Bron: Needpix
Opinie - and

Gebuisd met 96%: de ontspoorde logica van de projectsubsidies

Het moet zowat zijn laatste beleidsdaad als Vlaams cultuurminister geweest zijn: op 15 juli bedacht Sven Gatz negentig artistieke projecten en kunstenaarstrajecten met in totaal 3,33 miljoen aan beurzen en projectsubsidies. Een genereus afscheidscadeau? Eerder een onheilstijding: voor de kleinere vissen in de kunstenvijver dreigt steeds meer zuurstoftekort, terwijl de vissers zelf steeds meer lijnen in de war zien raken. ‘We zijn vreselijk beginnen prutsen.’

woensdag 31 juli 2019 12:14
Spread the love

De timing van de tijding was niet onverwacht. Sinds er van drie naar twee aanvraagrondes per jaar is gegaan, is 15 juli de uiterste datum waarop de minister zijn rapport bekend moet maken voor geplande projecten en beurzen voor de tweede jaarhelft. Daarmee verdeelt hij ‘het kleine geld’ van het Kunstendecreet, voor individuele kunstenaars en organisaties die niet structureel erkend zijn. De volgende ‘grote structurele ronde’ – voor een 250-tal organisaties met een jaarwerking – volgt pas vanaf eind 2020, voor de subsidies 2022-2026.

Wel valt de uitkomst op. Amper 90 goedgekeurde dossiers op 520 aanvragen, dat is met 17 procent een ratio die kleiner is dan ooit. In de eerste projectenronde van 2019 was dat nog 37 procent (154 goedgekeurde dossiers op 417 ingediende), en tussen 2016 en 2018 schommelde het slaagpercentage per ronde tussen 21 procent en 44 procent. In 2006-2009 ging het volgens het Cijferboek van Kunstenpunt (p.373) zelfs nog om 51 procent à 54 procent.

Had je tien jaar geleden nog één kans op twee om een beurs of projectsubsidie binnen te hengelen, dan blijkt dat vandaag één op zes.

Had je tien jaar geleden dus nog één kans op twee om als kunstenaar of kleinere organisatie een beurs of projectsubsidie binnen te hengelen, dan blijkt dat vandaag één op zes. Gek toch, als die slaagkans begin dit jaar nog ruim één op drie was? Dat zegt iets over de onvoorspelbaarheid van beurzen en projectsubsidies. Sommigen noemen deze overheidssubsidie al langer ‘een loterij’.

In een eerste reactie op Gatz’ laatste daad sprak oKo, belangenbehartiger van 222 kunstorganisaties, van een ‘desastreus’ verdict. ‘De beslissing van 15 juli brengt grote schade aan. Kunnen professionele kunstenaars en kunstenorganisaties niet langer vertrouwen op de rol van de Vlaamse overheid als hun eerste en voornaamste ondersteuner?’ Klinkt dat overtrokken? Laat ons eerst inzoomen op de details achter deze beslissing, om dan ook zelf wat conclusies te trekken.

Grote onderscheiding, geen geld

Veel consternatie komt voort uit het feit dat zelfs verschillende projectdossiers die door de betrokken beoordelingscommissies beoordeeld werden als ‘zeer goed’, toch geen subsidie krijgen. Deintegrale lijst van beoordelingen die we konden inkijken, leert dat het om relatief aanzienlijke aantallen gaat:

Slaagde je erin om bij de 25 procent gelukkigen te zijn die een excellent rapport kregen, dan liep je alsnog bijna één kans op drie om geen geld te krijgen. Je dossier moest dit keer dus niet bij het kruim horen, maar bij het kruim van het kruim. Tegenover 3,33 miljoen goedgekeurde projecten en beurzen staat in totaal 1,43 miljoen die 41 kunstenaars en organisaties met een perfect rapport niet toegekend kregen:

Als je deze tabel per discipline/beoordelingscommissie verfijnt voor enkel de ‘zeer goede’ projecten (dus zonder de kleinere beurzen), vallen ook grote verschillen op tussen disciplines en zelfs tussen commissies voor één en dezelfde discipline:

Voor theater is – over beide commissies – amper 22 procent van de geadviseerde middelen voor ‘zeer goede’ projecten ook daadwerkelijk toegekend. Voor muziektheater is dat de helft, voor klassieke muziek 67 procent, voor beeldende kunst 73 procent. Komen de klassieke podiumkunsten doorgaans met voorsprong uit subsidierondes, dan komen ze er dit keer maar bekaaid van af.

