Vandenboogaards ‘Kindsoldaat’: Magnifiek Familieverhaal over hoe ver overgave aan liefde voor de kinderen mag gaan

Vandenboogaards ‘Kindsoldaat’: Magnifiek Familieverhaal over hoe ver overgave aan liefde voor de kinderen mag gaan

donderdag 2 augustus 2018 18:58
Spread the love

Met super veel genoegen heb ik Kindsoldaat van Oscar Vandenboogaard gelezen, terwijl het buiten zo warm was dat de mussen en jonge duiven letterlijk dood uit de hemel vielen. Het was geleden van 2013 dat ik een boek in een ruk las, de nacht door. De leeservaring van lijkt me dit keer nog een stuk rijker, nog dieper te gaan, en ondanks/dankzij het zeer persoonlijke karakter van het epos, leerde ik er mezelf beter door kennen. De roman van bijna zeshonderd pagina’s vormt een groots avontuur, dat over vier generaties loopt,  én dat toch lekker vlot leest. Het is geweten dat de persoonlijke familiecontext de schrijver en columnist in zijn jeugd heel wat te verwerken heeft gegeven. Doorheen de jaren heeft hij op het dit familiegebeuren dat hem te beurt viel, geregeld in columns en interviews moedig en helder een licht laten schijnen. Oscars moeder kwam vaak zeer dichtbij en was zwaar aan drank verslaafd. Het mag een mirakel heten dat de zoon uit dat toch nogal verschroeiende en desoriënterende Nest, een Persoon is geworden van buitengewone envergure en een zeer succesvol literator. Misschien is de publicatie van dit superieure werk meteen een welgekomen moment voor een gewetensonderzoek op maatschappelijke schaal. Met dank aan de Speer der Goden, Oscar, die deze Roman Fleuve schreef over twee van de vier van meest eeuwige van alle grote literaire thema’s zijn: liefde en macht.

Acht tot tien minuten leestijd

Het verhaal over het ontstaan van dit hoofdwerk van Vandenboogaard is op zich al de moeite waard. De man was als directeur van kunstschool Hisk op een aantal onfrisse praktijken gestoten, zoals geld dat aan maaltijden voor bestuurders werd besteed, terwijl het voor (jonge) kunstenaars bestemd was. Hij heeft dat in zijn rol van directeur persoonlijk vastgesteld en aan de bevoegde instanties in een lijvig rapport gemeld, tot en met de minister van Onderwijs werd ingelicht. Die dame wordt door vriend en tegenstander naar voor geschoven als sterke figuur binnen de christendemocratische partij, maar zij verkoos in dit dossier blijkbaar tot een soort zero reactie. Wellicht was voor haar een bepaald niveau van ritselen gewoon aanvaardbaar. Foefelen behoort toch tot het DNA in dit land, nietwaar? Oscar, met wie ik persoonlijk doorheen de jaren  geregeld  heb gecorrespondeerd, verzuchtte in het interview dat hij gaf op Cultuurzender Radio Klara kort na het verschijnen van Kindsoldaat: “Die lastige situatie heeft mij ontslag doen nemen en mij naar het schrijven van het boek gestoten”. Dat soort mechanisme herken ik; soms kom ik ertoe contact te maken met een enorme innerlijke kracht, precies na een uitdagende levenscrisis, omdat die Kracht gewoonlijk zo diep in mijn persoon verborgen ligt, dat ik er geen contact mee kan maken. Wij mogen de Vertwijfeling van de beruchte Vlaams-Nederlandse moraalridder dankbaar zijn, het geesteskind dat zij baarde is er een van grote waarde. Ik grijp dit magnum opus aan om een stukje eigen verhaal te lezen, en als een uitnodiging voor allen.

