatsland?”, komt dit uitgebreid aan bod. (Verschijnt volgende week donderdag, 17 oktober 2019, op deze website, nvdr.)
Net zoals vele andere leiders van Derde-Wereld-landen, geloofde Bourguiba dat de staat een centrale rol moest vervullen bij de economische ontwikkeling van het land om op die manier de vroegere koloniale heersers zo snel mogelijk te kunnen bijbenen. De focus lag daarbij op de intensivering van landbouw en op grootschalige industrialisering via enorme staatsgeleide projecten die onmiddellijke nationale inkomsten en welvaart moesten genereren. Het oprichten van het fosfaat-complex in Gabès was een mooi voorbeeld van dit soort projecten dat bovendien aan de bevolking werd verkocht met de belofte van jobs, sociale mobiliteit en ontwikkeling. Over een mogelijke impact op het milieu werd niet gesproken. Een visser die ons over dit ‘verraad’ vertelde zwoer ons toe: “Als Bourguiba hier nu zou staan, zou ik hem met mijn eigen handen vermoorden.”
Want ondanks het feit dat GCT de grootste werkgever in de regio werd en voorlopig blijft, kwam de beloofde rijkdom er nooit. De vernieling van het lokale ecosysteem door de productie van fosfaat ruïneerde immers alle economische activiteiten rondom het chemische complex. Lucht, land en water bevatten hoge concentraties aan zware metalen en schadelijke stoffen. De oase is uitgedroogd en de grond is onvruchtbaar. De stranden zijn geëvolueerd van toeristische paradijzen naar chemisch vervuilde stortplaatsen. In de golf van Gabès, ooit een uitzonderlijk visrijk gebied, overleven nog maar enkele vissoorten en schaaldieren. Zij zijn echter zo vervuild dat ze ongeschikt zijn voor consumptie of verkoop.
Vervuiling en verarming
De vervuiling van de Groupe Chimique Tunisien brengt dus de verarming en marginalisering teweeg van iedereen die er niet is tewerkgesteld. Bovendien horen we voortdurend van activisten dat de winst uit de chemische industrie rechtstreeks doorgesluisd wordt naar het noorden van Tunesië, waar het in de handen terecht komt van de rijke elite. Regio’s zoals Gabès, die de ecologische en menselijke kost dragen, zien dus weinig tot niets van het geld dat dankzij hun natuurlijke rijkdommen opgebracht wordt. Dit betekent dat de regionale ongelijkheid, die al sinds de koloniale periode in Tunesië heerste, zich gewoon verderzet. Ook na de revolutie van 2011 blijven de publieke investeringen in het Zuiden laag en worden er geen compensaties betaald voor de geleden schade.
Die schade beperkt zich niet tot het louter economische. Het uitstoten en dumpen van giftig afval heeft uiteraard ook een rechtstreekse impact op de gezondheid van de bevolking. De arbeiders van de GCT die dagelijks blootgesteld worden aan toxische en soms zelf radioactieve stoffen, krijgen hiervoor een extra vergoeding van de staat. Maar ook bij de andere inwoners van de stad is een opmerkelijke toename van de gevallen van kanker, onvruchtbaarheid en osteoporose zichtbaar sinds de komst van de GCT. De bevolking krijgt hiervoor geen steun. Zelfs een officiële erkenning vanuit de staat dat er zich een grootschalig gezondheidsprobleem voordoet, blijft uit. Dit ondanks de uitgebreide onderzoeken vanuit de Europese Unie, die de gevolgen van de industriële vervuiling op de menselijke gezondheid hebben vastgesteld[1].
Eerste tekens van verzet
In elk gesprek dat we hadden in Gabès werd benadrukt dat de verbittering over de verwaarlozing en de gebroken beloftes van de GCT al decennialang aanwezig is. Maar omdat er tijdens het repressief regime van Ben Ali weinig ruimte voor protest was, bleven de eisen van de bevolking onuitgesproken en onbeantwoord. Enkel de machtige nationale vakbond UGTT was enigszins bestand tegen de druk van het regime. In een poging om de vervuiling op de agenda van de machthebbers te zetten, riep de lokale tak van de UGTT in Gabès daarom 2010 uit tot het ‘Jaar van de strijd tegen vervuiling’ en organiseerde ze meerdere seminaries en debatten over het thema.
