Analyse, Milieu, Politiek -

Onderscheid tussen wetenschap en politiek verdampt door de opwarming (en dat is niet erg)

In de marge van het klimaatdebat wordt door sommigen gepleit voor een helder onderscheid tussen wetenschap en politiek. Maar dat onderscheid is vanuit meerdere oogpunten heel problematisch.

woensdag 6 februari 2019 11:46
Spread the love

“Wetenschappers moeten feiten naar voor brengen, maar geen politieke keuzes maken. We leven in een democratie, geen technocratie”, zo oreerde moraalfilosoof Patrick Loobuyck vorige week op Radio 1. Dat deed hij naar aanleiding van de klimaatbrief die ondertekend werd door meer dan 3.000 wetenschappers.

Het is een stelling die wel vaker terugkomt in de debatten die losbraken in de nasleep van de klimaatbetogingen: wetenschappers spelen best niet voor politicus. Ook politiek filosoof Stefan Rummens hamerde er in De Standaard bijvoorbeeld op dat we het politieke debat niet louter mogen overlaten aan wetenschappers en experten. In het klimaatdebat moeten immers ideologische keuzes gemaakt worden, aldus Rummens, en dat is het domein voorbehouden voor de politiek. Joël De Ceulaer, senior writer bij De Morgen, vatte het nog kernachtiger samen op – waar anders? – Twitter: “Wetenschappers brengen informatie en kennis aan. Politiek debat gaat over keuzes. Er zijn altijd alternatieven. In een democratie wordt die verdeeldheid beslecht in het stemhokje. Nergens anders.”

Hoewel een technocratie inderdaad moeilijk te rijmen valt met een democratie, is het al te strakke onderscheid dat tussen politiek en wetenschap gemaakt wordt in het klimaatdebat moeilijk vol te houden. En het heeft bovendien kwalijke effecten. Laat me eerst beginnen met dat onderscheid tussen politiek en wetenschap. Volgens Loobuyck moet het onderscheid tussen wetenschap en politiek begrepen worden als een onderscheid tussen is en ought. Wetenschap is volgens de visie van Loobuyck dus strikt descriptief, ze hoort de werkelijkheid te beschrijven op een zo neutraal mogelijke manier (is) en wordt niet verondersteld voor te schrijven wat er moet gedaan worden (ought). Dat laatste is het domein van de politiek en de ethiek.

Maar dit onderscheid tussen is en ought volledig laten samenvallen met het onderscheid tussen wetenschap en politiek is al te eenvoudig. Een loutere beschrijving van de werkelijkheid kan namelijk ook heel prescriptief zijn. Als bij wijze van feitelijke mededeling gezegd wordt dat het in de kamer naast je brandt, dan zal dat automatisch begrepren worden als een aanmaning om de kamer waarin je vertoeft te verlaten. Het is een descriptieve uitspraak die je niet anders dan prescriptief kan begrijpen. Of zoals Bruno Latour – wiens argumentatielijn ik hier volg – het stelt: “Beschrijven is altijd meer dan informeren, het is ook verontrusten, ontroeren, in beweging brengen, oproepen tot actie, misschien zelfs de alarmklok luiden”.

Dit geldt natuurlijk evengoed voor de wetenschappelijke bevindingen rond klimaatverandering. De feiten die wetenschappers aan het licht brengen zijn zo zwaarwichtig en alarmerend als feit dat ze meteen ook prescriptief zijn van aard. Het loutere feit dàt CO2-emissies de temperaturen op aarde drastisch doen stijgen, maant ons meteen aan om het hele model van industriële productie in vraag te trekken en na te denken over een andere type samenleving. Het is valt in praktijk niet te ontwarren van een loodzwaar ought.

Dit verklaart waarom industrie, lobbygroepen en behoudsgezinde krachten hun pijlen net richten op de wetenschappelijke feiten. Die zijn op zich zo sterk en zo prescriptief dat ze in de mate van het mogelijke moeten ontkracht worden. Dat ontkrachten gebeurt niet alleen door wetenschappelijke bevindingen in twijfel te trekken maar evengoed door wetenschappers weg te zetten als alarmisten of door debatten steeds opnieuw te openen die reeds lang beslecht zijn.

Het al te scherpe onderscheid tussen is en ought, tussen wetenschap en politiek, behoort tot de strategieën waarmee de aandacht kan weggeloosd worden van de harde, alarmerende feiten. Het is uiteindelijk niks anders dan een poging om het prescriptieve karakter van de feiten af te zwakken en wetenschappers zelf in een bepaald gareel te laten lopen. De Loobuycken van deze wereld verhullen zich in een mantel van wetenschappelijkheid en academische distinctie om te maskeren dat hun eigen onderscheid tussen wetenschap en politiek louter politiek van aard is. Ze bakenen de politiek niet op wetenschappelijke wijze af, maar de wetenschap op een politieke wijze. Het is niks anders dan een poging om de wetenschapper te disciplineren, te vermijden dat die zich onder druk van het prescriptieve karakter van de aan het licht gebrachte feiten politieker of activistischer zou uiten.

