Trom in de RUZ – afl 19

Trom in de RUZ – afl 19

dinsdag 3 juli 2018 21:54
Spread the love

Vorige keer kwam Trom een ossenpikker tegen, die hem de weg naar de Balim Tessa wees. Daar ontmoet hij de laaglandgorilla die de Geheime Vallei moet afschermen van indringers. Intussen wist Quint, op een hallucinante tocht met de burgerwacht door de Jungle van BruNorth, Moona’s gestolen laarsjes te recupereren. Ik ga je leren werken met je stem, zegt hij tegen haar, zodat je een personal dome om je heen kan zetten.

 

De Balim Tessa

uit Nisja’s log De Opstand der Dieren, 2016/19

Moeizaam baant Trom zich een weg door het groen. Nergens valt een pad te bekennen naar de muur waar de ossenpikker het over had. Eerst zag hij hem uit de verte nog liggen, maar de savanne gaat onmerkbaar over in laaglandregenwoud, dat de hellingen van de Balim Tessa tot duizend meter hoogte bedekt.

Lianen vol doornen schrammen Trom zijn poten en flanken. Binnen de kortste keren staat hij vol sporen van zijn klim. Dit is geen terrein voor een olifant, zelfs bosolifanten vallen hier niet te bespeuren. Nog nooit heeft hij zo moeten ploeteren. Maar hij heeft een missie. Hij moet Atomù zien te vinden, koste wat het kost.

Steeds dieper en hoger gaat het. Gelukkig is er groen in overvloed en er valt regen. Zo bekeken is het leven hier nog zo kwaad niet. Alleen weet Trom zich langs alle kanten bespied door ontelbare ogen, van apen en vogels tot slangen en insecten. En het lawaai is niet te harden. Zijn oren zijn veel te gevoelig voor al dat gekrijs en gefluit. Bovendien mist hij aanspraak. Waar is de ossenpikker gebleven die zich zo vriendelijk tot hem richtte? Misschien heeft hij gewoon gedroomd. Of had hij maar voor heel even een talenknobbel. Dan was hij toch niet zo’n bijzondere olifant als Mater had laten uitschijnen.

Plotseling valt er een ijselijke stilte in het nevelwoud. Wat is er aan de hand? Is iedereen betoverd of dreigt er gevaar? Rare toestanden, als je het onze held vraagt, maar dan hoort hij het ook. In de verte, een dof gebons dat steeds sneller gaat. En dan weer, maar nu dichterbij en harder. Op een gegeven moment komt er ook geritsel bij, daarna een verwoed gedruis.




Voor Trom het goed en wel beseft valt er een donkerharig schepsel uit het bladerdek. Dat is natuurlijk schrikken, al heeft hij gauw genoeg door wie er voor hem staat. Het wezen heeft ogen als kolen, stoot een woest gebrul uit en roffelt zich op de borst. Dat kan niemand anders zijn dan de laaglandgorilla waar de ossenpikker het over had.

Stiekem moet hij lachen om zoveel vertoon – alsof die gorilla hem wat kan maken. Dus richt hij zijn slurf op en laat hij op zijn beurt zijn klaroen schallen. Binnen de kortste keren staat de hele Balim Tessa in rep en roer. Het lijkt net een orkest dat een tutti aanheft.

‘Ho,’ roept Trom, ‘als ik mag voortgaan op de ossenpikker bent u de grote gorilla van de Balim Tessa. Aangename kennismaking, ik ben Trom. Begrijpt u ook wat ik zeg?’

Als de weerga houdt de gorilla op met zijn gedreun. ‘Warempel, ik kan je verstaan. Een vreemde olifant die kan praten, dat had ik niet verwacht. Zo ken ik er maar een en die heeft me opgedragen alle indringers uit het woud te weren. Je hebt hier niks te zoeken. Dit pad leidt nergens naar.’

‘Ik heb niks kwaads in de zin. Maar heet die olifant soms Atomù? Ik ben namelijk op zoek naar mijn vader.’

‘Dat zou weleens kunnen,’ zegt de gorilla beduusd. ‘Dat hij Atomù heet, bedoel ik. Of hij je vader is, daar kan ik je niet bij helpen.’

‘Dat zoek ik zelf wel uit,’ zegt Trom. ‘Maar als je me de weg naar de Geheime Vallei zou kunnen wijzen, heb je mijn eeuwige dank.’