Toen het regime begin 2011 viel en er plots ruimte kwam voor politieke contestatie, was Gabès dus zeer vruchtbare grond voor milieuactivisme. De bevolking had de situatie in de omgeving met eigen ogen erger zien worden, de lokale vakbond had het thema al voor de revolutie naar voren geschoven en men had met de Groupe Chimique Tunisien een makkelijk identificeerbare oorzaak en vijand. Er vond dus ook een ware explosie plaats van acties tegen de vervuiling en tegen het chemische complex. Eerst door verenigingen van inwoners in verschillende buurten van Gabès maar al snel namen ook andere groepen het initiatief.
Zo blokkeerden de vissers voor tien dagen de haven van het chemisch complex met hun boten, deden de arbeiders van de GCT interne acties om de vervuiling aan te klagen, protesteerden studenten op de universiteit en organiseerde men onafhankelijke burgerfora om tot oplossingen te komen. Al deze acties bleven echter verdeeld, met uiteenlopende eisen gebaseerd op hun verschillende ervaringen en specifieke problemen.
Stop pollution
De eerste beweging die erin slaagde een grote groep te verenigen in één gezamenlijke actie, was ‘Stop Pollution’. Het was ook deze beweging die in 2015 tweeduizend inwoners van Gabès oog in oog deed staan met de honderden werklozen van de sit-in. Maar dat was niet de eerste keer dat ze mobiliseerden.
Stop Pollution ontstond toen enkele activisten van de ‘Jeunes Défenseurs de Droits de l’Homme’ en van de ‘Association de Sauvegarde de ’l’Oasis de Chatt Essalem’ een oproep lanceerden tot een actie voor de wereldmilieudag van 5 juni 2012. Deze twee organisaties hadden apart al kleinere initiatieven genomen tegen de vervuiling, maar om een groter publiek bereiken, besloten ze deze keer samen te werken. Toen dit nog veel succesvoller bleek te zijn dan verwacht, richtten ze een duurzaam samenwerkingskader op onder de naam ‘Stop Pollution’.
Vanaf het begin hanteerde Stop Pollution een horizontale werking. De beweging heeft geen leiders, geen officiële woordvoerders, geen interne hiërarchie en staat niet officieel geregistreerd als vereniging bij de staat. Alles wordt via algemene stemming besloten op vergaderingen die open staan voor iedereen. De taken worden verdeeld onder verschillende commissies die, waar mogelijk, een gelijke genderverhouding hebben. Stop Pollution blijft ook expliciet onafhankelijk van andere organisaties en politieke partijen. Zo hopen ze altijd open te staan voor uiteenlopende groepen en de identificatie met de beweging te vergemakkelijken.
Dit bleek een succesformule te zijn. 5 juni is ondertussen een traditie en een jaarlijkse protestdag in Gabès. Stop Pollution slaagt erin quasi alle verschillende groepen in de stad samen te brengen in hun strijd tegen de vervuiling en zo één krachtig signaal uit te sturen. Eind vorig jaar trok de organisatie zelfs 300 km noordwaarts naar de hoofdstad Tunis om er een manifestatie te houden en stuurde ze ook afgevaardigden naar de internationale klimaatbijeenkomst COP22 in Marrakech.
Stop Pollution is dus een uitzondering in het landschap van politieke organisaties. Ze slaagde erin om groepen met uiteenlopende belangen samen te brengen; in één beweging met één stel eisen en onder één slogan; zelfs met de sluiting van het chemische complex als einddoel. Vooral de samenwerking met arbeidersbewegingen trekt hoge ogen in andere regio’s van Tunesië en in de rest van de wereld. Meestal gebeurt immers het tegenovergestelde: gespannen conflicten tussen zij die in een fabriek werken en zij die ertegen protesteren.