Oude waarheden

Het klimaatdebat confronteert ons opnieuw met een oude, haast vergeten waarheid: de innige verbondheid tussen politiek en wetenschap. Wetenschappelijke kennis heeft in de moderne politiek altijd gediend om machtstechnieken te ontwikkelen en de uitbouw van die technieken stimuleerde op zijn beurt wetenschappelijk onderzoek. De ontwikkeling van de statistiek, van de economie, de menswetenschappen, de architectuur, de biologie, de geschiedwetenschap, archeologie of de fysica hebben een meer dan bepalende rol gespeeld in het tot stand komen van de moderne staat. Die moderne staat heeft op haar beurt de ontwikkelingen van die wetenschappen verder gestimuleerd om haar macht te kunnen vergroten.

Politiek is altijd wetenschap geweest, maar wetenschap is ook altijd politiek geweest. Geen enkele wetenschapper werkt in een vacuüm. Zij of hij wordt niet alleen steeds gedwongen om zich te verhouden tot het machtskluwen waarbinnen wetenschap beoefend wordt, maar moet zelf ook voortdurend micropolitieke keuzes maken. De vraagstelling van waaruit een onderzoek vertrekt, de onderzoeksobjecten en de samenwerkingsverbanden die aangegaan worden vallen, terug te voeren op beslissingen die in laatste instantie niet wetenschappelijk gegrond kunnen worden, maar meer te maken hebben met de persoonlijke overtuigingen en voorkeuren van de onderzoek(st)er. Het betreffen micropolitieke keuzes omdat ze steeds andere, mogelijk even legitieme mogelijkheden uitsluiten en uitsluiten betekent macht uitoefenen.

Weg met de oude politiek-wetenschap

Als wetenschap en politiek zo innig met elkaar verbonden zijn, heeft het dan wel zin om de twee domeinen van elkaar te blijven onderscheiden? Het antwoord daarop is ondubbelzinnig ja. De fictieve scheiding tussen wetenschap en politiek heeft een belangrijke performatieve rol: ze structureert en reguleert de verhouding tussen wetenschap en politiek en creëert dus de gebiedsafbakening die ze meent te beschrijven. Die gebiedsafbakening is belangrijk omdat ze een zekere onafhankelijkheid (voor de wetenschap) binnen de verwevenheid van wetenschap en politiek kan waarborgen. Ze garandeert een relatieve autonomie waarop de wetenschapper zich kan beroepen tegenover politieke machthebbers.

Dat is althans het historisch belang van de scheiding tussen politiek en wetenschap. Maar door de confrontatie met een probleem als klimaatverandering is het traditionele onderscheid tussen wetenschap en politiek steeds moeilijker houdbaar en dit is wat mensen als Patrick Loobuyck ertoe brengt om een rigide onderscheid tussen wetenschap en politiek als wet te poneren. Zij zien immers zowel de traditionele wetenschapsbeoefening als het traditionele politieke bestel bedreigd worden en dat baart hen zorgen.

Maar die zorgen komen te laat. In wat ‘het klimaatdebat’ wordt genoemd zien we nu al voortdurende omkeringen en verschuivingen plaatsvinden tussen de taalspelen van wetenschap en politiek. Zo is het vandaag bijvoorbeeld niet de politiek maar de wetenschap die politiseert door louter feiten op tafel te leggen, omgekeerd zien we dat politieke actoren zichzelf daardoor verliezen in technisch-wetenschappelijke discussies waarbij uiteindelijk de hulp van wetenschappers moet ingeroepen worden. Wat dus ontstaat zijn nieuwe verhoudingen tussen wetenschap en politiek, in het licht van de klimaatcatastrofe.

Waar het op zal aankomen is om die nieuwe verhoudingen tussen wetenschap en politiek te organiseren en te democratiseren. Er zullen daarom naast nieuwe performatieve scheidingslijnen ook nieuwe samenwerkingsvormen en instituties moeten ontstaan die ons toelaten om ecologische uitdagingen op een democratische manier aan te pakken. Dit wil zeggen dat er binnen de nieuwe constellatie tussen wetenschap en politiek ook voldoende ruimte zal moeten zijn voor discussie en ideologische botsing. Dat spreekt voor zich. Maar wat niet meer mogelijk is, is een terugkeer naar het verleden. Zowel de traditionele rol van ‘de wetenschapper’ en ‘de politicus’ hebben afgedaan.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!