Het verhaal is natuurlijk niet zonder meer in een notendop weer te geven. Inhoudelijk belangrijk lijkt me, naast het feit dat het de schrijver toelaat het geheim van zijn zoon-schap van prins Bernard te berde te brengen, dat de familiesaga begint rond 1870, toen de Duitse staatjes door Bismark werden verenigd, en meteen een grote militaire overwinning behaalden op Frankrijk. In een oorlog die door de staatsman zelf op sluwe manier was uitgelokt door de vervalsing van het beruchte Emser telegram van Keizer Wilhelm aan Napoleon III. De overgrootvader van Maxwell, (het alter ego van Oscar, die zelf slechts een kleine rol speelt in de roman), behoorde in die tijd tot de entourage van  de Keizer, dankzij een gelukkige wind, maar ook door persoonlijke en familiale verdiensten.  De ene tak van de familie woont in die tijd op een kasteel gelegen in een groot park in het bos- en wildrijke Nederlands Limburg, net tegen de grens met Duitsland. Om het laconiek te stellen, de twee zonen van stamvader Edmond, die als industrieel ideeën, lef en succes kent, zouden allebei huwen met het aantrekkelijke buurmeisje uit de villa in het Noorden, Nora. Zij is de dragende figuur doorheen het hele verhaal, samen met haar dochter Elsie, kind en vrouw waar de levenslust en gezondheid af spat, en die als erotisch- stoutmoedige femme fatale gelijkenis vertoont met de moeder van de schrijver. Incluis de grote goesting naar een goed glas bij elke gelegenheid. Elsie is bijzonder charmant als personage, zij is al bij al een pak minder tragisch dan de moeder van vlees en bloed die de lezers van Vandenboogaard doorheen de jaren leerden kennen uit de interviews en de columns in De Standaard. De verhouding die Elsie graag mag aangaan met prins Bernhard, en die begint als beiden samen op een besneeuwde bergtop staan, is een waar Disney sprookje, ook al komen gaandeweg zwarte randjes aan de zilveren wolken te voorschijn die het verhaal realistischer maken en het een typisch aardse menselijke beperktheid en bitterheid verlenen.

De schrijver gaf in interviews aan dat het schrijfproces van de saga een Verwerking vormde van een diep trauma. Het is daarom fijn, dat hij de lezer niet al te zeer belast heeft met de indringende negativiteit die eigen is aan mentale wonden; het is een licht lezend verhaal geworden, wat mij betreft een extreem boeiende familiesaga. En ook een page turner, onder anderen doordat het boek gedragen wordt door de talrijke, vaak zeer intelligente, levensechte en zeer gevatte dialogen. Wat de relatief positieve toonaard betreft, daar heb ik wellicht mijn persoonlijke bijdrage aan geleverd. Ik schreef aan de schrijver een welwillend kritische reactie  na het lezen van Dentz een jaar of zeven terug. Ik liet Oscar openhartig weten dat ik zijn debuutroman wel boeiend en leerrijk had bevonden, maar dat de personages toch zo ongelofelijk veel negativiteit ademden, en wat ik nu wil benoemen als een grof erotisch cynisme. Wat toch niet het echte leven weergeeft, én niet fijn is om lezen, beste vriend? (Een gelijkaardige kritiek gaf ik overigens tijdens een lezersontmoeting in boekhandel Boekarest in 2015 aan Kristien Hemmerechts persoonlijk toen wij “Alles verandert” bespraken; misschien is het aan die opmerking te wijten dat een recensent (die verder wel content was met de roman Wolf), dit jaar opmerkte dat het verhaal wel opvallend mooi en positief loopt in het tweede deel. You never know to what extend your words will inspire a sensible Someone). Intussen is overigens die akelige  cynische  toon ook in de kranten sinds een jaar of vijf definitely out geworden. A good riddance, om een vaak terugkerende vrolijke uitlating van het duo Nora en Elsie te gebruiken.

Verdere ingrediënten in deze golvende, zinderende Stamboom-Story,  zijn een zoektocht naar wat mannen graag doen en hoe zij precies zijn, hoe zij vrouwen daarmee juist imponeren en nieuwsgierig maken. En aan de andere kant bevat de roman heel wat bijzonder overtuigende vrouwenportretten en dialogen door vrouwen uitgesproken. Geen wonder dat de schrijver in het interview dat De Morgen afnam bij het verschijnen zelfbewust aangeeft “Ik ben goed in vrouwenportretten”: als je zo dicht, in osmotische symbiose, bij je moeder opgroeit, dan doorgrond je vanzelf meer van het wezen van de Vrouw, een leven lang.

Die symbiose in liefde, die gul gedeelde menselijke warmte en tastbare nabijheid, dat is de parel aan de kroon én de doorn in het oog van de spelers in Kindsoldaat. Ik las het werk als een (in deze tijd misschien juist erg welkom) pleidooi met als boodschap: “Meer Liefde!”. Toen ik begin dit jaar vanuit een diepe aandrang voor Facebook contacten eenzelfde Boodschap meegaf, maar in veel minder dan 570 pagina’s, ik geef het graag toe, merkte een lezeres op: “Ja; maar hoe moeten we dat concreet gaan doen?”. Ik heb daar toen bij stil gestaan. Wat voor mezelf als een evidentie aanvoelt, is dat voor anderen helemaal niet. Mensen blijken nood te  hebben aan uitgewerkte modellen, tot in het anekdotische toe, om te vatten hoe je dat doet, met meer Liefde leven. Sinds de leesmarathon van deze week heb ik een kanjer van een Argument om naar te verwijzen.

