De Wever wil benadrukken dat er een Chinese muur zou staan tussen N-VA en extreem rechts. Nochtans was de draaideur met Vlaams Belang de vorige legislatuur duidelijk zowel inzake ideeën als mensen. Uit het boek leren we echter dat N-VA het wereldbeeld van Vlaams Belang overneemt: we zouden voor de grote dreiging van ‘de ontwestelijking van Europa’ door de islam staan. ‘Als we daaraan toegeven en Europa enkel reduceren tot haar uitwassen, dan capituleren we als continent, als cultuur en als beschaving.’[1]
Chinese muur?
Het verschil zit hem in de oplossing: ook N-VA wil de grenzen toe – pech voor oorlogsvluchtelingen – maar gaat mensen met moslimachtergrond in ons land niet deporteren zoals Vlaams Belang. Ze moeten assimileren via een dominante leidcultuur. De Wever merkt terloops dan wel even op dat onze steden divers zijn en dat we die realiteit vandaag niet meer kunnen negeren, maar hij wil zich daar duidelijk niet bij neerleggen.
De Wever wijst ons erop dat het ‘voor veel burgers een verbijsterende evolutie is’ dat er in 2050 meer dan 11 procent mensen met een moslimachtergrond in ons land kan leven. Over de echte dreiging – nog 11 jaar te gaan en zonder drastische acties zetten we een onomkeerbare klimaatcrisis in gang – horen we De Wever niet. Maakt dat van deze kandidaat minister-president niet zelf een grote bedreiging?
Nog een inconsistentie: dat de leeflonen stegen tot meer dan 170.000 in 2017 (en dat zou aan de toename van erkende vluchtelingen liggen) zou een probleem zijn, zelfs een taboe voor ‘links’. Maar dat onder de vorige regering er weer eens 100.000 langdurig zieke werknemers bijkwamen door onze Vlaamse burn-out-economie, dat lezen we niet. Taboe voor rechts?
Cultuurrelativisme?
Het grote vijandsbeeld van De Wever blijft: ‘links’. Wie dat precies is en waar progressieven zoal voor staan – internationale solidariteit, klassenstrijd, herverdeling, vrijheid, gelijkheid, anti-imperialisme, de omslag naar een sociaalecologische samenleving – blijven onvermeld zodat je nergens tot een inhoudelijk debat komt.
Het is in academisch opzicht toch beneden alle peil om de tegenstander weg te zetten via stromannen als ‘postmodernist’, ‘kosmopoliet’ of ‘cultuurrelativist’? Het boek staat bol van karikaturale stellingen waarvan het niet duidelijk is wie die verdedigt. Zo zou ‘de linkerzijde blind blijven applaudisseren voor massamigratie’. Wie dan wel?
‘Als we er voetstoots van uitgaan dat identiteit een verzinsel is dat finaal alleen dient als instrument van uitsluiting en racisme, steken we onszelf de ogen uit’, aldus De Wever. Het zijn holle uitlatingen, want wie beweert dit dan? Het is een blind gevecht met een fictieve vijand, een populistisch steekspel om mensen op te jutten.
Ondertussen kom je aan het eigenlijke debat niet toe. Zo zou de beleving van de nationale identiteit aldus De Wever voor de Nederlandstaligen exclusief Vlaams zijn geworden omdat we toch kunnen vaststellen dat de netwerken tussen mensen zich regionaal vooral binnen het grondgebied Vlaanderen voltrekken. De linken naar de Waalse regio zijn veel kleiner. Maar het is toch niet omdat er een intensief contact is tussen pakweg Antwerpen en Brussel dat het karakter van dat contact ‘Vlaams’ is? Dat kan perfect een superdivers karakter hebben.
De Wever hanteert zelf dus voortdurend problematische denkkaders over identiteit, maar wie daarop kritiek heeft, wordt als cultuurrelativist weggeknuppeld.
