In 1990 waren de bossen goed voor 31,6 procent van de wereldwijde landoppervlakte, in 2015 was dat nog 30,6 procent, al is het tempo van de ontbossing de afgelopen jaren vertraagd. Dat blijkt uit het jaarlijkse bosrapport van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties.
Het grootste deel van dit verlies vond plaats in ontwikkelingslanden, met name in Afrika ten zuiden van de Sahara, Latijns-Amerika en Zuidoost-Azië.
Klimaatverandering
Volgens het rapport is ontbossing de op een na belangrijkste oorzaak van de klimaatverandering – na het verbranden van fossiele brandstoffen – en goed voor bijna 20 procent van de totale uitstoot van broeikasgassen. Dit is meer dan de volledige transportsector.
Tussen 24 procent en 30 procent van het totale mitigatiepotentieel – het potentieel om de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen te verminderen – kan worden verkregen door de tropische ontbossing te stoppen of verminderen.
Vraag naar houtskool
Op plaatsen waar de vraag naar houtskool hoog is, met name in Afrika ten zuiden van de Sahara, Zuidoost-Azië en Zuid-Amerika, is de druk op de bossen hoog, vooral wanneer de toegang tot bossen niet gereguleerd is.
Volgens het FAO-rapport varieert het aandeel van mensen die afhankelijk zijn van brandhout van 63 procent in Afrika tot 38 procent in Azië en 16 procent in Latijns-Amerika.
Bodembehoud
De hoeveelheid bossen die worden beheerd voor bodem- en waterbehoud is wereldwijd toegenomen de afgelopen 25 jaar, behalve in Afrika en Zuid-Amerika.
Slechts 9 procent van het bosgebied van Zuid-Amerika wordt beheerd met als doel bodem en water te beschermen, ruim onder het wereldwijde gemiddelde van 25 procent.
Volgens het rapport is er een sterk verband tussen gebieden met uitgestrekt bosgebied en hoge armoedepercentages. Dat is zeker in Latijns-Amerika het geval.