Een spontane beweging
Eigenlijk komt die beweging erg onverwacht, net zoals de beweging van de gele hesjes, of alle spontane initiatieven rond luchtvervuiling van de afgelopen jaren. Die bewegingen laten zien dat we ons niet blind mogen staren op de media, de belabberde staat van het publieke ‘debat’ en het steekspel op Twitter.
Die jongeren zitten ongetwijfeld ook op sociale media, en krijgen daar ook allerlei rommel te zien. En toch zijn ze in staat zelf na te denken, hun toekomst recht in de ogen te kijken, te beseffen dat er iets grondig fout is, en zelf actie te ondernemen, wat de ‘opiniemakers’ er ook van zeggen. Het laat zien dat de greep van de politieke verrechtsing niet totaal is, en dat er verschillende ‘onderstromen’ aan het werk zijn in de samenlevingen, die ook in groene en sociale richting gaan.
Een tweede belangrijke vaststelling is dat het hier opnieuw om een min of meer spontane beweging gaat, los van bestaande organisaties en instituties. Er speelt een soort ‘deïnstitutionalisering’ van het sociaal protest. We zagen dat ook bij het andersglobalisme, de internationale mobilisaties rond de internationale klimaatconferenties door allerlei ad hoc netwerken, Occupy en andere bewegingen na de crisis, en de gele hesjes.
Nieuwe actietactieken
De sterkte hiervan is dat het ‘nieuwe’ van die bewegingen ook nieuwe groepen mensen in beweging kan brengen, en dat er volop wordt geëxperimenteerd met nieuwe actietactieken. Het zijn vaak die tactieken die op korte termijn het meest tot de verbeelding spreken, want de klimaatboodschap is op zich al bekend. In dit geval is ‘spijbelen voor het klimaat’ een succesfactor. In het geval van Occupy was dat bijvoorbeeld de pleinbezetting. Op korte termijn zie je telkens een massa voordien inactieve mensen experimenteren met die tactieken.
Er speelt ook een heel speciaal massificatie-effect. In het begin doen scholieren eigenlijk niet veel anders dan mekaars sociale-mediaberichten en slogans overnemen, zonder dat er een uitgewerkte opvatting is over strategie, of over welke maatregelen er geëist kunnen worden.
Er is geen beweging, enkel het grotendeels anoniem doorgeven van een boodschap via sociale media. En dan wordt vriend en vijand plots verrast en zelfs overdonderd door wat ze gerealiseerd hebben: duizenden mensen die dezelfde sociale media-oproep delen, 35.000 mensen in Brussel! Dat hadden ze zelf helemaal niet verwacht, en toch hebben ze het voor mekaar gekregen.
Jonge vrouwen nemen de leiding
Van onmachtige en onmondige scholieren, verspreid over het land, worden ze plots een reële politieke factor. Dat geeft een enorme energieboost, en verklaart de aangehouden mobilisaties, die we ook zien bij de gele hesjes: ‘nu moeten we volhouden!’ We waren niets, en nu zijn we een echte beweging.
Dit is een soort ‘evenement’ in de filosofische betekenis van het woord: er ontstaat iets nieuws, individuen transformeren zichzelf tot politieke activisten. Het gaat niet meer gewoon om spijbelende scholieren, maar om een generatie die de leiding neemt in een strijd. Het is trouwens erg belangrijk om vast te stellen dat het eens te meer vooral jonge vrouwen zijn die hun nek uitsteken en de leiding nemen.
Verkrampte reacties en Twitter-bubbels
Er is een groot voordeel aan Twitter: het belabberde niveau van de vele tweets maken dat mensen zichzelf ontmaskeren. Je hoeft het kritische werk zelf niet meer te doen. De scholierenprotesten zijn een test, en we kunnen zo gemakkelijk nagaan waar de tegenstanders staan: er zijn de technocraten (‘klimaat is geen kwestie van politiek, maar van wetenschap en techniek’), de liberalen die alles willen neutraliseren en op de weegschaal van algemene regels willen leggen (‘als er een regel is dat je voor klimaat mag spijbelen, mag je het dan ook tegen migratie?’), en vooral veel conservatieven die verkrampt reageren van zodra autoriteit in vraag wordt gesteld en er mensen opstaan met sterke overtuigingen (‘fanatisme’, ‘klimaatreligie’, ‘alarmisme’).
In de media- en Twitter-bubbel hebben ze dit protest uiteraard helemaal niet verwacht. Het is veel omvangrijker dan wat de Dries Van Langenhoves van dit land ooit kunnen realiseren, ook al krijgen die laatste buitenproportioneel veel aandacht op sociale en andere media. Ik kan me niet inbeelden dat de negatieve reacties van vooral oudere mannen een groot effect hebben op de scholierenbeweging.