Pilaren van succes
Er kunnen drie belangrijke redenen aangehaald worden waarom Stop Pollution erin geslaagd is deze samenhorigheid te bereiken. De meest voor de hand liggende verklaring heeft te maken met de extreme situatie in Gabès. De quasi volledige vernietiging van een ecosysteem op veertig jaar tijd is een rampzalige gebeurtenis die niemand onberoerd laat. De oorzaak ervan is voor iedereen duidelijk. De inwoners van Gabès hebben de omgeving en hun eigen gezondheid drastisch achteruit zien gaan sinds de komst van het chemische complex. Dat complex is vanuit quasi de hele stad te zien en meestal ook te ruiken en te voelen. De GCT doet nauwelijks moeite om haar vervuiling te verbergen. Je kan de dumping in de lucht en de zee onmogelijk ontwijken (Afbeelding 3). Een verantwoordelijke van de GCT bevestigde dit in zijn gesprek met ons: “Het is katastrofisch, ze hebben gelijk (…) als ik aan de andere kant zou staan, zou ik ook vragen deze nachtmerrie te eindigen”.
Zo’n erbarmelijke situatie die iedereen aanbelangt met één duidelijke oorzaak en antagonist, maakt uiteraard een brede mobilisatie mogelijk. Zeker wanneer er – en dit is de tweede reden – onder het oude regime al een traditie van protest tegen de vervuiling bestond. De seminaries en discussies die de plaatselijke vakbond in 2010 organiseerde waren daarvan de meest zichtbare voorbeelden maar ze waren wel voorafgegaan door kleinere, meer voorzichtige acties. Toen het regime in 2011 viel, bestond er dus al een zeker engagement en was de ervaring aanwezig om nieuwe en grotere mobilisaties op te zetten.
Dat vroeger uitsluitend de vakbond, omwille van de machtsverhoudingen in Ben Ali’s Tunesië, de mogelijkheid had om groepen politiek te mobiliseren, speelt vandaag nog steeds een rol in de protestbeweging. De arbeiders van Gabès blijven trouwe medestanders, omdat ze vanaf het prille begin betrokken waren bij de milieuacties. Ze zijn zelfs een samenwerking aangegaan met Stop Pollution, die uiteindelijk de sluiting van de fabriek voor ogen hebben.
Dit is echter niet wat ze naar de buitenwereld toe communiceren. Als derde reden voor het succes van Stop Pollution kunnen wij dan ook de relatieve vaagheid van hun discours aangeven. Op het eerste zicht lijken zij hierin te slagen zonder slagkracht te verliezen.
De kern van de beweging is overtuigd dat de enige oplossing voor de problemen in Gabès de sluiting van de fabriek is. Maar ze beseffen ook dat de machtsverhoudingen nog niet genoeg in hun voordeel zijn om zulke harde eisen te stellen. Een jonge activiste zei aan ons: “We moeten pakken wat we kunnen krijgen om de situatie te verbeteren”. Om onderhandelingen mogelijk te maken, stellen ze zich gematigd op en proberen ze bereid te lijken tot het sluiten van een compromis. Die positie zorgt er ook voor dat Stop Pollution een bredere basis kan opbouwen in Gabès, in de hoop hiermee ooit de machtsverhoudingen te veranderen.
Voor iedere, individuele sympathisant laat de openheid in het discours dus toe om actie te voeren volgens zijn of haar eigen principes, zonder afstand te nemen van Stop Pollution. De horizontale structuur, waardoor iedereen inspraak krijgt, zorgt ervoor dat iedere deelnemer de invulling van de acties vrijuit kiest en zich hierdoor aan de beweging bindt. De vissers, de arbeiders en de studenten kunnen zo deelnemen aan een actie van Stop Pollution, zonder het gevoel te krijgen dat hun positie niet vertegenwoordigd wordt.
