Tel Aviv. Bron: Wikipedia
Essay -

Onder Israël ligt Palestina en onder Tel Aviv ligt Jaffa

Tijdens de kolonisatie heeft Europa zijn cultuur opgedrongen aan de landen en volkeren die het overheerste. Dat is ook te merken aan de koloniale architectuur. Europa exporteerde zijn toenmalige architectuur naar Afrika en het Midden-Oosten. Dit gebeurde op verschillende manieren, maar grotendeels kwam het hier op neer: vaak negeerde men de bestaande lokale stad en bouwde er een nieuwe witte, Europese stad naast.

vrijdag 21 december 2018 12:32
Spread the love

Over Witte en Zwarte steden

Kon men de lokale cultuur niet echt negeren dan vond men volgens de koloniale ideologie die minderwaardig of onvolmaakt en men ging de stad een nieuw, ‘mooier’ uitzicht geven. Vooral de Fransen waren hierin actief. In Noord-Afrika bouwden ze volledig nieuwe steden, meestal in Art Deco, zoals Dakar, Kenitra of Casablanca. Casablanca telt nu nog 2.000 art-deco gebouwen.

Maar ze bouwden ook in Arabiserende stijl, Arabisances. Dat kwam zo: Gustave Le Bon, de eerste grote Franse specialist in Arabische kunst schreef in 1884 La Civilisation des Arabes. Hij vond dat de Arabische kunst, en dus ook de architectuur verstard was en moest vernieuwd worden. Die beschaving moest weer op gang worden getrokken en dat was dan ook de taak van de Fransen. En zo ontstond Arabisances. In Rabat, maar ook in Tunis zijn er talrijke voorbeelden van. In feite is het een vorm van Art Deco maar de decoratieve elementen gaat men zoeken in de architectuur van het Midden-Oosten. Zo vindt men in Rabat gebouwen met gevels geïnspireerd op vroegere Egyptische architectuur. Zelfs benzinestations werden in die stijl gebouwd.

Een ander voorbeeld van zo’n mengeling tussen Art Deco en Arabisances is Heliopolis door de Belg Empain naast Cairo gebouwd. De Belgen zelf hielden het in Congo bij gewone Art  Deco.

De Britten hebben minder architecturaal ingegrepen in hun kolonies, alhoewel. Zo vonden zij dat Zanzibar te Swahili en te Indiaas was en te weinig Arabisch. De meest Arabisch uitziende gebouwen in die stad zijn dan ook van de hand van J.H.Sinclair (°1871) en Majoor E.A.T. Dutton. Zij bouwden ondermeer het Kibweni Paleis en Beit el Amani.

Zowel de Fransen, de Britten als Empain zondigden hierbij tegen basisregels van de Arabische architectuur: geen ramen aan de buitengevels en gaanderijen liepen langs de binnenkoeren, niet langs de straatkant. Al deze Witte steden zijn ondertussen overgenomen door de voorheen gekoloniseerden en de kolonisator heeft zijn greep op de stad verloren.

Er is een uitzondering: de Witte Stad, Tel Aviv die de vroegere ‘zwarte’ stad Jaffa opslorpte en die nog altijd typevoorbeeld is van hoe de Europese zionisten Palestina koloniseerden. Jaffa was de politieke en economische hoofdstad van de Palestijnen. Tel Aviv begon als een voorstad van Jaffa. Het werd pas in 1934 een aparte stad.

Jaffa, of de Bruid van de Zee verkracht

???? ????? ??? ?????

????? ??? ?? ????…

Ik herinner mij dat ik ooit in Jaffa was

Vertel mij over Jaffa…

(Chanson van Fairuz, op de LP Al Quds fi al Bal, Jeruzalem in mijn gedachten)



Jaffa was in de negentiende eeuw in volle expansie. Het was een van de belangrijkste havens in het Midden-Oosten. De Palestijnen noemden haar Urus al Bahr, Bruid van de Zee. Vanaf 1850 installeren Russische, Franse, Britse en Duitse consuls zich in het land. Zij geven ons een tamelijk heldere beschrijving van de economie. Uit hun rapporten blijkt dat Palestina nogal wat producten uitvoert. Vanuit Jaffa vertrekken zeep, olijfolie, fruit en groenten naar Egypte; sesamzaad, olijfolie, granen en katoen naar Frankrijk, gierst naar Groot-Brittannië en wordt er verder ook nog geëxporteerd naar Syrië, Griekenland, Italië en Malta. De Palestijnse economie kent in de jaren 1850 een sterke opgang in de graanteelt, in de jaren 1860 gevolgd door de katoenteelt.

