Mensen laten bloemen achter ter nagedachtenis van de slachtoffers van de aanslagen in verschillende moskeeën in Christchurch. Bron: Wikimedia Commons
Interview, Samenleving, Politiek, België -

Christchurch, beeldvorming en Europese islam. Een gesprek met Nadia Fadil

Marlies Moerkens stelde zich vragen over de impact van islamofobe beeldvorming op het leven van individuele moslims. Ze trok naar professor Nadia Fadil voor een boeiend gesprek over de vele thema's die met haar vraag verbonden waren.

maandag 29 april 2019 14:27
Spread the love

Wanneer ik de krant opensla, sta ik als studente wereldreligies telkens opnieuw versteld van de beeldvorming over islam. Als psychologe trek ik steeds grote ogen, als ik zie hoezeer moslims als ‘helemaal anders’ worden voorgesteld. Vanuit de beide opleidingen die ik de laatste jaren volgde, heb ik immers geen enkele reden om hen als ‘anders’ dan ‘ons’ te zien.

Ik vraag me dan ook al een tijdlang af wat de impact is van die beeldvorming op het leven van individuele moslims. Ik schreef daarover reeds twee stukken voor Kif Kif. Eén over identiteitsvorming in tijden van superdiversiteit en één over de processen van dehumanisering in onze samenleving. Als sluitstuk van mijn trilogie, klopte ik aan bij professor Nadia Fadil om over dit alles verder in gesprek te gaan.

In maart 2019 kregen we in de media een extreem gewelddadig voorbeeld van islamofobie te zien: de aanslagen op een moskee in Christchurch. Er vielen 50 doden. Uit verschillende hoeken kon je horen dat de retoriek van sommige politici en de beeldvorming rond moslims in de media, de voedingsbodem creëerden voor zo’n aanslag. Is het inderdaad zo dat een klimaat van islamofobie een grote impact heeft op onze samenleving?

Een goeie vraag. Maar aan die vraag gaat een andere vooraf: wat bedoel je precies met islamofobie? Er bestaat immers geen consensus over de term. Sommigen spreken liever over anti-muslim hostilty. Wanneer je de term islamofobie gebruikt, veronderstel je dat er een angst is van de islam. Anti-muslim hostilty gaat dan weer meer over concrete uitingen van discriminatie ten aanzien van moslims. En deze uitingen kunnen islamofoob of niet-islamofoob zijn. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de hoofddoekenkwestie. Zo kunnen sommige feministen, die geen probleem hebben met de islam an sich, wel een probleem hebben met de hoofddoek. In hun geval heeft dat dus niet met islamofobie te maken, maar toch viseren ze dezelfde groep.

Of we nu over islamofobie spreken of veeleer over ‘anti-muslim hostility’, in de media zien we in elk geval dat moslims sterk geviseerd worden. Heeft dat maatschappelijke discours ook een effect op het concrete leven van moslims? Wordt hun dagelijkse doen en laten erdoor beïnvloed?

Bij mijn weten bestaat er geen grootschalig kwantitatief onderzoek in België naar de effecten van de mediadebatten over de islam op moslims, maar op het terrein zie ik wel een impact. Langs de ene kant is er de groep die de media, en vooral die discussies, gaat vermijden. Ook in het dagelijks leven, op het werk bijvoorbeeld, gaan ze sommige thema’s uit de weg. Het voelt te onveilig om het er met collega’s over te hebben. Aan de andere kant zie je evengoed een groep die het omgekeerde doet. Zij gaan dan intensiever proberen op te treden tegen islamofobie en anti-muslim hostility. Ze zetten debatten op touw, ze schrijven opiniestukken, ze engageren zich bij Kif Kif, enz.

De reacties op het discours kunnen dus uiteenlopend zijn, maar je ziet in elk geval dat veel moslims de huidige maatschappelijke context als onveilig ervaren. Binnen mijn onderzoeksgroep hebben we net een onderzoeksproject afgerond over de emigratieprocessen van tweede generatie Maghrebijnse moslims uit Frankrijk, Nederland en België naar Dubai en Montreal. Eén van de rode draden die we terugvonden in de motivaties om te emigreren, is het sociale klimaat dat door deze debatten wordt gecreëerd. Maar we hoorden hen evengoed sterk verwijzen naar een maatschappelijk glazen plafond. “Ik ga toch nooit de kansen kunnen krijgen die ik verdien”, stelden ze dan en linkten dat aan het aanwezige racisme.

Na de aanslag in Christchurch was er ook veel verontwaardiging. Wereldwijd zag je verschillende voortrekkers uit islamitische gemeenschappen hun overheden en media aanmanen om meer actie te ondernemen tegen islamofobie. Voor anderen was dit echter een geïsoleerd incident van een afzonderlijk extremistische figuur. Hoe kunnen we het debat daarover best bekijken?