Zoals eerder vermeld, staat de beweging ook niet officieel geregistreerd bij de staat. Door die keuze en door hun weigering om zich formeel te verbinden met andere organisaties of politieke partijen, ontwijkt Stop Pollution de vele beschuldigingen van corruptie of opportunisme waarmee de andere (gesubsidieerde) bewegingen in Tunesië geconfronteerd worden[2]. Ze hebben de reputatie een onafhankelijke, apolitieke beweging te zijn die uitsluitend opkomt voor de mensen van Gabès.
“Ik begin me zorgen te maken”
Niettemin, heeft het succes van Stop Pollution een keerzijde. De talrijke gezamenlijke acties hebben, ondanks de sterke mobilisatie, weinig concreets opgeleverd. In ieder geval niet de structurele transformaties waarop men hoopte. “Ik begin me zorgen te maken”, vertrouwde een lid van Stop Pollution ons toe. “Wij hebben alles geprobeerd en niets heeft echt gewerkt”. Onder de inwoners van Gabès neemt het enthousiasme van de postrevolutionaire context ondertussen langzaam af en beginnen de gevoelens van moedeloosheid en onmacht door te sijpelen.
De GCT heeft in al deze tijd nog niet eens de stap genomen om een simpele filter te plaatsten die de uitstoot significant zou reduceren. Dit terwijl ze zelf een uitgebreid plan uitwerkten met beloftes van sociale verantwoordelijkheid en groene energie. Toen een verdere golf van mobilisatie tot een constructief debat leidde met nieuwe afspraken tot gevolg, werden deze al snel opnieuw tenietgedaan als “onverantwoordelijke beloftes” en werd de verantwoordelijke CEO ontslagen.
Een alternatieve aanpak
De uitzichtloosheid van de situatie zorgde ervoor dat Stop Pollution op zoek ging naar een alternatieve aanpak. Al snel begrepen ze dat ze voorbij het lokale niveau moeten gaan om de nodige druk te kunnen uitoefenen op de overheid, de strijd tegen de Groupe Chimique Tunisie kunnen ze alleen nooit winnen. Stop Pollution begon daarom te manifesteren in de hoofdstad en contacten te leggen met bewegingen in andere Tunesische steden. Gabès is namelijk slechts de laatste stap in de keten van de Tunesische fosfaatproductie. In de steden waar men fosfaatsteen mijnt, was het protest ondertussen ook toegenomen omdat de bevolking daar eveneens geconfronteerd werd met de vernietigende impact van de chemische industrie en met de diepe ongelijkheden in Tunesië. Door het initiatief tot samenwerking te nemen, zette Stop Pollution een eerste stap naar een nationaal sociaal-ecologisch netwerk met een grotere slagkracht.
Maar zelfs onder zo’n nationale druk zal de Tunesische staat het chemische complex in Gabès niet makkelijk opgeven. Tunesië is sinds de revolutie van 2011 immers in een diepe economische crisis terecht gekomen. De staat heeft daarom in 2016 2,9 miljard euro geleend van het IMF[3]. Exportgerichte staatsbedrijven zoals de GCT zijn, ondanks hun schadelijkheid voor het milieu, ideale instrumenten om deze leningen af te betalen. Zeker als de internationale vraag naar fosfaat constant blijft of zelfs stijgt.
Een internationale coalitie
Het protest en de stakingen hebben de winstgevendheid van de GCT een serieuze klap gegeven, maar Stop Pollution beseft dat ze verder moeten zetten. Ze pleiten voor een internationale druk op Tunesië om hun milieustandaarden te verbeteren. Tegelijk benadrukken ze dat de rijke landen, die het vervuilend fosfaat blijven aankopen, ook hun verantwoordelijkheid moeten opnemen.