Holle uitlaten
Nog eentje: ‘Na mei 1968 werd het in West-Europa bon ton in intellectuele, artistieke en academische kringen om op de eigen culturele identiteit neer te kijken’. Werkelijk? Ging het dan niet om een kritiek op de conservatieve, burgerlijke cultuur en het katholicisme? Is dat dan onze ‘culturele identiteit’? Blijkbaar niet, want De Wever rekent in dit boek zelf af met het katholicisme.
De tegenstanders van de Vlaamse autonomie zouden hun energie investeren in het aanvallen en afbreken van het identiteitsdenken an sich, eerder dan aan het uitdenken van een nieuwe collectieve identiteit van België. Daarmee veronderstelt De Wever dan wel dat we sowieso nationalistisch moeten denken hoewel een collectieve identiteit evengoed opgetrokken kan worden vanuit progressieve waarden (solidariteit, het belang van een ecologische levensstijl, wederkerigheid, enz.).
De culturele elite zou smalend neerkijken op identiteitsproducten als F.C. De Kampioenen. Zit de Vlaamse identiteit dan daar? Is dat cultuurrelativisme? Is er iets mis met een artistiek oordeel vellen? Volgens De Wever zou links – ‘die postmodernisten’ – geen universele waarden meer voorop stellen, dat is zowat de rode draad van het boek. Daarom zal hij ervoor zorgen ‘dat het kompas van de Verlichting opnieuw en ondubbelzinnig de richting voor onze samenleving zal aangeven’.
‘De vuurtoren van vrijheid en gelijkheid moet zijn licht laten schijnen over iedereen die hier geboren wordt, opgroeit, woont, werkt en leeft.’ Maar door dat ‘licht’ meteen te beperken tot wie leeft binnen de grenzen van de natiestaat en er zich ook naar schikt, relativeert de partijvoorzitter meteen zelf de universele aspiratie van het verlichtingsdenken.
Postmodernisme?
Dat brengt ons bij een volgende inconsistentie. De partijvoorzitter stelt zich zelf maar al te graag als postmodernist op. Niet zozeer omdat hij inzake stijl graag switcht van Engelse naar Latijnse spreuken, van de Romeinen naar The Simpsons, etc., maar omdat hij benadrukt dat de Vlaamse identiteit een toevallige sociale constructie is die we via een leidcultuur – lees: dwingende beleidscultuur – moeten construeren.
Nog een postmoderne mix: Bart De Wever werpt zich plots op als de grote roerganger van de Verlichtingswaarden (hou u vast: het bevorderen van gelijkheid en vrijheid zou het hoogste doel van zijn partij zijn, niet het pamperen van de Vlaamse elite) maar hij wil daar dan brutaal een nationalisme op enten. Dat is water en vuur.
Dat burgerschap er uit bestaat dat je een sociaal contract tekent waarmee je aangeeft dat je je wil verbinden tot bepaalde rechten en plichten, het is een idee dat hier meteen van tafel valt: burgerschap zou daarentegen draaien om een collectieve identiteit waaraan je moet confirmeren. Trouw zweren zelfs. Je komt dus maar in aanmerking voor die ‘vrijheid’ en ‘gelijkheid’ genre De Wever als je een ‘goede Vlaming’ bent.
Hier neemt de Antwerpse burgemeester het patriottisme uit de VS als voorbeeld, niet alleen omdat het nationalisme in Europa door het fascisme danig verbrand is, maar ook omdat het toont hoe mensen van verschillende afkomst toch een collectieve identiteit kunnen uitbouwen. Vandaag zien we met president Trump echter hoe patriottisme een opstapje kan zijn naar een fascisme 2.0, een postmodern fascisme zeg maar. Daar blijft dit boek natuurlijk heel stil over.
Nochtans poneert het heel stellige zaken als: ‘Het is de volkssoevereiniteit die bepaalt op basis van welke waarden wij onze publieke cultuur en het openbare leven organiseren.’ Sta hier even bij stil: dit komt van de voorzitter van een partij die de minister van onderwijs en ook die van cultuur wil leveren.