Hoe problematisch het klimaat soms ook kan zijn, er is vaak terecht ook weerstand om oorzakelijke relaties te trekken uit specifieke voorvallen. De relatie tussen ideologie en geweld is immers bijzonder complex en geenszins eenduidig. Het is bijvoorbeeld niet omdat je een white supremacist bent, dat je effectief mensen gaat neerschieten.

Wat men in het geval van Christchurch vaak vergeet, is de banalisering van de oorlog die er woedt ten aanzien van islamitisch extremisme.

Omgekeerd ook: wie een rechtstreekse oorzaak zoekt in een specifiek ideologisch denkkader, ziet vaak heel wat andere processen over het hoofd. Wat men bijvoorbeeld in het geval van Christchurch vaak vergeet, is de banalisering van de oorlog die er woedt ten aanzien van islamitisch extremisme. Niet alleen white supremacists, maar ook overheden hebben de oorlog verklaard aan islamitisch extremisme met hun zogenaamde war on terror. Sinds 2001 vielen reeds miljoenen doden. Dat gaat dus om een enorme hoeveelheid destructie en lijden, maar het wordt al jaren genormaliseerd. Extreemrechts gaat daarin vervolgens nog net een stap verder. Waar de overheden theoretisch nog een onderscheid maken tussen ‘de moslim’ en ‘de extremist’, maken de white supremacists dat onderscheid niet. Zowel het huidige jihadterrorisme als white supremacy-terrorisme beschouw ik daarom als kinderen van de war on terror.

De jonge politicoloog Gamal Cheddad schreef in 2017 voor Knack een opiniestuk over Europese islam. Daarin stelde hij het volgende: “Men streeft een gematigde, softe lightversie van de islam na, maar impliceert zo vooral dat de islam die moslims vandaag belijden kwaadaardig en hard is.” Hoe kijkt u daarnaar? Zit er inderdaad een islamofobe houding verscholen in de retoriek van de politici die vandaag een sterk pleidooi houden voor een Europese islam?

We zitten hier opnieuw met een definitiekwestie: wat bedoelen we precies met ‘Europese islam’? Europa heeft een eeuwenoude relatie met islam: van de aanwezigheid van moslims op het Iberisch Schiereiland tot de kruistochten, van de Reconquista tot de koloniale expansie in islamitische landen. Doorheen dat alles maakte wantrouwen ten opzichte van de islam steeds deel uit van het historische verhaal dat men in Europa over zichzelf vertelde. Daarnaast was er doorheen de moderniteit, meer bepaald in de 18e en 19e eeuw, ook een sterke fascinatie voor de islam. Denk maar aan de Duitse auteur en dichter Goethe, die een deel van zijn leven wijdde aan de bestudering van de islam. Deze fascinatie was er één van aantrekken en afstoten. Je ziet een constante wissel tussen het beeld van de barbaarse versus de mystieke en exotische islam. Maar ook dat zet uiteindelijk extra in de verf dat de moslim doorheen de geschiedenis altijd als ‘de ander’ werd gezien. Als we dus oplossingen willen zoeken voor islamofobie, dan moeten we stilstaan bij de manier waarop we over Europa nadenken. Het is historisch fout om Europa als een homogeen christelijk blok te bekijken. Islam heeft er altijd deel van uitgemaakt en heeft Europa mee gevormd.

Hoe is binnen die beeldvorming over moslims als ‘de anderen’, het idee ontstaan dat ‘Europese islam’ naar voren moet geschoven worden als een aparte en ‘goede’ vorm van islam?

In de koloniale periode stelden Europeanen zich de vraag “kunnen we de moslims wel vertrouwen?” Er waren toen twee visies. Volgens de eerste visie was de islam als entiteit totaal onverenigbaar met de ideeën van de Verlichting. Volgens de andere visie was er wel degelijk een ‘hervormbare’ elite die opgenomen kon worden in de administratie en het bestuur, indien men ze kon opleiden en de juiste waarden kon meegeven. In deze tweede visie zien we dus het verschil ontstaan tussen de ‘goede’ en de ‘slechte’ moslims. De ‘slechte’ moslims waren dan de panislamisten, de opposanten die zich verzetten tegen het koloniale bewind. De ‘goede’ moslims waren degene die de idealen van de Verlichting – lees: het gezag van de kolonisators – aanvaardden. Vandaag zien we datzelfde idee aan het werk: de ‘slechte’ moslims zijn de extremisten die we moeten isoleren, en de ‘goede’ moslims zijn de moslims die een Europese islam aanhangen.