Het is een publiek geheim: na het veelvuldige seksuele misbruik in de kerk dat publieke materie werd in 2010, zijn in vele andere domeinen de deksels van het beerputje gegaan. In het Judo, in andere sporten, in de wereld van kunst en cultuur (#Me too) En evenzeer is het een publiek geheim dat het lastigste debat nog op ons staat te wachten: hoe te denken en te praten over erotiek tussen kinderen en ouders, en tussen kinderen in het gezin? Mijn hoop is dat de Nederlandstalige gemeenschap dit grote werk van Vandenboogaard dat op zulke toffe toon een en ander aansnijdt, gaat aangrijpen om tot meer klaarheid te komen. Als een iconisch mes om de taart van het taboe aan te snijden. Daarover dadelijk meer.

Ook op dit punt verdient Kristien Hemmerechts overigens opnieuw een eervolle vermelding. Zij is een stoutmoedige schrijfster, die niet om lastige thema’s heen fietst. Niet als het gaat om een kinderverkrachter en moordenaar en zijn vrouw te trachten begrijpen (De vrouw die de honden te eten gaf), en evenmin schuwde zij bij gelegenheid het thema van erotische liefde tussen zussen. Dat laatste kwam even aan bod in de radioreeks die zij met een mannelijke journalist maakte over Jane Austen. Die fijnzinnige, getalenteerde schrijfster leefde in Engeland als kind in een klein huis waar zij hetzelfde bedje deelde met haar geliefde zusje. De collega van Hemmerechts bleek in 2017 niet klaar op die vraag van haar, “Zou zij in die situatie erotische contacten hebben gehad?” mee in te gaan.  De tijd moet voldoende rijp zijn voor zulke maatschappelijke debatten, zoveel is zeker.

In Kindsoldaat gaan de kinderen van Nora, Elsie en Maxim van in de wieg zeer vriendschappelijk en persoonlijk met elkaar om. Tactvol brengt de schrijver hun krachtige liefde in beeld. Hoe moeten wij spreken over zulke intra-familiale liefde? In het bijzonder als die tot een zwangerschap aanleiding geeft… Moeten ouders dat soort liefdes meteen grondig de kop indrukken? Of betekent dat een wel heel hoge prijs voor een verstandhouding die tegelijk diep menselijk en zeer natuurlijk, familiaal kan zijn?

Op dit punt komt mij het verhaal van de stichter van de wereldwijde beweging van de Deep Ecology voor de geest, de Noor Arne Naess (1912 – 2009). Ik hoorde het verhaal en het trauma uit de mond van de man zelf, in het tweede derde van de jaren tachtig tijdens een bezoek aan Leuven. De man beschreef zijn diepe wederzijdse liefde voor de gouvernante die hem had opgevoed, en vooral het feit dat de vrouw door de gegeneerde ouders werd weggestuurd, als wat ik van toen af heb benoemd met de term “motortrauma”. Een trauma dat zijn hele leven en werken van start deed gaan en ging bepalen. Met genegenheid die kinderen diep deugd doet, dienen we behoedzaam om te springen, het zou een voorlopige conclusie kunnen zijn.

Een bepaalde passage achteraan het boek van Vandenboogaard (p. 573) lijkt mij op voorname wijze de belangrijkste Boodschap van de roman, het Leidmotiv, uit te drukken:

Wanneer Elsie met haar geliefde, de elitesoldaat Jim naar Suriname gaat op bevel van de prins, heeft zij een gesprek met de scheepsarts. Die gaf haar een verrassend inkijkje in zijn leven:

“Hij had een heel stelsel van tunneltjes [van buitenechtelijke erotische relaties, samen in een persoonlijke tunnel, zoals Elsie zelf met de prins. SHS] en zijn vrouw die niet aan boord zat, had dat volgens hem ook. Elsie concludeerde voor hem dat het niet met losbandigheid te maken had, maar met liefde. Liefde voor het leven en liefde voor de mens. De mens in al zijn verschijningsvormen”.

Dat vind ik bovenal een visie die getuigt van een grote, existentiële Schoonheid. 

Zo geformuleerd kan ik dit levensmotto bijtreden. Ook juist ondanks/dankzij het feit dat ik een zeer religieuze persoon ben, die de Bijbelse auteurs goed kent. De God van het Leven lijkt mij, zowel vanuit de documentaires die het leven in al zijn vormen in fauna en flora tot bij ons brengen via tv als in de boodschappen van de Bijbel, dit soort oproep tot ons te richten:

“Leef vol van Liefde. Engageer je. Beoefen zowel de naastenliefde jegens wie uit de boot vallen, als de erotische liefde voor wie je die ervaart, met heel je hart, zelfs als die je brengt tot over de limiet van het burgerlijke fatsoen!”