Debatcultuur?
Ook intellectueel oneerlijk is dat Bart De Wever weigert in discussie te gaan met de bestaande kritiek ten aanzien van zijn ideologische opstelling. Hij zwijgt die kritiek simpelweg dood. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de boeken van Ico Maly (N-VA. Analyse van een politieke ideologie (2012) en Hedendaagse antiverlichting (2018).
Dan had De Wever zich bijvoorbeeld moeten verdedigen tegen de bedenking dat het versterken van de natiestaat vandaag een erg handig instrument is binnen de neoliberale politiek: zo maak je van landen concurrerende merken in fiscale voordelen voor bedrijven, goedkope arbeid en weinig belastingen. Dat is ook wat N-VA voortdurend doet: willekeurig vergelijken met buurlanden en die verschilpunten benadrukken waaruit moet blijken dat de afbraak van sociale rechten en sociale zekerheid noodzakelijk zijn voor ‘de Vlaamse economie’. Race to the bottom, behalve voor de aandeelhouders.
Het is in wezen allemaal glashelder voor De Wever: ‘Wij volgen tradities omdat ze werken, zo simpel is het’. Tradities zouden dan weer niet boven alle twijfels verheven zijn, maar we mogen ze niet aanvallen omdat het tradities zijn. En dat is wat links zou doen: ‘De sloophamer van het cultuurrelativisme slingert gemakkelijk heen en weer, maar iets in de plaats stellen doet het zelden. Het laat een vacuüm achter dat vervolgens opgevuld dreigt te worden met tradities binnen groepen waarvan we zien dat ze indruisen tegen de moderniteit, maar waarover we op straffe van beschuldiging van racisme niet mogen oordelen.’
Veel debat laat zo’n dichtgetimmerde complottheorie niet toe. Links zou willekeurig tradities aanvallen en ‘niets in de plaats stellen’, althans niets dat De Wever de moeite waard vindt. Vervolgens is het de schuld van links dat er zoiets is als verrechtsing en reactionaire reflexen bestaan bij de eigen bevolking en de nieuwkomers.
Bart De Wever zou daar allemaal niet aan bijdragen, nee, hij zou de oplossing in pacht hebben. Maar als nieuwe heiland mag hij – de grote lieveling van de media – niets zeggen, want dan wordt hij als racist weggezet. Dat hij dan als racist wordt weggezet omdat wat hij zegt ook daadwerkelijk racistisch zou kunnen zijn, die zelfwijsheid ontbreekt in het boek.
Wie zich zo opstelt en vervolgens inzet op het aanjagen van angst voor links – dat roodgroene front zou aldus de heiland in Wallonië leven alsof we in Vlaanderen geen progressieve partijen hebben – laat een debat niet toe. Het gaat om intellectuele sensatiejagerij waar er, als het van De Wever afhangt, de weken voor de verkiezingen veel om te doen moet zijn, zodat hij in de aandacht komt, niet het klimaat.
Historisch bewustzijn?
Er staan ook een aantal inconsistente rariteiten in die je van een historicus niet zou verwachten. Hoewel De Wever zelf aanstipt dat een vergelijking van onze hedendaagse maatschappij met de Romeinen problematisch is, trekt hij die wel helemaal door. Als Europa zijn grenzen niet bewaakt, volgt het verval, klinkt het.
Maar dat het Romeinse rijk een bezettingsmacht was die manu militari andere volkeren onderdrukte en dat die gaandeweg terug hun soevereiniteit opzochten zodra Rome de greep moest lossen, lijkt deze Vlaams-nationalist – voor wie de Catalaanse vrijheidsstrijd nauw aan het hart ligt – te ontgaan. De hedendaagse ‘dreiging’ van migratie gaat over mensen die van buitenaf komen en regio’s ontvluchten die wij vanuit onze economische belangen en onze oorlogen onleefbaar hebben gemaakt.