En dan zijn er de sinaasappels. Vanaf de achttiende eeuw stond Palestina echt bekend om zijn sinaasappelen. Na het einde van de Krimoorlog in 1856 raakte de export van appelsienen in een stroomversnelling. Jaffa zelf had grote plantages (zie kaart uit 1905) maar was ook de uitvoerhaven voor de plantages in heel de streek tot Gaza, vandaar dat dit de merknaam werd. In 1873 – het zionisme moest nog worden uitgevonden – telde de streek rond Jaffa al 420 sinaasappelplantages met een jaarlijkse productie van 33,3 miljoen stuks. Na 1875 veroveren de Jaffasinaasappelen onder die merknaam de Europese markt. In een rapport uit 1880 noteert de Britse consul in Jeruzalem dat de beste belegging in Palestina de citrusplantages zijn. In 1886 vestigt de Amerikaanse consul Henry Gillman in een rapport aan Washington de aandacht op de geavanceerde enttechnieken van de Palestijnse boeren: ‘Het zou nuttig zijn dezelfde technieken in Florida toe te passen.’ Een andere Britse consul rapporteert in 1893: ‘De sinaasappelbomen uit Palestina zijn superieur aan die in de andere kolonies. Zowel in Zuid-Afrika als in Australië zou men er goed aan doen boompjes uit Jaffa te importeren.’

In 1858 bedroeg de waarde van de export uit Jaffa 12.244 Turkse pond (Palestina was tot WO I onderdeel van het Turks-Ottomaanse Rijk). In 1882 was dit verdrievoudigd tot 37.802 Turkse pond. En de bevolking groeide aan. De haven bood werk. Er ontstonden nieuwe wijken in de stad. Ten noorden, rond de haven groeide vanaf WO I de wijk Manshieh. Ze ontwikkelde zich in het duinengebied langs de zee.

Er arriveerden zelfs Europese christelijke sekten. De Duitse protestantse sekte van de Tempeliers sticht in 1871 haar eerste kolonie, Sarona net ten noordoosten van Jaffa en nu ook onderdeel van Tel Aviv (Hakiryat). Zij kwamen uit Schwaben en noemden zich naar de Orde der Tempeliers die aan de kruistochten deelnamen.

Maar er arriveerden ook de eerste Europese Joden. Zij vestigden zich eerst binnen de stad Jaffa in wijken die ze Hebreeuwse namen gaven: Neve Zedek (Huis der Rechtvaardigen, 1887) en Neve Shalom (Huis van Vrede). Die grensden aan Manshieh. Wanneer na 1897 de eerste Europese zionistische kolonisatoren arriveren kopen die van groot-grondbezitters tuinen en plantages op die meer landinwaarts lagen, achter de duinen. Een spilfiguur hierbij was de in Jaffa geboren bouwondernemer, Yosef Chelouche. Er arriveerden ook Jemenitische Joden, aangetrokken door de economische bloei van Jaffa. Zo ontstond in 1904 de meest noordelijke Joodse wijk, Mahane Israël (nu Kerem Hateimanim, ‘De Jemenitische Wijngaard’). Het was een soort buitenwijk van Manshieh. Hier lag de basis van wat later Tel Aviv zou worden. De mythe zal later willen dat het een andere wijk was, het vijf jaar later gestichte Ahuzat Bayit. (zie infra).

De Witte stad, gebouwd op de duinen

De eerste Joodse wijk in wat later Tel Aviv zou worden was dus de Jemenitische wijk van Manshieh. In 1906 stichten Europees-Joodse kolonisten de vereniging Ahuzat Bayit (Thuis-stad). Zij zullen via stromannen om de Ottomaanse overheid te misleiden, een strook land van 4ha aankopen en de 60 plots onder elkaar verloten. Daarvoor hadden zij inderdaad duinengebied uitgekozen. Alhoewel, de plek heette in het Arabisch Karm Jebali (Wijngaard op de Heuveltop) en het heeft drie jaar geduurd eer de bedoeïenen die er semi-permanent verbleven konden worden weggewerkt. Deze wijk Ahuzat Bayit slorpte in 1909 drie voorheen gestichte kolonies op: Neve Tzedek, Neve Shalom en Mahane Yehuda (Het Joodse Kamp) en de nieuwe entiteit koos voor de naam Tel Aviv.

Wat het huidige Tel Aviv betreft is het duidelijk als je kaarten uit 1898, 1905 en 1917 vergelijkt dat het grootste gedeelte van het oude Tel Aviv is gebouwd op wijngaarden, tuinen en boomgaarden en dat Arabisch Manshieh op duinzand werd gebouwd. De Israëlische architect Sharon Rotbard heeft het overtuigend aangetoond in zijn boek White City, Black City waaruit ik trouwens ook erg veel andere informatie heb gehaald.