Om er een concrete Bijbeltekst bij te plakken, verwijs ik graag naar het slot van de beroemde schuldbewuste psalm 51, die koning David zou hebben uitgesproken en opgeschreven nadat zijn raadsman Natan hem zijn scheve schaats met Batseba, de vrouw van zijn beste generaal en persoonlijke vriend had aangewreven.

“Ik heb gezondigd tegen U alleen. Schep, O God, een zuiver hart in mij, zuiver mijn geest, maak mij standvastig. Verban mij niet uit uw nabijheid. Red mij, geef mij de vreugde van vroeger, de kracht van een sterke geest. Bevrijd mij, God van de dreigende dood. Ontsluit mijn lippen, JHWH, en mijn mond zal uw lof verkondigen. U wil geen offerdieren van mij, in  brandoffers schept u geen genoegen”. [En dan denk ik persoonlijk aan de kuddes automobielen die vandaag de dag onze menselijke leeflucht, onze gezondheid én de Aardolie, die bestaat uit na miljoenen jaren vloeibaar geworden dinosauriërs, letterlijk verbranden, als een permanent maar immer onbenoemd brand-Offer.] Het offer voor God is een gebroken geest, een gebroken en verbrijzelt hart zult u, God, niet verachten”. (Psalm 51, 12-19).

Wie immers de weg van de Liefde boven al de rest verkiest en beslist te gaan, die maakt het zichzelf niet gemakkelijk. Die loopt gaandeweg een “coeur meurtri”, “a contrite heart” op, zoals onze buurvolken dat zeggen.

Even terug naar de auteur. De moeder van Oscar was bekend in de hoogste kringen, en ook zeer taalvaardig. Ik noteerde tijdens de lectuur bij pagina 86:

“Wat een Droom is dat toch… Te mogen opgroeien in zulke welstellende familie, mét vele vrienden, en met ouders die redelijk VRIJ van geest in het leven staan.”

Mijn eigen moeder kende misschien meer kleine angsten en kleinburgerlijke schaamten, die onvermijdelijk doorgerekend werden aan het kroost. Het relatief grote isolement in het burgerhuis bij de Sint-Lambertuskerk in Heverlee nabij het Arenbergpark vindt zijn parallel in het huis bij het Wilhelminapark in Utrecht. “Vandenboogaard is een begenadigd schrijver. De heldere lichtbundels die hij laat vallen op wat de figuren in het verhaal zijn, en dus op wat De Mens is, en ook op wie de Lezer is, maken het telkens weer een op uitnemende wijze Interessant boek” noteer ik in dat verband bij pagina 417.

Het gezin rond Max en Nol (de vader en de oom van Elsie, maar die realiteiten lopen voor haar dus helemaal door elkaar. Beiden zijn verwante zielen voor de lange tijd helaas frigide moeder Nora) leeft met wat we in ons land noemen “bon chique, bon genre”, met veel stijl en aristocratische klasse. De omgang, de gesprekken en de levenshouding zijn zwierig en spits van geest en er heerst bij de personages veel zin voor de sensuele rijkdom van het bestaan. Dat merk je tot in het koffieplezier, het skiën, de grote schilderijen met tafelende voorouders aan de wand, de troost die de rozen en de merels, maar ook de volkse tuinman en zijn uitstraling de dames bieden in het park naast de deur. Vooral is er het altijd dubieuze besef “wij zijn beter”. “Hopelijk moeten wij later de hemel niet delen met de gewone, banale mensen” is een terugkerende verzuchting in boutade vorm. Soms is de spanning en de last die de leden van het ruimere gezin elkaar aandoen, te snijden. In die context noteer ik: “Lastig! Bestaat er voor de mens dan nergens Tafelharmonie?” op p. 512. Elsie is een problematische bloem van een mens, die resulteert uit een “al te menselijke” familie. De auteur beschrijft alle dimensies van dat Nest, zowel de verrukkelijke als de perverte en lastige, waarbij zij elkaar meer dan eens de gordijnen in jagen, en hij doet dat met een flair en met sprekende details zoals alleen de ervaringsdeskundige dat doen kan.

Wat ik heb verder eveneens heb gewaardeerd, is de doordacht-kritische behandeling van het onderwerp van Kerk, Religie, Klerikalisme en Spiritualiteit. De familie krijgt bijvoorbeeld geregeld audiënties bij de Aartsbisschop van Utrecht, de notoir mooie stad waar zij wonen. De schrijver slaagt erin tussen de regels mooi aan te geven hoe waardevol een goede bisschop kan zijn, maar hoe de opvolger, een al te intellectuele, wereldvreemde en mens-vreemde ˜herder”, een pain in the ass kan zijn. Geregeld maakt Vandenboogaard de lezer getuige van zijn zoektocht naar verdieping en spiritualiteit buiten de platgetreden kerkelijke paden. Ongetwijfeld een zoektocht die miljoenen tijdgenoten eveneens gaan.