‘Spreiding was een prioriteit van dit kabinet, maar dit lijkt meer op vogelpik.’

‘Het voelt alsof je afstudeert met grote onderscheiding, maar de rector plots toch je diploma intrekt’, stelt David Bauwens van Big in Belgium. Het jaarlijkse presentatiefestival van eigenzinnige Vlaamse performances op het Edinburgh Festival kreeg een zeer goed rapport, maar niet de overeenkomstige 210.000 euro voor de edities 2020, 2021 en 2022. ‘Dat betekent dat we alleen nog die gezelschappen zullen kunnen programmeren die zelf alle kosten kunnen ophoesten. Jonge makers zonder structurele subsidie worden dus uitgesloten, dat is erg.’ Dit is de officiële motivering die Big in Belgium ontving:

‘De minister maakt zich de overwegingen en het advies van de bevoegde beoordelingscommissie eigen. Binnen de beperkte budgettaire context (voor de 2de ronde 2019 is in totaal nog 3.315.800 euro beschikbaar) ziet de minister zich verplicht om, ondanks gunstig advies, af te zien van een subsidietoekenning aan deze aanvrager, om andere aanvragers die een gunstig advies en een hogere prioritering verkregen, op een haalbare manier te ondersteunen.’

Diezelfde mededeling viel dus ook bij veertig andere kunstenaars en organisaties met een zeer goed rapport in de bus. Hun diverse profielen tonen hoeveel verschillende partijen voor hun creaties afhankelijk zijn van de beurzen en de projectsubsidies van het Kunstendecreet:

  • Eerder jonge (maar ook niet meer zó jonge) vernieuwers als Hana Miletic, David Bergé, Heleen Van Haegenborgh, Hagar Tenenbaum, Femke Gyselinck, Sarah Vanhee, Dries Gijsels, Yamina Takkatz, Laure Fôret, Ingrid Vranken …
  • Verdoken structurele werkingen als Bach-ensemble BachPlus, de vooropleiding De Nieuwe Spelers, muziekuitgeverij en managementlabel Fake Records, spreidingsbureau Vincent Company, theatergroep Lucinda Ra (die wel geld kreeg voor een ander, kleiner project) …
  • Kleinere organisaties die al jaren moeten vertrouwen op de projectenpot voor hun producties, zoals Compagnie Lodewijk Louis, Nevski Prospekt, de Mannschaft …
  • Ook gevestigde oudere kunstenaars als Jan Decorte, Narcisse Tordoir of Werner Cuvelier.

Coherentie zoek

In volle vakantie hebben weinigen van hen al concrete conclusies kunnen trekken voor hun project, maar vrolijk worden ze er niet van. ‘We kunnen nog wel voort tot november, maar het wordt zoeken hoe we nadien verder moeten’, schetst Cynthia Schenkels van De Nieuwe Spelers, een initiatief van de dramaopleiding van AP Hogeschool en enkele Antwerpse theaterhuizen om jongeren – vaak met migratieachtergrond – een jaar lang te coachen richting toelatingsproeven van theaterscholen. Zonet is één van hen bijvoorbeeld toegelaten bij LUCA in Leuven. Tot een jaar geleden was zij door allerlei sociale en financiële drempels nog nooit naar theater geweest.

Veelzeggend voor de krapte van deze ronde is dat de minister zelfs geen lager gequoteerde Limburgse dossiers verkoos op te vissen.

‘Als de commissie dan adviseert dat dit project alle verdere investering verdient omdat het inspeelt op een blinde vlek in het podiumveld, dan is nul euro een heel zware teleurstelling’, aldus Schenkels. ‘We hebben wel eigen middelen via partners, maar die volstaan niet om dit project zelfs maar half kwalitatief te kunnen uitvoeren. Moeten we dan tegen onze tien nieuwe geselecteerde jongeren zeggen dat hun traject halfweg ineens zal stoppen? Dat zou voor hen een zoveelste deur zijn die dichtslaat, terwijl ze echt de ambitie en de motivatie hebben om als speler of maker aan de slag te gaan in de professionele podiumkunsten. Ook zelf zal ik dan mijn job kwijtspelen.’

Bij spreidingsbureau Vincent Company hebben ze wel direct actie ondernomen: alle vier medewerkers zijn in afwachting van nadere besluiten in vooropzeg geplaatst. ‘Er zit weinig anders op: de facto wordt onze werking geschrapt’, aldus Vincent Van den Bossche.