‘Zo, weet jij van de Geheime Vallei?’ De gorilla aarzelt. ‘Dat verandert de zaak. Dan moet ik je doorlaten. Sta me toe je te inviteren voor een rustpauze in mijn verblijf. Ik had behoorlijk de schrik te pakken, maar dat was geheel zonder reden. Mijn excuses daarvoor.’

‘Geen erg,’ zegt Trom. ‘Een pauze, dat sla ik niet af.’

‘Mijn naam is Qonq, overigens. Wees welkom. Het is niet ver naar mijn leger. Kom, ik zal je voorgaan. Dan kun je mijn hele huishouden ontmoeten.’

Trom heeft moeite om Qonq bij te benen, zo snel schiet deze door het gebladerte. De zilveren vlek op zijn rug flitst als een baken voor hem uit. Even later arriveren ze bij een open plek waar een stel wijfjesgorilla’s elkaar zitten te vlooien. Een paar kleintjes ravotten om hen heen. Ze kijken nauwelijks op van de bezoeker.

‘Bedien je van de bessen en de bamboe,’ zegt Qonq. En tegen zijn soortgenoten: ‘Loos alarm. Het is maar een olifant die op zoek is naar Atomù.’

Trom moet denken aan zijn tijd met Bulli, Gaetan, Veyron en Amahl. Er gaat niets boven leven in groep, zelfs voor een eenling als hij. Als hij zich maar ergens thuis voelt. Na het eten strekt hij zich uit in het gras. Het is kostelijk om die aapjes te zien dansen op zijn vriend. Qonq laat het allemaal toe, genietend van een sprietje in zijn mond.

‘Fijn, zo’n zonsondergang,’ verzucht de zilverrug nog. ‘Elke avond zie ik hoe ver mijn koninkrijk reikt. Daar krijg ik lekker slaap van…’

De volgende ochtend doet de grote laaglandgorilla Trom uitgeleide. De top van de Amhetat hangt gehuld in een witte wolk. Daarvoor, midden op de helling, steekt de rotswal die de Balim Tessa domineert boven het bladerdek uit. Hij was al vanuit de vallei te zien, maar nu is pas duidelijk hoe onoverwinnelijk de hindernis is.

‘Maak je geen zorgen,’ zegt Qonq. ‘Als Atomù door de muur kan, dan kun jij het ook. Jammer genoeg kan ik je niet verder gidsen, ik heb mijn handen vol hier.’

‘Je hebt dus geen idee hoe Atomù naar de Geheime Vallei trekt?’

‘Geen enkel. Ik zie hem verzwinden in dat bosje daar, tussen de doornen. Eerlijk gezegd, het lokt me niet, anders was ik er al een kijkje gaan nemen. Naar het schijnt zijn er verderop grotten. Maar let op voor instortingsgevaar, we zitten midden op de slenk. Al leer je leven met het gevaar, de Amhetat kan in theorie ieder ogenblik uitbarsten.’

‘Ik heb geen keus,’ mompelt Trom voor zich uit.

‘Hoe oud ben je, tien, elf jaar? Dan sta je al aardig je mannetje. Aan de andere kant zou het heerlijk moeten zijn. In de Geheime Vallei is alles vruchtbaar en in harmonie, wat dat ook betekenen mag. Wat mij betreft, ik zweer bij mijn bos. Ik hoop dat je vindt wat je zoekt, dierbare vriend, weet het mij te vertellen.’

En met een roffel op de borst slingert Koning Qonq zich terug de Balim Tessa in. Trom kijkt bezorgd op naar de muur voor hem. Ik heb geen keus, mompelt hij opnieuw en hij wringt zich door het struikgewas, op zoek naar een opening. Maar wat hij ook probeert, telkens stoot hij op de ondoordringbare wand.

Na een poos beproeft hij zijn geluk in de andere richting. Per ongeluk ontdekt hij een engte waar hij zich met wat moeite doorheen wurmen kan. Verderop wordt het breder en staan er weer struiken. De doornen schrammen opnieuw zijn huid, maar Trom is het intussen gewend. Ik laat me door niets meer afschrikken, neemt hij zich voor.