Deze opeenvolgende families ademen overigens ook edelmoedigheid, zoals het woord ergens valt uit de (altijd trotse) mond van moeder Nora. En ze cultiveren ook een soort militaire zin voor dapperheid en een soort elitaire zelfzuchtigheid. Keer op keer zullen vrouwen in de familie, generatie na generatie, daarom weigeren aan liefdadig vrijwilligerswerk te doen. De families zijn binnen hun kring en vrienden erg op zichzelf besloten. Met alle voordelen maar ook alle nadelen die deze houding meebrengt voor frisse groeikansen van de geest. Vaak heb ik tijdens het lezen gedacht, mevrouw Nora, ga toch eens wat fietsen of wandelen in het veld en het bos buiten je stad. Je leven zou met sprongen stijgen in kwaliteit. Nora geeft het zelf aan, dat haar conditie erbarmelijk is, en dat ze in jaren niet buiten een bepaalde kleine zone in de stad was getreden.

Een bijzonder en centraal thema is de Liefde tussen ouders en kinderen, en hoe ver die kan en mag gaan. Op p. 516 staat een boeiende dialoog in dat verband. Ik citeer even de laatste regels daarvan:

“Het huwelijk tussen een man en een vrouw heeft nooit bewezen gelukzalig te zijn. Misschien doen twee mannen het wel beter, of twee vrouwen, jij en ik” zegt moeder Nora.

“Jij bent mijn moeder” merkt Elsie daarbij natuurlijk op.

“Wat maakt dat nu uit, liefje, voor kleinzielig denken zijn jij en ik toch veel te onafhankelijk?”…

Een eerste film waar ik bij dit soort passages in Kindsoldaat aan moet denken, is La tête en friche (˜Met braakliggend hoofd”) van Jean Becker, naar de roman van Marie-Sabine Roger, met Gérard Depardieu in de hoofdrol. De struise veertiger Germain leidt een rustig leventje samen met zijn vrienden en buren, al dan niet op café. Hij is bijna analfabeet, maar door iedereen graag gezien. Zijn zelfbeeld is laag. Met zijn moeder heeft hij een moeilijke relatie: Maman adoreert haar zoon diep in haar hart, maar is dagdagelijks zeer veeleisend en prikkelbaar in de omgang. Net zoals bij Oscar V.  zweeft er nauw merkbaar een Oorsprongsgeheim boven de gewoonheid van de dingen. Germain blijkt uiteindelijk, dat wordt duidelijk uit de inhoud van een kistje dat de moeder bij haar dood nalaat, een kenmerkend “Kind van de Liefde”: de papa, die Germain nooit heeft gekend en waar moeder zo goed als niets over los liet, blijkt een soldaat te zijn geweest. Germain is de vrucht van een Vakantieliefde, een Feestliefde, een wilde 24-uur romance annex vrijage op de nationale Feestdag, le quatorze juillet. Germain raakt  uit het doolhof van zijn leven door (onbewust) de goede raad  uit de psalmen na te volgen: “Vermijd rancune. Schuw het cynisme en de haat naar wie succesvol is; dan zal het goede dat je verdient jou ook werkelijk te beurt vallen”. (Cfr. bijvoorbeeld psalm 37). De goedzak ontwikkelt in het park een fijne vriendschap met een gepensioneerde dame die zeer belezen is en de wereld gezien heeft, Margueritte. Deze wederzijds steunende vriendschap biedt  hem een platform om zijn leven grondig te verrijken. Hij huwt tenslotte een toffe, jonge meid en slaagt er alsnog in tot ontwikkeling van  zijn geest te komen, wat een bron blijkt van blijvende genoegens.

Deze film sloeg voor mijzelf in als een bom. Zoals ik Oscar Vandenboogaard al een tijd terug heb laten weten, is ook bij ons thuis een militair, een brave held, als  voedstervader aangetrokken. De prins van de Nederlanden is in ons geval niemand minder dan Maarschalk Josip Broz Tito. Een man met een geweldige uitstraling naar vrouwen, naar het schijnt zijn honderden vrouwen met plezier en het gevoel een eervolle daad te stellen, met het staatshoofd het bed gaan delen. Het is na een persoonlijke en toch publieke ontmoeting van de reisgidse uit Leuven met deze charismatische oud-partizaan en totalitaire president, eeuwige Yoegoslavische doorn in het oog van het Kremlin, dat Maria haar gewone terughoudenheid liet varen en met een streekgenoot een romance begon die haar zou toelaten na negen maanden een eerste zoon het levenslicht te schenken. 