De kaart van Baedecker is erg duidelijk, waar collines de sable staat kwam Arabisch Manshieh, daarachter lagen vignobles/wijngaarden en verder grote stukken brande/schorren. Schorren zijn begroeide, overstromingsgevoelige stukken land waarop aan landbouw of veeteelt kan worden gedaan. Denk aan het Brusselse Schaarbeek dat eigenlijk (en in het Brussels nog altijd) Schorrebeek heet. Het dorp Summeil en zijn tuinen lag op zo’n schorre en ook het gehucht Abdel Nebi. De citrusplantages lagen rond het dorp Abu Kebir.

Onder het Ottomaans bewind waren er nog geen grote problemen omdat de overheid de Europese kolonisatie afremde. De problemen kwamen er echt nadat de Britten na WOI het bestuur over Palestina overnamen en de zionistische kolonisatie officieel steunden. Toen ontstond ook het eerste verzet. In 1909 was in Jaffa trouwens al de antizionistische krant Filastin verschenen. Er volgden revoltes tegen de kolonisatie in de jaren 1920 en 1930. Telkens was Jaffa één van de centra.

Daarop besloten de kolonisten om Tel Aviv van Jaffa de facto af te scheiden. De immigratie werd opgedreven en in de jaren 1920 vertwintigvoudigde de bevolking van Tel Aviv (van 2.804 naar 42.000 inwoners). Ze begonnen ook met de aanleg van een eigen haven, apart van Jaffa.

Na WOII wilden de zionisten niet langer een staat in de staat zijn, maar hun eigen staat creëren. Dat gebeurde met geweld en moord. 418 Palestijnse dorpen werden verwoest en de bevolking verdreven. En Tel Aviv deed mee. In 1948 slorpte de stad alle Arabische buurdorpen van Jaffa op: Summeil, Ajami, Jabaliya, Abu Kebir en Sheikh Muwanis. Al die dorpen werden grondig verwoest en gebulldozerd, nadat hun Palestijnse inwoners manu militari werden verjaagd, net zo in Jaffa, dat in 1954 een deelstad van Tel Aviv werd.

Die aanval tegen de buurdorpen werd al ingezet, nog voor de staat Israël op 15 mei werd uitgeroepen en ondanks het feit dat die dorpen zich alles behalve vijandelijk opstelden. In december 1947 vergaderden de mukhtars (burgemeesters) van onder meer Sheikh Muwanis en Summeil met de zionistische militie en stelden zich vriendschappelijk op. Toch werden deze dorpen in februari 1948 al vernietigd en etnisch gezuiverd. Op de plek waar eens Sheikh Muwanis, lag staat nu de Universiteit van Tel Aviv.

De eerste dichtbevolkte wijk van Jaffa, Al Manshieh werd vanaf 25 april veroverd door Etzel, de zionistische militie die sympathiseerde met Mussolini en die onder leiding stond van de latere premier Menahem Begin.

Daarna volgde Jaffa zelf dat voor 75 procent werd gebulldozerd en de inwoners verdreven, op zo’n 3.650 na die werden samengedreven in de zuidelijke wijk Ajami. In 1954 werd Jaffa herleid tot een hippe wijk van Tel Aviv. Van Jaffa blijven nu nog enkele kleine relicten over, voor toeristisch gebruik: De Sint-Pieterkerk, de moskee, het kanon van Napoleon, de Andromeda-rots en een pseudo-historische wijk, eerder een tourist-trap. De verovering van Jaffa verliep erg gewelddadig. Zwaar mortiergeschut dat hele woonwijken plat bombardeerde. Massaal gebruik van terreur: vanaf de heuvels werden ‘barrel bombs’ naar beneden gerold. Zo rolden twee leden van Etzel, Chelbi ben David en Shaul Bador zo’n bomvat binnen in café Venezia naast de Al Ahamra-cinema die veertig burgerdoden maakte. Die terroristen zijn nu Israëlische nationale helden. Dan volgde het plunderen. Om mij te beperken tot een zionistische bron:

„De Irgun (Etzel) soldaten begonnen te plunderen. Eerst kleren, bloesjes en juwelen voor hun liefje, maar daarna begonnen ze systematisch te plunderen, alles wat maar kon meegezeuld worden: meubels, tapijten, schilderijen, huisraad, serviezen, bestek … en wat ze niet konden meenemen werd systematisch vernietigd: ramen, piano’s, lusters, een ware vernielorgie.“ Jon Kimche, Seven Fallen Pillars, Londen 1950.