Volgens Stop Pollution moeten deze landen niet alleen strenger optreden inzake hun eigen aankopen maar moeten ze Tunesië ook ondersteunen in een ecologische transitie die op dit moment juist wordt afgeremd via de schuldpolitiek en de opgelegde hervormingen van het IMF. Om die eisen te verspreiden buiten Tunesië heeft Stop Pollution onder andere deelgenomen aan een gecoördineerde actie met andere Mediterraanse ecologische bewegingen en hebben ze een delegatie naar Marrakech gestuurd om actie te voeren bij de COP22 klimaatconferentie. Zo hopen ze uiteindelijk deel uit te maken van een internationale coalitie van bewegingen die erkent dat vervuiling, ongelijkheid en uitbuiting globale problemen zijn die nationale grenzen overstijgen.
Deze schaalverandering van Stop Pollution lijkt onvermijdelijk, maar het zou er ook toe kunnen leiden dat ze hun gronding in de lokale gemeenschap verliezen en daarmee ook hun sterkste punt. Terwijl wij in Gabès waren, was er zelfs discussie gaande over het achterwege laten van de horizontaliteit en het oprichten van een officiële, geregistreerde vereniging. De voorstanders van deze verandering hopen zo meer slagkracht te krijgen in onderhandelingen en conflicten met staatsinstituties, maar ook hiermee riskeren ze een van de pilaren van hun populariteit zelf onderuit te graven.
De komende maanden en jaren zullen tonen of deze initiatieven erin slagen de obstakels te overkomen die in de weg staan van een duurzame oplossing voor Gabès. Krijgt Stop Pollution een nationale alliantie samen die de staat dwingt hun beleid aan te passen? Komen er verschuivingen in het globale ontwikkelings- en schuldensysteem die Tunesië de ruimte geven voor zo’n verandering? Of verliest Stop Pollution zijn momentum door aanpassingen in hun strategie en blijft Gabès lijden onder de zware vervuiling van de fosfaat-industrie?
Notes:
[1] Tal van studies hebben de schadelijke effecten van de industrie op de menselijke gezondheid en de omgeving vastgesteld. Internationale rapporten en wetenschappelijke artikelen zijn talrijk: Bard, D. & Ouertani, M. A. (2017). Étude d’impact de la pollution industrielle sur la santé de l’homme à Gabès. International Consulting Expertise. Opgehaald van http://pge-gabes.org/site/wp-content/uploads/2019/01/rapport-sante-pge.pdf ;
European Commission. (2018). Etude d’impact de la pollution industrielle sur l’économie de la région de Gabès. Opgehaald van http://www.ods.nat.tn/upload/Rapport_Final.pdf
[2] De Europese Unie heeft 5 miljoen euro in de “civiele samenleving” van Gabes geïnvesteerd in het “Projet d’appui à la Gouvernance Environnementale” (PGE), maar Stop Pollution heeft daar geen geld van geaccepteerd. De organisaties en verenigingen die dat wel hebben gedaan krijgen regelmatig de beschuldiging omgekocht te zijn geweest om minder radicaal actie te voeren.
[3] Bron: International Monetary Fund. (2016, June 2). IMF Survey: Tunisia Gets $2.9 billion IMF Loan to Strengthen Job Creation and Economic Growth – IMF Survey. Opgehaald van https://www.imf.org/en/News/Articles/2015/09/28/04/53/sonew060216a
Aan te raden literatuur:
Robert, D. (2017, Juli 7). Reportage à Gabès : Immersion au cœur de la lutte citoyenne contre la pollution. Opgehaald van https://nawaat.org/portail/2017/07/07/reportage-a-gabes-immersion-au-coeur-de-la-lutte-citoyenne-contre-la-pollution/
Rousselin, M. (2018). A study in dispossession: the political ecology of phosphate in Tunisia. Journal of Political Ecology, 25, 20-39.
