“We zien twee grote systeemfouten in Vlaanderen die een goed fietsbeleid in de weg staan”, zegt Wies Callens, beleidsmedewerker bij de Fietsersbond. “Eén is de ruimtelijke ordening. Gebieden zijn veel te veel verkaveld. Er is veel te veel lintbebouwing. Er is veel te veel verspreid gebouwd. Waar enkel woningen zijn, vind je geen andere voorzieningen zoals winkels, goed openbaar vervoer, deftige fietspaden, waardoor mensen wel de auto moeten pakken als ze iets nodig hebben of ergens moeten zijn. Met een fiets zou je hier met een groot probleem zitten.”
De tweede systeemfout is het fiscale probleem dat het gebruik van de auto niet belast, vertelt Callens. “Wij zijn resoluut tegen bedrijfswagens. Dat zorgt er alleen maar voor dat er meer auto’s bij blijven komen en dat verhoogt de autodruk op de wegen. Je merkt dat mensen met een bedrijfswagen en een tankkaart sneller geneigd zijn om de auto te pakken. Voor het afleggen van een afstand van 600 meter kruipt een Vlaming dan al in de auto. Er zou een slimme kilometerheffing moeten komen waardoor je gaat nadenken voor welke verplaatsing je je auto wilt gaan gebruiken en hoe duurzaam je vervoermiddel moet zijn.”
Maar dit zijn punten die op provinciaal en federaal niveau aangepakt moeten worden. Op gemeentelijk niveau in Vlaanderen ziet de Fietsersbond in het algemeen bij alle politieke partijen dat er in het programma aandacht is voor de fiets. “Dat is een grote stap vooruit ten opzichte van de vorige gemeenteraadsverkiezingen, in 2012” zegt Callens. Wel ziet de Fietsersbond grote verschillen van links naar rechts. “Van helemaal links ‘resoluut voor de fiets willen kiezen’, tot ‘de auto in het centrum ook veiligheden willen bieden’, tot ‘het moet veiliger kunnen voor de fietser, maar we mogen de auto toch niet uit de gemeenten weghalen’ helemaal aan de rechterkant van het centrum.
Alle laaghangend fruit geplukt
Op gemeentelijk niveau is het belangrijkste dat er een herverdeling van de openbare ruimte komt binnen een stad en gemeentekern. “Ruimte moet worden teruggegeven aan de bewoners”, zegt Callens. “Als je dat doet, geef je automatisch ruimte aan de fiets. Dan ga je kijken, ‘hoeveel wagens willen we in een bebouwde kom’, ‘hoeveel plaats is er’ en ‘wat zijn de alternatieven’.”
Maar “het laaghangend fruit – zoals we dat noemen – is hierbij al geplukt”. Callens legt uit: “Waar er ruimte was om een extra fietspad aan te leggen, daar is een fietspad aangelegd. Nu gaan gemeentes, als ze een fietspad willen aanleggen, aan koning auto moeten geraken. We zien dat gemeentes die keuze nog niet durven te maken.”
Nog relatief weinig gemeenten maken resolute keuzes voor de fiets, stelt Callens. Het gaat hier om een mix van maatregelen. Het invoeren van 30 kilometerzones in de bebouwde kom, waarbij de inrichting van de weg de snelheidsbeperking afdwingt, zoals wegversmallingen, drempels, asverschuivingen, enz. In een zone 30 zijn er niet per se afgescheiden wegen voor fietsers en auto’s nodig, je kan deze mengen. In een zone 50 moeten wel afgescheiden fietspaden worden aangelegd, omdat het snelheidsverschil te groot is. En in een zone 70 moeten de fietspaden los van de autowegen worden aangelegd, met een buffer ertussen. “In Brussel is er hard gewerkt aan afgescheiden fietspaden op de kleine ring, en dat komt het fietsverkeer ten goede”, ziet Callens, “omdat je veiligere doorgangen hebt.”