                                ~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Hoe zit dat nu met ouderliefde en warme tederheid naar de kinderen? Is zij wel of niet à  volonté toe te dienen en te beantwoorden? Dat een grote maat ontvangen warmte bij het kleine kindje maakt dat het brein het hele leven lang beter zal functioneren, dat vernam ik als hoog-wetenschappelijke conclusie persoonlijk uit de mond van de Duitse Jacob Kreuzfeld van het Max Planck instituut. Dat was tijdens een congres aan de KU Leuven. Die woorden sprak de diepe, doorvoelde, bezorgde en raspende stem in Engels met Duits accent in de zomer van 1995 op een paar passen van mijn plaats in de zaal. Het zal dan nog precies twintig jaar duren voor uit eclatante onderzoeksresultaten over kinderzorg in Latijns-Amerika het strikte signaal alle jonge ouderparen ter wereld bereikt: “Draag jullie kind overal op je vel!”

Een andere associatie die ik als lezer van Kindsoldaat niet ongemaakt kan laten is deze met Lolita, het meest bekende werk van Wladimir Nabokov. Over een manifest geval van kindermisbruik. In het geval van dat jonge meisje, de dochter van de hospita van de literatuurprof Humbert Humbert, is de volwassen persoon die langere tijd al te dicht bij komt, uiteindelijk beslist geen zegen, maar een bron van levenslange destabilisering. Als het aanvankelijk nog lijkt dat de sensuele, spontane en vitale jonge meid plezier heeft in de erotische avances van de man die haar ontvoert, blijkt in de allerlaatste beelden van de verfilming door Stanley Kubrick uit 1962, dat de al te vroege, al te intense erotische escapades de vrouw met een chaotisch hart en hoofd hebben opgezadeld. Zodat  haar huis er wanordelijk en armelijk bijligt, en de relaties met haar man en kinderen voor altijd in ovulair stadium lijken vast te lopen. Onze generatie beseft als geen andere dat seksueel gebruik en misbruik van kinderen bijzonder schadelijk kan zijn. Toch verdient onze boosheid en diepe angst voor intieme warmte in het gezin wellicht enige nuancering. Meer dan twintig jaar na Marc Dutroux mogen we zeggen dat een gebrek aan warmte, al evenzeer een vorm van mishandeling betekent.

Hier formuleer ik een werkhypothese als sociaal historicus. Misschien is hetgeen volgt wel de meest typisch Europese “ziekte” sinds de late middeleeuwen: Het wegvallen van de natuurlijke menselijke zin voor liefde, erotiek, tederheid, kortom menselijke warmte als motor voor het levensplezier, voor de levenslust, voor een leven met voldoening. En meteen als oplosmiddel voor een reeks kwalen die onze personen en samenleving vandaag vaak verlammen, zoals daar zijn: verzuring, vereenzaming, het wegvallen van verbondenheid & betrokkenheid, de zin voor spontane dialoog met medemensen, en de voortschrijdende algehele ontrafeling van het sociale weefsel.  

Er zijn vele aanwijzingen dat dit zo is, ook vanuit bepaalde interessante exotische universa. Biruté Galdikas, de wereldberoemde ethologe die zich in de brousse van  het Indonesische eiland Kalimantan decennia lang boog over het gedrag van de Orang Oetang, merkt in haar autobiografie “De spiegel van het paradijs” op dat de Indonesische mens op meer goedlachse en tevreden manier in het leven staat dan de westerse. En zij koppelt die pertinente vaststelling aan de warmte die vaders en moeders, ooms en tantes, buren en vrienden in die streken zonder complexen bieden aan de kleine kinderen. Mijn visie is, een jong kind heeft behoefte aan warmte om goed te landen in dit bestaan, na zijn “reis als ruimtereiziger in de baarmoeder” (Piet Nijs); aan omstandigheden die hem/haar het leven doen liefhebben en voor eens en altijd te beamen. Mogen wij dat besluiten?

Hoe kan dat Europese vreugdeloze patroon zo gekomen zijn? Dat lichaamsvijandige patroon dat opvalt in bepaalde christelijke werken uit de Renaissance zoals het hoofdwerk van Jansenius, de gestrenge geleerde die zijn hoofdwerk schreef in de toren die tot op vandaag bestaat en naar hem genoemd is, en die aansluit bij het gebouw waar ik als student verbleef aan de Dijle bij de Minderbroedersstraat. Vanwaar dat verschil in “Algemeen Menselijk Patroon” (Jan Romein) tussen de westerling en de andere volken op het vlak van menselijke warmte? Want die kilte, dat lijkt me vanuit mijn studie- onderzoeks- en reiservaring een evidentie, én een interessant probleem.