De Europese identiteit zou zich aldus De Wever dan weer historisch ontwikkeld hebben in antagonisme met de islam-wereld. Nochtans zijn het vooral de economische ontwikkelingen (de opkomst van kapitalisme) en de technisch-wetenschappelijke innovaties (boekdrukkunst) geweest die onze Europese cultuur hebben vormgegeven.
Kritiek op Churchill – seksisme, racisme, oorlogsmisdaden – zou ongepast zijn, zelfs ‘stank voor dank’ voor de bevrijding. Nochtans waren het vooral de communisten die de nazi’s versloegen. Daar zal je van De Wever geen goed woord over horen.
Als historicus leest De Wever de geschiedenis door een eenzijdige culturele bril, zonder veel economisch inzicht. De Eerste Wereldoorlog zou een gevolg zijn van ‘een treffen tussen natiestaten’, nationalistische conflicten zeg maar, de Tweede Wereldoorlog van ideologische conflicten. Dat beide oorlogen een gevolg zijn van (de twee eerste) systeemcrisissen van het kapitalisme (i.e. de conferentie van Berlijn, de grote depressie) blijft helemaal buiten beeld.
De culturele elite als zondebok
De globalisering zou dan weer een gevolg zijn van (communicatie)technologie, niet van de nood aan de ontwikkeling van nieuwe markten. Het verzwijgen van de economische krachtsverhoudingen heeft natuurlijk een reden: zo kan je de ontregeling veroorzaakt door het kapitalisme toeschrijven aan ‘de culturele elite’.
Een zondebok, alsof zij persoonlijk aansprakelijk zijn voor alles wat misloopt en dat bewust in gang hebben gezet: ‘De politieke en culturele elite heeft onder de verstikkende dwang van het cultuurrelativisme onze vrijheden opgegeven. Een maatschappelijke onverschilligheid, een culturele verwarring en een postmodern cynisme hebben zich van de samenleving meester gemaakt.’ Een gevaarlijke ziekte, die culturele elite!
Opmerkelijk is hier dat De Wever voorbij gaat aan het feit dat er heel wat stemmen in ‘de culturele elite’ zijn die evengoed kritiek hebben op een doorgedreven postmodernisme. Dat past niet in zijn frame, zijnde ‘de culturele elite’ verantwoordelijk stellen voor wat er misloopt in onze samenleving (consumentisme, individualisme, cynisme, etc.) en ze vervolgens te kunnen ‘ontmaskeren’ als een arrogante bende die de gewone mens verraden heeft: ‘De morele high ground van waarop de elite op hen neerkijkt is zo hoog geworden dat hun geluid er alleen nog maar klinkt als een minderwaardig en meelijwekkend geruis, hulpeloze kreten van de achterblijvers aan de verkeerde kant van de geschiedenis.’
Plots is links in deze uithaal ‘de elite’ zonder voorvoegsel ‘cultureel’. Plots is De Wever degene die opkomt voor de kleine man. Dat rijmt alleszins niet met de hele vormgeving van het boek – dikke kaft, erudiete toon, foto met maatpak – waarmee de partijvoorzitter zich net wanhopig wil profileren als iemand die deel uitmaakt van de culturele en intellectuele elite.
Het verwijt van de moral high ground is ook een constante bij rechtse opiniemakers die moeite hebben met progressieven die volgens bepaalde morele waarden willen leven en het gebrek daaraan bij anderen ook durven bekritiseren. Bij gebrek aan verdediging wordt dan de bal retorisch teruggestuurd: stop maar met dat morele vingertje.
Die ontwijkende repliek is nochtans op zich ook door en door moralistisch, zoals ook het hele boek van De Wever doordrongen is van moralisme: er is nood aan een leidcultuur, het Vlaams-nationalisme moet als ‘civiele religie’ ons samenleven bepalen voor we ten onder gaan.
Hij gaat daar heel ver in: ‘want als je geen Nederlands spreekt, ondergraaf je op termijn de dynamiek van de verlichtingswaarden’. Alsof je aan die waarden niet zou toekomen als je Frans, Russisch, Arabisch of Chinees spreekt.