Maar nog veel vervelender vindt hij dit besluit voor de artiesten waarmee Vincent Company werkt. ‘Stijn Grupping kreeg een doorbraaksubsidie internationale spreiding om in Amerika te gaan toeren met de voorstelling Pakman, maar de partner die dat moet realiseren, wordt in dezelfde ronde geschrapt. Idem voor Stefanie Claes: ze ontvangt subsidie voor haar creatie Mia Kermis, maar zowel haar collectief Lucinda Ra als haar spreidingspartner vallen ondanks ‘zeer goed’ weg. Hoe zullen zij hun project dan kunnen realiseren? De coherentie en de zorg voor een landschap zijn zoek in dit besluit. Spreiding en een ’samenspel aan initiatieven’ bewaken waren prioriteiten van dit kabinet, maar dit lijkt meer op vogelpik.’

Hoe objectiever, hoe subjectiever

Je zou bijna vergeten dat Gatz voor 90 projecten en kunstenaarswel trouw gevolg gaf aan de adviezen én de geadviseerde bedragen, die veelal gewoon overeenkwamen met het gevraagde bedrag. Deze keer dus geen kaasschaaf, daar kan de sector blij om zijn. Veelzeggend voor de krapte van deze ronde is trouwens dat de minister zelfs geen lager gequoteerde Limburgse of andere dossiers verkoos op te vissen, zoals hij de jongste rondes wel vaker deed. Maar waarom werd het ene ‘zeer goede’ dossier wel beloond, en het andere niet? En vooral: hoe?

Bron: Wikimedia Commons

Wie daar een sluitend én artistiek verantwoord antwoord op vindt, mag meteen de volgende cultuurminister worden. In de praktijk is deze selectiemethode al jaren voorwerp van een strategisch kat-en-muisspel tussen de budgettaire beperkingen van de minister en de natuurlijke drive van commissies om zoveel mogelijk kwaliteit door die selectie te krijgen. Terwijl de minister een objectieve rangorde wil om ergens een streep te kunnen trekken tot waar de middelen reiken, houden commissies hoegenaamd niet van punten geven op kunst – want appels zijn geen peren.

Zowat elke ronde leidt dat spel tot nieuwe ongeschreven regels. Zo bleek al bij de eerste toepassing van het vernieuwde Kunstendecreet in 2016 dat de jaren daarop enkel ‘zeer goed’ zou volstaan om een projectsubsidie in de wacht te slepen. Voor beurzen volstond doorgaans wel ‘goed’, maar ‘voldoende’ bleek dus volstrekt onvoldoende. Sindsdien gingen commissies vanzelf meer projecten in het bovenste laatje schuiven, tot ook die te vol kwam te zitten voor het beschikbare geld.

90%, 91% of 92%? Dat moeten boeiende commissiedebatten zijn geweest.

En zo werd deze keer alweer een nieuwe methodiek ontwikkeld: van een artistiek en zakelijk advies met 25 schalen ging het terug naar vijf simpele categorieën (‘zeer goed’, ‘goed’, ‘voldoende’, ‘nipt onvoldoende’ en ‘volstrekt onvoldoende’), maar wel met een extra score: ‘per dossier wordt ook een percentage toegekend, overeenkomstig de categorie die werd toegekend’ (aldus het nieuwe draaiboek voor de beoordeling, dat bij deze ronde voor het eerst werd toegepast). Kan u nog volgen?

Elk dossier in de bovenste schuif kreeg nu een score tussen 80 procent en 100 procent, zodat voortaan niet meer enkel tussen de schuiven, maar ook binnen die bovenste schuif getrieerd kan worden. En zo blijkt bij muziektheater de voorstelling Alex Moons van Anouk Friedli voor 88 procent zeer goed, Ghost in the Machine van Echo voor 90 procent zeer goed, De grote reis van meneer Beer van Theater Tieret voor 91 procent zeer goed, en Shel(l)ter van Zonzo Compagnie voor 92 procent zeer goed. (Dat moeten boeiende commissiedebatten zijn geweest.)

Volgens het draaiboek worden al die procentuele scores uit alle commissies vervolgens schottenloos in elkaar geschoven tot één lijst, zodat de minister daarover een finale beslissing kan maken: doorgaans met een streep tot waar de middelen reiken, eventueel aangevuld met enkele eigen keuzes.