Laat me een formulering maken van een aanzet tot wetenschappelijke, filosofische, historische en psychologische verklaring. In de lage middeleeuwen, zo blijkt, was het sociaal aanvaard dat een man tientallen bijvrouwen bezocht en koesterde, en dan ook dat hij een hele rij bastaarden verwekte. In mijn licentie thesis (1988) bespreek ik zijdelings een geval van een Duister die als bijnaam “Kindermacher” kreeg, nadat hij wel 128 kinderen verwekte bij meer dan zeventig vrouwen. Na enkele generaties is die tolerante, levenslustige mentaliteit wellicht in haar tegendeel omgeslagen, en diende de erotiek buiten het huwelijk zo veel mogelijk undercover te gaan en werd zij met alle zonden van Israël beladen. Wellicht is toen ook als een (onbewuste) vlucht vanuit de sensualiteit de cultus van het harde werken begonnen en eeuwenlang doorgevoerd.

Misschien ging het stoppen van dat beschreven fenomeen van tolerantie gepaard met de opkomst van een grote, ondraaglijke Schaamte, die ons tot op vandaag parten speelt in het veld van sensualiteit, poëzie, mystiek, erotiek en liefde. Misschien is daar de start te zoeken van het unieke, vaak verslavende en van aarde en mensen misbruik makende Arbeidsethos. Een industriële werk-ethiek die vandaag helemaal lijkt te ontsporen, zodat volgens recente statistieken slechts een dertien procent werkenden zich tevreden voelen in hun job. IJver die er voor zorgt dat in ons land op elf miljoen inwoners vierhonderd duizend mensen zich ziek hebben gewerkt, en moeten heil en rust zoeken in het statuut van arbeidsonbekwame mindervalide of langdurig werkloze. Dat ontspoorde arbeidsbestel zorgt vandaag zoals bekend voor sociale en politieke onrust, niet alleen rond de verhoging van de pensioenleeftijd of het trachten opvangen van de natuur- en lijf-vernietigende aspecten van het industrie en consumptie systeem. Stof voor nader onderzoek, me dunkt. In onze hyper activiteit, onze drang bewijzen te leveren van onze Daadkracht, schuilt een levensvijandige geest, zo laat zich raden.

Wat het bestaan van erotisch getinte relaties binnen de gezinnen betreft, een leidmotief in Kindsoldaat, voer ik graag nog een paar getuigenissen aan om het debat mede te stofferen. In het annus horribilis 2010, denkt u maar aan de naam Vangheluwe, had ik het voorrecht deel te nemen aan een conferentie die doorging in de luisterrijke zalen van het HIW te Leuven die rond seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen families ging. Spreker was Pete Saunders, stichter en chief executive van het Britse Napac, wat staat voor “The National Association for People Abused in Childhood”.  Wij vernamen dat recent wetenschappelijk onderzoek liet vermoeden dat seksuele contacten binnen de gezinnen op grote schaal voorkomen. Het is een van de grootste, pijnlijkste taboes in onze cultuur. Kindsoldaat is te beschouwen als een groot (tegen)gewicht in de ethische schaal van de tijd. Het is een Getuigenis en Verhaal dat hopelijk op termijn de geesten kan openen voor de waarde van meer tederheid en warmte naar kinderen, zelfs met gezonde erotische bijklanken, maar dan zonder kille & egocentrische, dwingend, woordenloze, van spelelementen verstoken stijl. Mij dunkt dat ook in dit domein van tel is en blijft op welke manier we precies handelen en omgaan, aan onze al dan niet natuurlijke verlangens juist vorm geven. Misschien moeten wij toch van dichtbij durven toekijken, met ons ethische oog.

De leeftijd van betrokken kinderen is natuurlijk een factor van belang. Als Elsie bij haar moeder in bed schuift na een akelige dag, of vice versa, op een moment dat zij zelf al een volwassen vrouw is met seksuele ervaring, dan is dat een andere zaak dan wanneer de moeder van de schrijver, zwaar onder invloed van alcohol, dat gedrag systematisch vertoonde toen  Oscar een jongen van een jaar of vijf was.

In Tertio, het christelijke elite opinieblad, van 18 juli figureert een zorgvuldig dossier over Seksueel misbruik in de Kerk, met interviews door hoofdredacteur Emmanuel Van Lierde. Ik mag hier graag als slotakkoord een toepasselijke passage citeren. Een recensie is voor mij immers meer dan alleen maar lof of kritiek op een boek of over een auteur, het is altijd ook een bouwsteen tot een goed maatschappelijk debat, tot opinievorming.