Elke dag 200 auto’s erbij
Waar de Fietsersbond ziet dat het fout loopt, is bij de autodruk. Callens: “Die is nog heel groot.” Uit een enquête is gebleken dat de autodruk voor veel fietsers een storend element is. “200 auto’s komen er per dag bij. Fietsers merken dat dat voor conflicten zorgt. In steden die de autodruk niet verminderen, neemt het onveiligheidsgevoel toe. Dit probleem geldt concreet voor Brussel. De autodruk is daar zo groot dat daardoor regelmatig conflicten ontstaan tussen auto’s en fietsers. Denk hierbij aan auto’s die dubbel parkeren op fietspaden, fietsers die tussen files door laveren, of auto’s die zich niet aan snelheidslimieten houden. Ook in Antwerpen komen we dit probleem tegen.”
Waar het koning-auto-beleid ook nog steeds goed naar voren komt is bij kruispunten met verkeerslichten in het Vlaams Gewest. “De doorstroming van auto’s is hier belangrijker dan de doorstroming van fietsers”, vertelt Callens. “Voor 45 fietsers gaat het verkeerslicht 38 seconden op groen, terwijl het groene verkeerslicht voor 15 auto’s 1,5 minuut blijft branden. De dominantie van auto’s is nog altijd heel groot in het verkeersbeleid.”
Neem bedrijventerreinen, die moeten fietsvriendelijker gemaakt worden. “Nu zijn hier vaak geen afgescheiden fietspaden te vinden naast de wegen waar vrachtwagens op en af rijden om goederen te transporteren. Het is belangrijk dat ook hier meer fietsinfrastructuur komt.”
Routedenken
Bovendien, wat de aanleg van fietspaden betreft, wordt er nog te weinig in routedenken gedacht. Twee dingen ziet de Fietsersbond gebeuren. Binnen een gemeente kan in een straat een mooi fietspad liggen, maar die houdt op direct waar de straat ophoudt. En: houdt de gemeente op, dan houdt het fietspad op. “Bij de aanleg van fietspaden wordt dus nog te weinig over routes nagedacht”, stelt Callens. “Vanuit de Fietsersbond roepen we dan ook op om gemeentegrensoverschrijdend na te denken bij het aanleggen van fietspaden.”
Ook denken Vlaamse gemeenten nog te weinig na over hoeveel ruimte ze willen geven aan auto’s in woonkernen. “We merken dat veel gemeenten nog blijven investeren in ondergrondse parkeergarages, of bijvoorbeeld parkings bij cultuurcentra, terwijl gemeenten veel beter gebruik kunnen maken van parkings aan de rand van de stad waarbij je met goedkope pendelbussen naar de stadskern kan. Steden als Leuven, Gent en Sint-Niklaas hebben het. Maar Antwerpen en Brussel blijven resoluut gaan voor het autoverkeer in de stadskern krijgen.”
Voor winkeliers: 1 parkeerplaats = 8 fietsparkeerplekken
De parkeernormen die gemeentes hanteren voor auto’s zijn hoog, 1,5 auto per woonunit, “en dat doen ze te weinig voor fietsen”, zegt Callens. “Vaak kan je bij je appartement je fiets niet goed kwijt en ook buiten zijn er zeldzaam veilige fietsenstallingen in de buurt. Dat is daarom een belangrijke oproep van ons.” En niet alleen het invoeren van meer fietsparkeerplekken. “Ook roepen we op om het autogebruikssysteem aan te passen, zoals te starten met een autodeelsysteem. Een deelwagen komt overeen met elf private wagens. Als je een deelwagen neemt, komen er dus 10 parkeerplaatsen vrij. Je ziet het gebeuren in Brussel en in Gent, in Gent is het individueel autobezit echt aan het dalen.”
Vlaamse gemeenten voelen ook nog veel weerstand bij de lokale middenstand die parkeerplaatsen voor de winkel willen behouden omdat ze bang zijn anders klanten te verliezen, ziet de Fietsersbond. “Maar uit een Europees onderzoek is gebleken dat een fietsende klant meer lokaal consumeert dan een klant met de auto”, vertelt Callens. “De fietsende klant geeft per keer wellicht wat minder uit, maar komt vaker terug dan een autorijdende klant en besteedt over het algemeen dus meer. Bovendien maakt één parkeerplaats plaats voor 8 fietsparkeerplekken.” Dat inzicht begint te komen bij enkele gemeentes en middenstanders, zoals in Deinze en Peer en deels in Gent, merkt Callens, maar is volgens hem nog niet zo wijdverspreid. “En niet alle gemeentes durven tegen de lokale middenstand in te gaan.”