Zelfkritiek = zelfhaat?
De Wever heeft veel moeite me sociale strijd en culturele zelfkritiek. Sorry zeggen, dat is niet meteen de beste eigenschap van N-VA. Je hoeft dit boek niet te lezen om dat te weten. Maar hier ontdekken we wel dat zelfkritiek vanaf nu in één beweging dient weggezet te worden als zelfhaat, zelfschaamte en het neerhalen van onze eigen identiteit.
De Wever spaart de overdrijvingen niet: we zitten met een ‘zelfrelativisme dat elke vorm van identiteitsbeleving onmogelijk maakt’. Echt? ‘Gemeenschappen die niet beschikken over een minimale consensus van een aantal normen en waarden zijn gedoemd onder te gaan’. Maar is zo’n minimale consensus vandaag dan afwezig? Komt zelfkritiek dan neer op het ontkennen van zo’n consensus?
Hier speelt vooral de behoefte aan het gebod op harmonie en klassenverzoening: we moeten als modale burger blijkbaar trouw zweren aan de fratsen van havenbazen zoals Huts. Wie nationalisme, kolonisatie, imperialisme en racisme aanklaagt, zetten we weg als een ‘cultuurrelativist’. Een bedreiging voor onze cultuur. Een volksverrader of hoe noemden ze dat in Duitsland?
Nog: ‘We zijn verleerd in metaverhalen te spreken. Elk zichzelf respecterende intellectueel was bezig met het ontmaskeren van dergelijke verhalen als instrument van de heersende klasse om zwakkeren te verdrukken en tegen elkaar op te zetten. Identiteit werd verworpen als flauwekul, verzonnen, ingebeeld.’ Dat het een goeie zaak was dat de deconstructies van ‘dergelijke verhalen’ de machtsverhoudingen bloot legden, lezen we natuurlijk niet. De Wever springt meteen over naar het verwijt dat diezelfde deconstructies ‘identiteit zouden verwerpen als flauwekul’. Veel nuance is hier toch niet te vinden, in een boek dat in de media als erg genuanceerd wordt onthaald.
Ook goed om te weten: excuses voor de kolonisering moeten we van N-VA niet verwachten, dat zou toch alleen maar dienen als knieval voor het multiculturalisme. Immers, in Congo maakt men zich aldus De Wever niet druk over de kolonisatie. In tegenstelling tot de Congolezen in Brussel, die dan weer opgepookt worden door … ja, de culturele elite.
En zo is de cirkel rond: in plaats van het probleem van de kolonisatie onder ogen te zien, wordt dat schandaal herverpakt tot een probleem van links dat wil dekoloniseren om mensen op te jutten en daar zou dan onze identiteit het slachtoffer van zijn. Je kan dus maar beter zwijgen.
Alt-right
Laat er geen illusies over bestaan: het vijandsbeeld van de ‘culturele elite’ is onversneden alt-right-logica. Conservatieve ideologen weten dat ze de beroepsgroepen tegen elkaar kunnen opzetten door arme mensen die de gevolgen van de globalisering moeizaam ondergaan, die moeite hebben met de vele maatschappelijke veranderingen en er toe neigen zich terug te plooien op traditie en de geïdealiseerde ‘zekerheden’ van vroeger, wijs te maken dat het de progressieven zijn die daar allemaal voor verantwoordelijk zijn.
Het is de schuld van de ‘cultuurmarxisten’, zoals Steve Bannon ze noemt. De globalisering is dan plots niet meer veroorzaakt door de winsthonger van het kapitalisme maar door ‘linksen’ die net proberen het beste te maken van die veranderende wereld door bijvoorbeeld de meerwaarde van interculturaliteit op te zoeken en mensen die slachtoffer zijn van de globalisering te helpen.