Wat wel demobiliserend kan werken, zijn pogingen om het ‘gesprek’ aan te gaan met de activisten, waarbij allerlei beloftes worden gemaakt zonder dat er echt iets verandert, en met als effect dat de trekkers van de beweging losgemaakt worden van de mobilisatiedynamiek.
Blijf een drukkingsbeweging
De scholieren en studenten doen er wellicht best aan zich niet in de eerste plaats op te stellen als gesprekspartners over concreet beleid, want zo geraken ze snel vermalen in technische discussies en niets betekenende beloftes. Scholieren hoeven zich niet bezig te houden met technische details, maar wel met de vraag in welke samenleving ze binnen 50 jaar willen leven.
Veel beter is daarom om zichzelf te zien als een drukkingsbeweging van onderuit, die een krachtsverhouding wil opbouwen om verandering af te dwingen bij de politiek. In dat opzicht is het belangrijk te blijven focussen op het verbreden van de mobilisatie, allianties te creëren met georganiseerde progressieve krachten, en een eigen, voldoende scherp discours te ontwikkelen.
Dat discours zal moeten breken met het geloof in de markt en louter technische oplossingen, en de nadruk leggen op de nood aan politieke verandering en de kritiek op het failliete economische model, gesymboliseerd door de top in Davos die momenteel bezig is.
Zoek lokale verankering
De Vlaamse regering, Bourgeois voorop, is maar wat gretig om daar met multinationals te gaan praten, maar rond klimaat blokkeert ze alles. Die tegenstelling heeft alles te maken met economische belangen en een regering die deze belangen prioriteit geeft. Het internationale neoliberale model, belichaamd door de EU, waarbij landen met cadeaus strooien om investeerders aan te trekken en intussen een zwak milieu- en sociaal beleid voeren, is nefast.
Vroeg of laat zullen er ook concrete eisen of speerpunten geformuleerd moeten worden. Waarom niet van de ‘salariswagens’ en beter openbaar vervoer een symbolisch speerpunt maken? Daarrond kan je heel breed sympathie verwerven. Zeker met het oog op de verkiezingen kan zo’n dynamiek van onderuit een verschil maken. De internationalisering van de beweging en de lokale verankering met mobilisatiecomités in alle steden zijn ook uiterst belangrijk om het lang genoeg te kunnen volhouden.
Onstabiele tijden met groei autoritarisme
We gaan instabiele tijden tegemoet: we zien een mondiale groei van wat je het autoritaire neoliberalisme kunt noemen, een veel adequatere term dan ‘populisme’: van N-VA tot Trump, van Bolsonaro tot Macron. Er zijn natuurlijk evidente verschillen tussen die fenomenen, maar er is ook een fundamenteel gelijklopende draai naar een steeds meer autoritaire en harde invulling van het neoliberale project.
Dertig jaar geleden beloofde het neoliberalisme nog goedkopere consumptiegoederen dankzij wereldhandel en minder overheidsbetutteling. Vandaag heeft dat neoliberale project voor de grote meerderheid van de mensen nog nauwelijks verbetering te bieden: geen jobs, geen koopkracht, geen milieubeleid, geen democratie.
Die autoritaire draai wijst vooral op een diepe angst bij hogere klassen en conservatieven. Die reageren des te agressiever op eender welk initiatief van links, of dat nu spontane klimaatprotesten zijn, nieuwe politieke figuren zoals Corbyn of Alexandria Ocasio-Cortez, of klassiek arbeidersprotest.
Er staat veel op het spel
Ondertussen stevenen we af op een vorm van klimaatverandering die uit de hand gaat lopen. De mondiale uitstoot stijgt opnieuw na enkele jaren van stagnatie. De energievraag stijgt, de steenkoolconsumptie neemt toe, net als de vraag naar olie. Het enige antwoord dat conservatieven hebben is technologie.
Er is internationaal een offensief aan de gang ten voordele van kernenergie, maar dat loopt stilaan vast, want nieuwe kerncentrales kunnen enkel gebouwd worden dankzij massale subsidies. Steeds meer bouwprojecten worden stilgelegd. GGO’s worden nu verdedigd onder het mom dat die kunnen helpen tegen klimaatverandering.
Met steevast dezelfde argumenten (‘urgentie tegen klimaatverandering’) krijgen we steeds ingrijpendere technologieën zoals geo-engineering of een doorgeslagen vermarkting van de natuur op ons bord. Er staat veel op het spel. De klimaatstrijd is geen ‘one issue’-beweging, want alles hangt met alles samen: de ecologische crisis, de economische malaise, het democratisch deficit, de toenemende ongelijkheid.
Matthias Lievens is prof. aan de KULeuven en auteur van ‘De mythe van de groene economie’ analyseert de protestbeweging van de klimaatscholieren.