Vertegenwoordigers van VN-organisaties voerden gesprekken met meer dan 600 gedetineerden in 77 gevangenissen, in 28 provincies in Afghanistan. Gemiddeld kwam een op de drie gevangenen volgens de onderzoekers met “geloofwaardig en betrouwbaar” bewijs van marteling of mishandeling.
In de vorige rapportageperiode, 2015 en 2016, lag dat dichter bij vier op de tien gevangenen. In situaties waarin de politie over de schreef gaat, gaat het in de meeste gevallen om het slaan van gevangenen.
Extremisten
Een meerderheid van de gevangenen zit vast op verdenking van banden met de extremistische groepering ISIL (Islamitische Staat in Irak en de Levant) of andere oppositiebewegingen. Marteling of mishandeling duurde volgens de gevangenen meestal tot ze bekend hadden, daarna stopten ze.
De onderzoekers constateerden ook dat er grote verschillen bestaan tussen de gevangenissen. Bij één faciliteit van de Afghaanse politie in Kandahar meldde 77 procent van de gevangenen marteling, terwijl het landelijke gemiddelde 31 procent is. In de betreffende faciliteit in Kandahar werd melding gemaakt van extreme vormen van mishandeling zoals elektrische schokken en ophanging aan plafonds.
Preventie
De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, Michelle Bachelet, zegt in een reactie op de bevindingen dat het overheidsbeleid in Afghanistan effect heeft, maar dat dat verre van voldoende is. “Een jaar geleden heeft de Afghaanse overheid beloofd marteling tegen te gaan door toe te treden tot het Vrijwillige Protocol bij de Conventie tegen Marteling. Ik dring er bij de overheid op aan om snel een Nationaal Preventiemechanisme te creëren, dat op onafhankelijke en onpartijdige wijze de behandeling van gevangenen kan controleren”, zegt Bachelet.