Aan het woord is de Duitse Jezuiet (° 1966) Hans Zollner. In zijn functie van boegbeeld van de aanpak van het misbruik in de kerk, als vice rector van de Pauselijke Universiteit Gregoriana en directeur van het Centre for Child Protection, beluisterde hij sinds 2010 vele slachtoffers van misbruik.

Zollner: “Het is keer op keer een verschrikkelijk onrecht dat hier is aangedaan, met blijvende zware gevolgen. Ze dagen wat ze meemaakten in grote eenzaamheid. Ze zijn gekwetst en woedend. Dat msibruik tekent hun bestaan: lichamelijk, psychisch, spiritueel. Zelfs na vele jaren durven ze er niet over te spreken, zoeken ze het te verdringen, maar zo blijft er een onrust in hen bestaan. Vaak zijn die slachtoffers in hun ontwikkeling gehinderd en zijn hun door dat misbruik mogelijkheden en kansen ontnomen. Als hun verhaal op de koop toe niet gehoord of geloofd werd, voelen ze zich nog eens misbruikt. Dat is de grootste pijn: niet erkend worden, niet beluisterd worden.”

In veel Afrikaanse landen is misbruik nog geen thema. – Ik bedoel dan niet louter binnenkerkelijk, maar maatschappelijk – maar het bestaat er evengoed. De eerste opdracht is er de ogen voor openen en het mogelijk maken dat verhalen verteld kunnen worden.”

Precies daartoe lijkt mij dit nieuwe grootse roman werkstuk van Vandenboogaard een bijdrage te kunnen leveren. Oscar heeft zichzelf als het ware, zoals de Russische baron Von Münchausen in een van zijn strafste frontlijn verhalen, aan eigen haren uit de modder getrokken. Durven wij zijn voorbeeld benutten om anderen en onszelf te verbeteren?

De uitdaging lijkt me de dingen van nabij te bekijken, en niet dicht te klappen, maar aan onderscheidend werk te doen. Met als doel op het spoor te komen welke factoren precies bij bijzondere vormen van liefde tot destructieve gevolgen aanleiding kunnen geven, en welke eerbaar mogen blijven heten. Uit Kindsoldaat, dit ambitieuze, vlotte, grootse en deels zeer persoonlijke verhaal, blijkt dat Vandenboogaard zelf het weet én het wil met de lezers delen: over dit thema mogen platitudes en simpele waarheden niet volstaan. Wij moeten samen dapper nadenken.

Het gaat over kansen om fijne, waardevolle mensen te maken. Het gaat over het voldoen van de diepste menselijke verlangens, bij beide betrokkenen. Over het zoeken naar de juiste dosering van natuurlijke noden enerzijds en de nood aan beheersing, of beter, fijne cultivering ervan anderzijds.

Het debat zal moeten gaan over dingen als tact, eerbied bij het beoefenen van de liefde, en over liefdevolle behoedzaamheid versus brutaliteit in het nastreven van eigenbelang en persoonlijk genot dat ten koste gaat van de andere.  

Om, in de lijn van de dappere personages van het boek, een persoonlijke bijdrage te leveren aan het Debat dat moet komen, wil ik nog het volgende meegeven. Liefde, even goed als Haat of Werklust, blijkt vaak een tweesnijdende zwaard te zijn. Het mag een wonder heten dat Oscar zichzelf heeft bevrijd door denken en schrijven, na een dergelijke jeugd. Het zou beslist niet goed zijn, al onze zonen en dochters op vergelijkbare wijze te over-laden met “tastbare liefde”. Het lijdt geen twijfel, niet iedereen zal  zoveel zonnebrand verschijnselen aan de ziel weten om te turnen & zo danig “van de nood een deugd maken”. Oscar Vandenboogaard, wij mogen hem met recht een fijne Profetische Stem noemen. De ware profeet is vaak een “Gewonde Genezer”. Zoals we dat concreet verbeeld zien in het standbeeld van de Catalaan Pablo Gargallo ( 1881 – 1934): de man met de profetenstaf is voorzien van een lijf waar de wind doorheen kan blazen en zingen: Wonden, gaten tekenen hem. En toch geldt voor de Profetische Mens zeker meer dan voor de meeste andere, gewone menselijke wezens de tekst van de magische melodie die de Engelstalige zanger graag mocht uitzingen: 

“I ‘m still standing!”

Stef Hublou Solfrian

 

take down
the paywall
steun ons nu!