Sheikh Muwanis is nu Ramat Aviv, Salama: Kfar Shalem, Manshieh: the City, Summeil: Givat Amal en Jamassin: Bavli. Ter eer en glorie van deze fascistische Etzel-militie werd Etzel House opgericht op het puin van het enige overblijvende huis van Arabisch Manshihe. Over het puin werd een grote glazen kubus gebouwd.

Om de tekst te citeren op de gedenkplaat binnen: “From the shattered walls of the old building grow dark glass walls… An attempt to freeze the special moment and time of the day that Jaffa was liberated.” Maar over hoe Jaffa werd ‘bevrijd’ geen woord. Sharon Rotbard vergelijkt het architectonisch concept van dit museum met de“Waarde van Ruïnes”-theorie van Albert Speer en concludeert over dit Etzel-museum: “Never before in the history of architecture has such an ugly truth been displayed in such a false, spruced up manner.”

De Bauhaus-stad

In 2003 voegde Unesco Tel Aviv toe aan de lijst van het Werelderfgoed: “The White City of Tel Aviv is a synthesis of outstanding significance of the various trends of the Modern Movement in architecture and town planning in the early part of the 20th century.”

Daarop lanceerde men in Israël de mythe dat Tel Aviv niet alleen een witte stad was, maar ook een Bauhaus-stad, een stad van de International Style. De witte elite van Israël bestaat vooral uit Askenazi joden, en dat woord betekent in het Hebreeuws: Duits. In het jiddish-Duits heten ze Yekkes. Het zijn zij die in 1933 met de nazi’s een samenwerkingsakkoord afsloten waarin een transfer van mensen en kapitaal werd vastgelegd. ‘Transfer’ is in het Hebreeuws ‘ha’avara’. Als gevolg van deze Ha’avara-akkoorden kregen tussen 1933 en 1939 16.000 kapitaalkrachtige Duitse joden toestemming om naar Palestina te emigreren en om 31.570.000 toenmalige ponden (nu miljarden euro) te transfereren. Zij werden de economische elite. Een van de bedrijven die ze oprichtten was de Nesher cementfabriek, de grootste industrie van toenmalig Palestina. Nesher is Hebreeuws voor Adler, Adelaar. Alles wat Duits is, is kwaliteit vinden de Yekkes en zij schreven dan ook de geschiedenis van Tel Aviv. Een Witte Stad met Duitse origine, dankzij een link met Bauhaus, de befaamde architectuurschool in Dessau. En het verhaal dat Tel Aviv een soort annex van de Duitse cultuur zou zijn werd in Duitsland zelf gretig overgenomen.

Maar klopt dat? Tel Aviv zou een witte stad zijn, maar eigenlijk is het een blanke stad. Veel wit zie je niet. Toen de bekende Franse architect Jean Nouvel in 1995 de stad bezocht was hij zwaar ontgoocheld: Men heeft mij verteld dat dit een witte stad is. Zie jij ergens wit? Ik niet.” Het is een grijze, vale stad.

Is het een Bauhaus stad? Nu zijn er wel vier Israëli’s die aan de Bauhaus-school hebben gestudeerd: Shlomo Bernstein, Munio Weinraub-Gitai, Shmuel Mechtekin en Aryeh Sharon. Maar zij hebben nooit een groep gevormd of samen gewerkt onder de naam Bauhaus, want zei Aryeh Sharon in een interview: “Bauhaus is geen concept, laat staan een uniforme instelling.” En vooral, ze werkten na WO II, terwijl de gebouwen die nu in Tel Aviv “Bauhaus-Style” worden gecatalogiseerd dateren uit de jaren 1920.

Maar de overgrote meerderheid van de architecten die volgens de “Bauhaus Style” in Tel Aviv actief waren hebben in Frankrijk of België gestudeerd en werden niet door Bauhaus beïnvloed maar door de Franse koloniale architectuur van ondermeer Le Corbusier, daarom dat Tel Aviv zo gelijkt op Algiers of Casablanca. In België studeerden: Haim Casdan (Brussel), Benjamin Ankstein (Brussel) en een van de bekendste Israëlische architecten, Dov Karmi (Universiteit Gent, 1929.)

Om tot slot nog eens Sharon Rotbard te citeren: “In tegenstelling tot Tel Aviv zijn de witte regeerders uit Casablanca, Algiers of Dakar vertrokken en blijven nog alleen hun gebouwen over. In Tel Aviv overheerst nog altijd de cultuur van de witte regeerders en nu meer dan ooit. Tel Aviv is dan ook een voorbeeld tot wat Casablanca, Algiers of Dakar waren geworden als de Franse kolonisatie was blijven verder duren.”

 

Lucas Catherine, vanuit zijn art-deco appartement in Brussel.

Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website Salon van Sisyphus van ex-VRT Journalist Johan Depoortere.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!