Maar naast deze westerse blik op het concept van Europese islam, heb je ook een islamitische kijk. Deze is meer recent. Het gaat dan om denkers die met de naoorlogse migratie meekwamen naar Europa. Van klassieke islamitische theologen hadden ze het idee meegekregen dat moslims gevaar zullen lopen wanneer ze zich niet in een context bevinden die door moslims bestuurd wordt. Niet enkel in fysiek gevaar, maar ook in spiritueel gevaar, dat wil zeggen, het gevaar dat ze hun religie zouden verliezen. Deze nieuwe denkers gingen daartegen in. Ze stelden dat moslims zich ten volle moesten engageren als Europese burgers. Een voorbeeld van zo’n denker is Tariq Ramadan. Op persoonlijk vlak heerst nu heel wat controverse rond deze figuur, maar in zijn boeken en lezingen stelde hij jarenlang het dichotome denken van de theologen in vraag. Hij sprak ook over de voordelen van Europa: het democratische bestuur, het feit dat er meer burgervrijheden zijn, enz. Hij maakte duidelijk dat moslims zich collectief mogen en kunnen organiseren zodat er geen dreiging hoeft te zijn dat ze hun geloof zullen verliezen. Dáár had Ramadan het over toen hij een boek schreef met als titel To Be A European Muslim.

Je kan het ook eenvoudigweg als realiteit benoemen: er zijn moslims in Europa, dus er bestaat een Europese islam.

Wanneer men dus over Europese islam spreekt, kan de interpretatie heel anders zijn afhankelijk van wie er spreekt. Het kan om een westerse (koloniale) visie gaan of een islamitische. Op zich hoeft het concept ‘Europese moslims’ dus helemaal niet problematisch te zijn. Je kan het daarenboven ook eenvoudigweg als realiteit benoemen: er zijn moslims in Europa, dus er bestaat een Europese islam. Hetzelfde geldt voor ‘Belgische islam’. Als er Belgen zijn die moslim zijn, dan is er per definitie ook sprake van een Belgische islam. Het wordt echter problematisch, wanneer men bijvoorbeeld vanuit de overheid gaat beslissen wie de juiste vertegenwoordigers zijn voor die ‘Belgische islam’.

En dat brengt ons opnieuw tot de islamofobe beeldvorming waar Belgische moslims dagelijks mee geconfronteerd worden. Wat moet er gebeuren om die beeldvorming als samenleving achter ons te laten?

Een deel van mijn onderzoek wordt gedreven door de vraag wat het betekent om een wereld te verbeelden voorbij de islamofobie. Maar zo’n vraag beperkt zich helemaal niet tot de Belgische context. Het is een veel globaler verhaal. De moderniteit is inherent verbonden met het westen en het christendom. En aangezien de moslim lang als historische rivaal van het christendom en nadien de moderniteit werd verbeeld, wordt de islam als de tegenstander geconstrueerd. Dat betekent dat processen van modernisering vandaag potentieel ook het risico van een islamofobisering inhouden. We zien het bijvoorbeeld in het gegeven dat in landen die zo uiteenlopend zijn als Polen, India, Brazilië, Sri Lanka of China sterke anti-islamitische sentimenten bestaan. Deze ontwikkelingen zijn allemaal ingebed in een lokale realiteit, en in sommige landen zoals Brazilië of Polen is het aantal moslims zelfs verwaarloosbaar. Maar het is opvallend dat de figuur van ‘de moslim’ vandaag als een nieuw, wereldwijd, alter ego van de moderniteit verschijnt. Deze ontwikkeling is niet enkel nefast voor moslims zélf, maar het genereert ook een tegendiscours binnen de islamitische wereld die verre van gezond is. 

Ik denk dus dat we vooral het idee van moderniteit in vraag moeten stellen. Ideeën van vooruitgang en moderniteit, die door de meeste culturen vandaag worden omarmd, gaan altijd gepaard met een poging om zich van anderen te distantiëren. In de 16e eeuw was het de ‘wilde’ of ‘onbeschaafde’, vandaag is het de ‘moslimextremist’. Men mag niet vergeten dat modernisering ook gepaard ging met kolonisatie, wereldoorlogen, rassendenken, … het vormt er allemaal een onderdeel van. En het heeft ook geleid tot kapitalisme en de uitputting van onze natuurlijke rijkdommen. Het is belangrijk dat zowel moslims, vrijzinnigen als christenen niet zomaar dit idee van de moderniteit kritiekloos omarmen. Ze moeten zich bezinnen over het idee dat we historische fases moeten doorlopen die verbonden zijn met een cultureel project dat mensen tot het superieure deel van de geschiedenis zou maken.

 

Marlies Moerkens is master in de psychologie en studente master in de wereldreligies.

Nadia Fadil is hoofddocent aan de faculteit sociale wetenschappen van de KU Leuven en doet onderzoek naar de relatie tussen religie, minderheden, migratie en racisme.

 

Dit artikel is een overname van de interculturele beweging Kif Kif.

take down
the paywall
steun ons nu!