Bard, D. & Ouertani, M. A. (2017). Étude d’impact de la pollution industrielle sur la santé de l’homme à Gabès. International Consulting Expertise. Opgehaald van http://pge-gabes.org/site/wp-content/uploads/2019/01/rapport-sante-pge.pdf
International Monetary Fund. (2016, June 2). IMF Survey : Tunisia Gets $2.9 billion IMF Loan to Strengthen Job Creation and Economic Growth – IMF Survey. Opgehaald van https://www.imf.org/en/News/Articles/2015/09/28/04/53/sonew060216a
European Commission. (2018). Etude d’impact de la pollution industrielle sur l’économie de la région de Gabès. Opgehaald van http://www.ods.nat.tn/upload/Rapport_Final.pdf
Meer info over dit project:
Begin april 2019 trokken tien studenten van de Master Conflict and Development aan de Universiteit Gent voor drie weken naar het stadje Gabès in het Zuiden van Tunesië. De reis maakte deel uit van hun opleidingsprogramma en werd geleid door prof. Koenraad Bogaert (Ugent) in samenwerking met prof. Sami Zemni (Ugent), dr. Soraya El Kahlaoui (Ugent) en prof. Habib Ayeb, voorzitter van het Tunesische Observatorium voor Voedselsoevereiniteit en Milieu (OSAE). De reis werd mede gefinancierd door het Franse Comité Catholique Contre la Faim et pour le Développement – Terre Solidaire (CCFD)
Gabès is een stad gebouwd in en rond een unieke fauna en flora van drie oases gelegen aan de Middellandse Zee. Sinds een aantal decennia wordt deze biodiversiteit echter sterk bedreigd door de zeer vervuilende fosfaat-industrie en staat het sociale leven van een groot deel van de bewoners die afhankelijk zijn van de oases heel sterk onder druk.
OSAE zet zich al jaren in voor de bescherming van de oases en tracht het bewustzijn te bevorderen rond het belang van lokale landbouw, voedselsoevereiniteit, milieubescherming, sociale rechtvaardigheid en de preservatie van natuurlijke rijkdommen. Onder de deskundige leiding van Habib Ayeb en OSAE werden de Gentse studenten samen met tien Tunesische collega-studenten uit de hoofdstad Tunis tien dagen lang ondergedompeld in het dagelijkse leven van Gabès en kreeg de groep een unieke inkijk in de huidige problemen rond grootschalige vervuilende industrialisatie en een landbouwpolitiek die vooral gericht is op export (naar het rijke Noorden). Beide vormen van lokale ‘ontwikkeling’ veroorzaken ernstige gevolgen voor de lokale biodiversiteit en voedselzekerheid.
Na een intensief programma van terreinbezoeken, trokken de studenten er zelf op uit om in groepen van vier (telkens twee Belgische en twee Tunesische studenten) hun eigen veldwerk en onderzoek te verrichten. Hun bevindingen resulteerden in een reeks van vijf artikelen rond vijf verschillende thema’s: sociaal protest, toegang tot land, toegang tot water, de zaden business en de degradatie van het sociale leven in de oase. Deze reeks zal de komende vijf weken gepubliceerd worden door De Wereld Morgen.
De conclusies van de studenten zijn relevant voor iedereen die bezorgd is over de steeds urgenter wordende milieuproblemen. Bovendien geven de studenten ook een gedetailleerde kijk op de situatie in Tunesië en wordt al snel duidelijk dat sommige landen en regio’s in de wereld, voornamelijk in het Globale Zuiden, disproportioneel getroffen worden door de klimaatcrisis. Tenslotte plaatst het onderzoek van de studenten een aantal vraagtekens bij het dominante idee dat voedselzekerheid op wereldvlak enkel en alleen kan gevrijwaard worden met behulp van grootschalige industriële landbouw, monocultuur en een op export georiënteerde markt. Het concept van voedselsoevereiniteit dat gepromoot wordt door organisaties als OSAE stelt daar tegenover dat een duurzame toekomst en een mondiale voedselzekerheid veel beter gegarandeerd wordt door een beleid dat gericht is op een meer kleinschalige, sociaal rechtvaardige en duurzame vorm van landbouw.