‘Maar procentuele scores kunnen onmogelijk objectief zijn’, spreekt een commissievoorzitter vrijuit. ‘Hoe ijk je ‘excellent’ of ‘cum laude’? De ene commissie interpreteert dat als 100 procent, de andere als 90 procent zoals op de unief. Als je dat vervolgens in elkaar gaat schuiven … Ik snap dat men alles zoveel mogelijk wil objectiveren, maar op den duur gaat dat lijnrecht in tegen de geest van de kunstwereld.’

Een procentje meer of minder

Uiteindelijk werd in overleg tussen voorzitters, administratie en kabinet besloten om het kersverse draaiboek dan toch niet toe te passen, maar elke commissie gewoon haar eigen top drie (van ‘zeer goed’) te laten geven – in plaats van die ene geïntegreerde lijst. Zo werd Gatz’ finale beslissing ook de wereld in gestuurd, met een extra eigen toets voor twaalf uitzonderlijke projecten:

  • Op basis van alle rankings (per beoordelingscommissie) werden uit elke projectencommissie (kunstenaars en organisaties) de drie hoogst gerangschikte projecten meegenomen, voor zover er in zo’n commissie drie dossiers waren die ‘zeer goed’ werden bevonden. Deze ontvangen in totaal 2.544.143,37 euro (49 dossiers).
  • Op basis van alle rankings (per beoordelingscommissie) werden uit elke beurzencommissie (voor kortlopende en meerjarige beuren) dedrie hoogste gerangschikte beurzen meegenomen, voor zover er in zo’n commissie drie dossiers waren die ‘zeer goed’ werden bevonden. Deze zijn samen goed voor 355.000,00 euro (29 dossiers).
  • Alle projecten voor individuele kunstenaars en organisaties met een advies ‘zeer goed’ die op uitzonderlijke wijze tegemoetkomen aan een of meer van de aandachtspunten van de visienota krijgen subsidies. Deze zijn samen goed voor 432.158,28 euro (12 dossiers).

De voordelen van deze onuitgegeven methodiek zijn legio: elke discipline – van pop en rock tot multimediale kunsten – maakt een evenwaardige kans op evenveel goedgekeurde dossiers, terwijl die dossiers binnen elke commissie ook volgens eenzelfde ijking zijn beoordeeld.

Maar ook de nadelen zijn duidelijk: aanvragers waarvan het dossier terechtkwam in commissies met méér dossiers, bleken in het nadeel. Tussen 8 dossiers (zoals in de commissie Jazz-Wereldmuziek-Folk) maak je nu eenmaal (veel) meer kans op de top drie dan tussen 24 of 25 dossiers (zoals in de beide commissies Beeldende Kunst). Geldt dan nog wel het gelijkheidsbeginsel dat je van elke subsidieverdeling mag verwachten?

Geldt nog wel het gelijkheidsbeginsel dat je van elke subsidieverdeling mag verwachten?

Wellicht niet toevallig zijn de niet-gehonoreerde aanvragen vooral projecten uit theater, klassieke muziek en beeldende kunst: de disciplines met de meeste aanvragen. Zo werd de beursaanvraag van beeldend kunstenaar Eleni Kamma gelauwerd met 96 procent, maar ving ze toch bot, omdat de beurzen van Sharon Van Overmeiren, Max Pinckers en Danai Anesadiou respectievelijk met 97 procent, 98 procent en 99 procent bedacht werden. Hoe krijgt Eleni dat thuis uitgelegd?

Bovendien blijken de uitkomsten per commissie toch niet over de hele lijn te stroken met de hierboven geciteerde ministeriële principes. Procentueel eindigt het dossier van Lucinda Ra bijvoorbeeld met 86 procent op de derde plek bij de commissie Theater 2, maar toch gaat het geld naar De TijdTemmer, een project van WIThWIT (Erki De Vries en Freija Van Esbroeck, op plek vier met 85 procent).

Als verklaring kreeg Lucinda Ra te lezen dat er bij organisaties met twee ingediende dossiers slechts één betoelaagd kan worden door de budgettaire beperkingen. Toch scoort Imago Mundi van luitspeelster Sofie Vanden Eynde bij klassieke muziek wél twee projectsubsidies. Iets met meerdere maten en gewichten?

Geen plus is een serieuze min

Ook ‘top drie’ blijkt voor interpretatie vatbaar. Bij Architectuur en Vormgeving zijn zeven in plaats van drie projecten gehonoreerd, bij de commissie ‘Klassieke Muziek 1’ zes, bij ‘Dans 1’ vijf en bij ‘Theater 1’ en ‘Beeldende Kunst 2’ telkens vier.