Rechtse ideologen weten dat mensen met conservatieve reflexen minder moeite hebben met een economische elite omdat ze zich nog wel kunnen voorstellen dat zijzelf of hun kinderen rijk kunnen worden – elke dag opnieuw die hoop bij het lotto-formuliertje aan de kassa tijdens de boodschappen – maar zich niet kunnen voorstellen dat ze bij die ‘culturele elite’ behoren – waarbij ze zich dan een troep intimiderende kunstenaars en intellectuelen voorstellen.
Blinde vlek
Mensen die werkzaam zijn in de cultuursector begrijpen dat vijandsbeeld dikwijls niet, het is een gevaarlijke blinde vlek. Ze zien zich niet als een elite, want ze hebben amper geld, ze getuigen van sociaal engagement en zetten in op diversiteit om achtergestelde groepen en ook mensen met een hybride achtergrond kansen te geven. Maar daar zit nu net de conservatieve kwaadheid tegen sommige culturele middens: zij zetten in op de sociale mobiliteit van ‘die andere mensen’ niet ‘die van ons’.
Wat wij denken dat emanciperend werk is, wordt voor conservatieven het propageren van ‘zelfhaat’. Wij pakken ‘de witten’ de waan van hun morele superioriteit af en het ergste – o horror! – we zorgen ervoor dat bijvoorbeeld mensen met een moslimachtergrond de maatschappelijke ladder kunnen opklimmen en niet langer verketterd worden in de marges. Als ‘uitschot’ dat eruitziet zoals ‘terroristen’, om de burgemeester van Antwerpen te citeren.
Daarin zit een kanjer van een paradox: De Wever is van mening dat de ‘culturele elite’ verantwoordelijk is voor culturele onverschilligheid en apartheid, nieuwkomers zouden zo niet aan een inclusief Vlaanderen toekomen. Maar progressieve stemmen en bewegingen die inzetten op integratie en superdiversiteit worden genadeloos verketterd. Het aanjagen van rechtse sentimenten – zoals N-VA voortdurend doet – bemoeilijkt de verhoopte integratie nochtans alleen maar.
Kortom, Over identiteit leert ons vooral veel over hoe De Wever zijn identitaire oorlog wil voeren. Het gaat allemaal over ‘collectieve identiteit’ (lees: vaderlandsliefde), nergens over de opbouw van een individuele identiteit. Wie daarover meer wil leren, kan beter het boek Identiteit van Paul Verhaeghe lezen. Daarin ontdek je wel hoe de hedendaagse versnippering van onze identiteitsbeleving aangejaagd wordt door de sociaal-economische koers van onze beleidsvoerders sinds Thatcher. Een koers die De Wever krampachtig wil opdrijven.
‘We moeten veel trotser durven zijn op onze waarden en op de indrukwekkende vooruitgang ervan.’ Besluit De Wever zijn boek. Dat lijkt me eerder iets dat vooral links, als erfgenaam van de Verlichting, kan zeggen. We zullen inderdaad de trots moeten hooghouden en de moed moeten vinden om tegen het nieuwrechtse offensief van N-VA en zijn mediavrienden in te gaan.
Bart De Wever opperde voor de lokale verkiezingen dan wel ‘zo moe te worden van de oorlog met links’, ondertussen schreef hij een boek om die oorlog op te voeren. Sp.a trapte intussen uit puur postjes-opportunisme al in Antwerpen in die val. Benieuwd wat het na 26 mei wordt.
Robrecht Vanderbeeken is filosoof en vakbondsverantwoordelijke voor ACOD Cultuur.
Notes:
[1] De Wever is dan wel kritisch voor Samuel Huntingtons ideologische visie – Botsende beschavingen – dat de wereld een strijdtoneel is tussen ‘de liberale democratie’ en de islam, maar hij herkneedt die visie meteen in een strijd tussen ‘de moderniteit’ en anti-moderne tegenstromingen’. Van orthodoxe joden hoeven we niets te vrezen, want die zijn niet tegen het Westen, maar de islam wel. Dat de Arabische landen zich verzetten tegen de economische uitbuiting en onze oorlogen om olie? Dat wordt meteen toegedekt.