Dat ligt blijkbaar aan die ‘uitzonderlijke’ dossiers die de minister mee beloond heeft: projecten die van hun commissie een plus kregen omdat ze ‘op uitzonderlijke wijze’ tegemoet komen aan één of meerdere van de vijf beleidsprioriteiten uit Gatz’ visienota. Het draaiboek (p.20) lijst die netjes op:

In de praktijk bleek zo’n plusje krijgen een stevige plus. Het gaf zeer goede projecten een automatisch ticket richting subsidie, waardoor er voor andere runners-up in de ranking plekken vrijkwamen in de top drie.

Alleen heeft de helft van de commissies helemaal geen plusjes uitgereikt. Bewust? Bij gebrek aan uitzonderlijke dossiers? Of gewoon niet aan gedacht? De commissie Architectuur en Vormgeving deelde er vier uit op tien dossiers, de commissies theater geen enkele op vijftien dossiers. De ene commissie Beeldende Kunst gaf twee op vier dossiers een plus (Picha vzw kreeg zelfs vier plusjes voor zijn bijdrage aan de Biënnale van Lubumbashi), de andere commissie geen enkele op negen dossiers. Idem voor klassieke muziek: de ene commissie gaf wel plussen (succesratio 75 procent), de andere geen (succesratio 33 procent).

Hangt onze subsidiëring van kunstprojecten dan echt af van het toeval of je dossier op tafel A of tafel B belandt?

Lag dat louter aan de dossiers op hun tafel? Of eerder aan die commissies zelf? Of aan hun gebrekkige onderlinge afstemming achteraf? Benieuwd hoe deze uitzonderlijke toestand doorgelicht is door de Adviescommissie, die als taak heeft ‘te waken over een kwaliteitsvol beoordelingsproces’.

Hangt onze subsidiëring van kunstprojecten (plus de bijhorende tewerkstelling van kunstenaars) dan echt af van het toeval of je dossier op tafel A of tafel B belandt?

Die heel uiteenlopende toepassing van de plus-optie heeft er in elk geval sterk toe bijgedragen dat theater het meeste geld heeft zien verdampen tussen de positieve adviezen van de commissie en het besluit van de minister. Dat leert dit totaaloverzicht van uitgereikte bedragen per discipline:

Nog onregelmatigheden? Bij de commissie Theater 1 werden dus geen plusjes uitgereikt, maar toch krijgt ook nummer 4 in de procentuele pikorde subsidie: een project van Jan Geers, dat wellicht louter toevallig luistert naar de naam Nobody’s Perfect, een komische fictie. Ook bij de beurzen werden bij Dans/Performance vier projecten weerhouden, al kunnen beurzen helemaal geen plusjes krijgen. En bij de dansprojecten wipt Faso Danse Theatre (van choreograaf Serge Aimé Coulibaly, 84 procent) zomaar over Hagar Tenebaum (85 procent) naar de laatste subsidie. In alle gevallen ontbreekt een publieke motivering.

Een geur van willekeur

Mogen we besluiten dat er toch iets arbitrairs over de resultaten hangt, ondanks de sterk kwantitatieve en ‘objectiverende’ aanpak? Er zijn procenten, maar die blijken weinig betrouwbaar en worden ook niet altijd consequent toegepast. Er is een draaiboek, maar dat is niet gevolgd. Ter vervanging kwam er een top drie, maar die blijkt soms ook uit vier stuks te bestaan. Tegelijk vielen er extra plusjes te verdienen, maar niet elke commissie heeft ermee gewerkt. En er is een waakhond, maar die leek te slapen.

‘Net de drang naar objectivering maakt het hele beoordelingssysteem kwetsbaar voor favoritisme.’

Natuurlijk kan geen enkel beoordelingsproces pure wiskunde zijn – waarom het dan daartoe willen vernauwen? – maar deze selectie van 90 gelukkigen leest eerder als ‘aselect’: willekeurig. Was het draaiboek wel gevolgd, dan zou de streep in de integrale lijst ergens onder de 87 procent getrokken zijn, en hadden onder meer De Nieuwe Spelers, Vincent Company, De Mannschaft, Casco Phil en Posture Editions wel middelen gekregen. Vijftien andere beurzen en projecten die nu wel gehonoreerd zijn, hadden dan geen goed nieuws ontvangen. Nu krijgt Ronny Delrue met 80 procent bij de ene commissie Beeldende Kunst wel subsidie, terwijl Narcisse Tordoir er bij de andere naast grijpt met 91 procent. Er zijn er al voor minder een verhaalprocedure gestart tegen incongruente subsidiebeslissingen.

‘We zijn vreselijk beginnen prutsen’, luidt de scherpe slotsom van Tijl Bossuyt, een andere commissievoorzitter. ‘Het toegepaste systeem is unfair, er zitten fouten in, de percentages werken niet. Waarom is één zeer goed dossier 95% waard en een ander 96 procent? Net die drang naar objectivering maakt het hele beoordelingssysteem kwetsbaar voor favoritisme. Het is aan alle kanten ontspoord. Het brengt geen coherent verhaal meer.’

Bossuyt is oprecht kwaad over de uitkomst van een proces dat hij zelf mee waarnam. ‘Al die kwesties zijn al vaak genoeg aangekaart, maar het kabinet en de Adviescommissie hebben ze steeds voor zich uitgeschoven. De stapeling van problemen lost zich maar niet op, en de artiest is de dupe.’

Groei is de uitzondering

Zoals wel vaker heet het diepere probleem achter deze ontspoorde logica’s simpelweg ‘geld’. Was Sven Gatz er in 2017 en 2018 in geslaagd om het budget voor projecten en beurzen na de magere jaren 2015 en 2016 aan te dikken tot eerst 9 miljoen en dan 11 miljoen, dan tikte het budget in 2019 terug af op 8,2 miljoen. Dat is nog altijd een serieuze stijging ten opzichte van de jongste tien jaar:

Maar waar is die bijna 3 miljoen verschil met vorig jaar? Blijkbaar is niet het mindere totaalbudget van 2019 de uitzondering, maar waren de hogere bedragen in 2017 en 2018 dat. Twee jaar op rij waren ze het resultaat van een begrotingsherschikking binnen de hele Vlaamse regering, waardoor elke minister op het einde van het jaar nog wat extra middelen toegeschoven kreeg. Gatz gebruikte ze als eenmalige extra spijs voor de projectsubsidies – en dus voor de individuele kunstenaar, een van zijn beleidsprioriteiten. Kwade wil kan je de ex-minister bezwaarlijk aanwrijven.

Alleen blijkt dat extra budget dit jaar dus niet voorhanden, ook al omdat de legislatuur in mei afliep en de Vlaamse regering in lopende zaken is gegaan. Wie er stiekem van uitging dat ‘het kleine geld’ van het Kunstendecreet in een groeiscenario zat, mag die illusie opbergen. Maar zelfs de commissies waren zich niet bewust van dit lagere budget dan in 2017 en 2018, horen we bij Tijl Bossuyt. Dat besef had de knoop niet minder moeilijk gemaakt, maar had nu wel minder consternatie opgeleverd.

Een historisch lage slaagkans? Dat ligt ook aan het sterk gestegen aantal aanvragen.

Tegelijk moet die consternatie ook enigszins gerelativeerd worden. Een historisch lage slaagkans? Dat ligt ook aan het sterk gestegen aantal aanvragen. Terwijl er in het verleden nooit meer dan 1000 dossiers werden ingediend, vroegen in 2019 ineens 1180 kunstenaars en organisaties een beurs of projectsubsidie aan.

Voor een deel werkt in die stijging wellicht het harde verdict van de structurele subsidiebeslissing in 2016 door: alleen al in deze laatste ronde tellen we bijna 20 aanvragers die vroeger structurele subsidie kregen, zoals het tijdschrift Hart, theatercollectief Tristero, Bloet van Jan Decorte, Stichting Logos, musicalorganisatie Judas Theaterproducties, Platform-K voor inclusieve dans, werkplaats Nadine, offspace Croxhapox … Muziekodroom neemt met 400.000 euro zelfs een hap van 12% uit alle toegekende subsidies, meer dan alle 14 gehonoreerde beurzen en projecten voor theater en muziektheater samen. Ook 15 organisaties die vandaag wel nog (een relatief beperkte) structurele subsidie ontvangen, hoopten via de projectenpot hun wellicht al te krappe begroting te compenseren. Plus steeds meer commerciële spelers die de weg naar het Kunstendecreet gevonden hebben?

Van die bijna 1180 aanvragers kregen er in totaal slechts 313 (of 27 procent) positief nieuws, maar toch is dat op zich geen slecht rapport. Enkel in 2018 werden met 392 goedgekeurde dossiers méér kunstenaars en organisaties gelukkig gemaakt – al ligt dat ook aan een groter aandeel van kleinere beurzen. Wat vandaag ook de indruk is, 2019 was geen rampjaar.

Tien bijgedachten

Als we terug uitzoomen, ligt de tragiek van de projectsubsidies veel dieper. Om te beginnen in het feit dat er al jaren dezelfde – en dus nog weinig originele – slotsommen getrokken moeten worden:

  1. Tragisch is dat we het in bovenstaande analyse allang niet meer hebben over de 63 beursaanvragen (samen 700.000 euro) en de 120 projectdossiers (samen 3,75 miljoen) die ‘maar’ beoordeeld werden als goed of voldoende. Bart Lodewijks, Boris Van den Eynden, Koen De Preter, Kate McIntosh, Alexia Leysen, Jo Jochems, Davis Freeman, Charlotte Vanden Eynde, Peter Verhelst, KunstZ, Tristero, Let’s Go Urban, Het Eenzame Westen, Miet Warlop, Sering, AntwerpPhoto, Il Gardellino, Croxhapox, Gouvernement, Coup de Ville van W.A.R.P: het zijn maar een handvol namen die hun plannen óók zullen moeten begraven, uitstellen, inperken of helemaal omdenken. Terwijl een regio die zo prat gaat op zijn rijke kunstenlandschap, met een kunstenbeleid dat de individuele kunstenaar als prioritair beschouwt, toch altijd ondersteuning zou moeten kunnen garanderen voor ‘goede’ projecten? David Bauwens slaat de nagel op de kop: ‘Spreken we hier eigenlijk nog van een subsidiesysteem, of is dit eerder een soort prijsuitreiking geworden, waarbij je enkele uitzonderlijke oeuvres een onderscheiding geeft?’

Bron: Pexels

2. Tragisch is ook dat bovenstaande analyse het alleen nog heeft over cijfers en methodologie, terwijl beurzen en projectsubsidies zouden moeten dienen om de toekomst van dat landschap vorm te geven. Wat mist er, wat hebben Vlaanderen en de kunsten nodig, welke discipline verdient een inhaalbeweging, waar is er te veel overlap? De hogere politieke wiskunde van een excel-cultuur heeft het overgenomen van een inhoudelijk debat over vernieuwing, ontwikkeling en doorgroeiscenario’s – waar dit beleidsinstrument toch voor bedoeld is?

3. En mocht die wiskundige methodologie dan nog correct toegepast worden … Als voorzitters zelf al vinden dat er vreselijk geprutst is, dan lijken er genoeg argumenten voorhanden om een collectieve verhaalprocedure op te starten en van de nieuwe minister minstens de 1,4 miljoen te vorderen die alle dossiers met ‘zeer goed’ niet gekregen hebben. Iets voor oKo?

4. Intussen is de grootste tragiek nog dat nu al min of meer te voorspellen valt wat er de volgende ronde zal gebeuren. Alle aanvragers-met-zeer-goed-maar-zonder-geld zullen op 15 september wellicht gewoon opnieuw hun dossier indienen, waardoor de stapel enkel nog groter zal blijken. Commissies zullen zoveel plusjes uitdelen dat de nieuwe minister niet meer tussen ‘zeer goed’ en ‘zeer goed’ zal moeten gaan kiezen, maar tussen de uitzonderlijke projecten met een plus. Waarmee het idee van een Kunstendecreet als een steunmaatregel voor de autonome noodzaak van kunstenaars stiekem dreigt te vervellen in een bijfonds voor de prioriteiten van het beleid.

‘De projectenpot is de grootste vrijwilligerswerking van Vlaanderen.’

5. Doorgroeien lijkt een utopie geworden. Meerdere artiesten die we spraken, zien geen uitweg meer: je kan als artiest immers moeilijk beter doen dan ‘zeer goed’. Sarah Vanhee (1980) ervaart het als een generationele blokkade: ‘Van deze pot hangen de inkomens af van zoveel mensen van mijn generatie én jonger, terwijl de structurele subsidies vast gebetonneerd lijken voor vorige generaties. We worden niet gezien als makers die óók hun strepen verdiend hebben, dat wordt een ontzettend probleem. Wat kan ik doen?’ De structuur Manyone die Vanhee deelt met drie andere onafhankelijke kunstenaars, krijgt wel 72.000 euro structurele subsidies, maar ook dat blijft behelpen. ‘Bij onze laatste inspectie concludeerde de bevoegde ambtenaar zelf dat onze organisatie chronisch onderbemand is. Moeten we dan niet naar nieuwe afspraken? Vanaf wanneer kan je als kunstenaar of organisatie doorgroeien? Hoelang kan je subsidies krijgen?’

6. Ook een herwaardering van de projectsubsidies zelf blijft hoognodig, als een evenwaardig beleidsinstrument naast alle andere om steun te verlenen aan artistieke creatie. ‘Nu blijkt de projectenpot meer het kleine broertje, en dat krijgt altijd slaag’, vindt Josine De Roover van kunstenaarsplatform NICC. ‘Ik bedoel: de steun die voorzien wordt voor kleinere organisaties en kunstenaars is veel te afhankelijk van fluctuerende middelen en de politieke conjunctuur op het kabinet. Projectsubsidies worden nog altijd gezien als een restcategorie, als de speelbal om andere brandjes mee te blussen. Worden er een hoop werkingen geschrapt uit de structurele subsidies? De projectenpot zal het wel oplossen. En de effecten van zulke beslissingen blijven onzichtbaar, dát is het probleem. Projecten worden geschrapt, maar vele gaan toch door. Dat maakt van de projectenpot de grootste vrijwilligerswerking van Vlaanderen. Zet er meer muren rond, pas de middelen aan naar het aantal aanvragen en bouw tegelijk extra instrumenten uit, zodat kunstenaars meer aantrekkelijke partners worden voor coproducenten, in plaats van de eeuwige bedelaars van het systeem.’

7. Ja, de uitkomsten van projectrondes blijven onvoorspelbaar. Maar alvast één verschijnsel spint zich zo langzaam tot een rode draad: een cultuurminister aan het eind van zijn termijn is geen zegen voor de projectmiddelen. Anciaux graaide al in de pot in 2009, Schauvliege deed hetzelfde in 2014. En nu botst ook Gatz na zijn best aardige inhaaloperatie op een neerwaartse knik. De oplossingen zijn voor wie na hen komt.

‘Na al die jaren van investering in de grote instellingen en de bovenbouw, is het nu eindelijk de beurt aan de onderbouw.’

8. Oplossingen? De ‘simpelste’ blijft meer geld in de pot. Serieus meer geld, als het ons menens is met het idee dat de kunstenaar weer het hart van het kunstenveld moet worden. Ten tijde van Schauvliege gold 10 procent van de structurele middelen als herhaalde eis van de sector. Met 8,2 miljoen haalt Gatz dat aandeel in 2019 net. Maar intussen vraagt de sector veel meer: minstens 15 procent van de structurele middelen én van de grote kunstinstellingen, stelde oKo in zijn verkiezingsmemorandum. Dat is zowat 21 miljoen: 2,5 keer het huidige bedrag. ‘Dat klinkt misschien irreëel, maar na al die jaren van investering in de grote instellingen en de bovenbouw, is het nu eindelijk de beurt aan de onderbouw’, vindt De Roover. ‘Die oefening moeten we nu echt gaan maken, want de huidige systeem grenst aan het absurde. Wat ben je met allerlei bovenbouwstructuren die individuele kunstenaars en kleinere organisaties en initiatieven moeten ondersteunen om te professionaliseren, als hun dossiers toch niet gehonoreerd worden? Geef de autonomie terug aan de onderbouw. Kunstenaars weten ondertussen wel hoe ze met weinig middelen veel kunnen realiseren.’

9. Tenzij de sector zelf tot meer solidariteit zou komen, te beginnen met een paar zwaargewichten uit kunstinstellingen die hun nek uitsteken, en gevolgd door boter bij de vis. Niet alleen het beleid vindt de projectenpot ‘het overschotje’, dat lijken vele beter gefinancierde krachten in de kunsten diep vanbinnen óók nog altijd te denken.

10. Andere oplossingen? Commissieleden die collectief ontslag nemen om de urgentie van deze hele affaire kracht bij te zetten, één campagneslogan voor meer steun aan kunstenaars op elk cultureel toegangsticket en elke culturele website, en intussen een parallelle verkennende toenadering richting kunstverzamelaars en andere bemiddelde cultuurliefhebbers om samen een nieuw kunstenaarsfonds op te richten. Plus wat verlichte geesten om de beoordelingsprocedure eens terug te resetten en vervolgens fris om te denken. Bijvoorbeeld door er – zoals Alexander Nieuwenhuis ooit opperde – een échte loterij van te maken? De nieuwe minister zal werk hebben, maar laten we alstublieft niet alleen daarop vertrouwen.

 

Dit artikel is een overname uit Rekto Verso.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!