Het pad komt uit op geaccidenteerd terrein. De kloof ligt vol rotsblokken, wat het voor een olifant knap lastig maakt. Sommige keien rollen onder zijn tenen weg, zodat hij uitglijdt. Maar hij heeft geen tijd om bij de pakken te blijven neerzitten. Hier heeft geen levende ziel iets te zoeken – het kan niet anders of dit is de passage naar Sangrila. Het is vast een van de proeven waar je voor slagen moet als je erheen wil. Er komen er ongetwijfeld nog meer.

Helemaal op het eind van het ravijn staan er weer struiken. Trom boort zich in het bosje tot hij een gat in de rotswand ziet, waarachter diepe duisternis heerst. Dit moet de grot zijn waar Qonq het over had. Het duurt even voor zijn ogen aan het duister wennen, maar na een poos ontwaart hij een gang. Op de grond ligt een laag uitwerpselen, onder meer die van een olifant, dat is een goed teken. Na een honderdtal stappen wordt de gang breder en is de zoldering niet langer zichtbaar. Aan de galm te horen moet hij zich binnen een enorme koepel bevinden.




Plotseling zwelt uit het niets een lawaai dat Trom nergens thuisbrengen kan. Tegelijkertijd wordt hij omgeven door honderden, nee duizenden kale vleugels. Een ijselijk gepiep teistert zijn oren, er komt geen einde aan de wolk. Maar hij heeft ergere dingen meegemaakt. Vleermuizen, hoe eng ze ook zijn, ze krijgen hem niet klein.

Als de wolk oplost en er weer stilte in de grot heerst, ontplooit zich voor zijn ogen een feëriek schouwspel. Miljoenen glimwormen of andere lichtgevende creaturen die door het gefladder zijn verstoord werpen grillige schaduwen op de wanden van de grot.

Trom weet niet wat hij denken moet. Het lijken wel hersenschimmen, spinsels van zijn geest die niet overeenstemmen met de werkelijkheid, zover hij die vatten kan. Nog nooit heeft hij zulke contouren waargenomen, maar hij herkent uit de duizend de angst en de eenzaamheid die hem zijn leven lang volgen. Gelukkig wijzen de lichtjes hem de weg naar een gat aan de andere kant van de grot. Voorzichtig volgt hij het pad dat tussen de druipstenen uitgesleten is en stort zich daarna puur op vertrouwen in het duister… om een peilloos diepe afgrond in te donderen.

Pijnlijk komt hij op de bodem van de put terecht. Als zijn ogen wennen, ziet hij opnieuw een lange gang. De lichtjes zitten als kristallen op de muren, het schijnsel maakt de indruk van verlatenheid nog intenser. Maar hij kan met geen mogelijkheid nog terug naar boven, zijn hoeven glijden uit op de rots. Als er aan de andere kant van deze tunnel geen uitweg is, zit hij hier voorgoed vast.

Voetje voor voetje baant Trom zich een weg. Hij kan niet eens zijn oren uitzwaaien, zijn slagtanden schuren tegen de wand. De angst dat zijn laatste uur geslagen heeft doet zijn hart razen. Nog nooit is hij zo alleen geweest. Maar meteen na de eerste benauwdheid overvalt hem een gevoel van berusting – er zit niet anders op dan de gang af te lopen tot het eind. Als dit zijn graf wordt, dan wil hij het van achteren naar voren verkennen.

 

Deep coaching

Red Jezelf in Bruciety/19, februari 2045

‘s Nachts droom ik dat Leon en ik op het matje worden geroepen voor onze operatie groene laarsjes. Ook in de loop van de dag verwacht ik elk ogenblik de komst van security. Maar na een poos slijt het gevoel. Het belangrijkste is dat het voor Moona goed afloopt.

‘Wat heb je gedaan, opa?’ vroeg ze ontzet toen ik haar de laarsjes overhandigde.

‘Maakt het wat uit? Je hebt terug wat van jou was.’

‘Waar heb je ze gevonden? Waar waren ze verstopt?’

‘Helemaal nergens. Ik heb ze teruggehaald bij Ziva.’

‘Teruggehaald, bij Ziva? Ben je gek? De hele school zal het weten. Ik kan nergens meer verschijnen.’

‘Dat denk ik niet, meissie. Niemand weet ervan. We hebben het heel subtiel afgehandeld.’

Moona was als de dood. Bang dat Ziva’s ouders voor de deur zouden staan. Bang dat haar image op Pool zou worden beklad. Bang dat ze op teamdag zou worden uitgejouwd of op Krav maga tegen de grond zou worden gekwakt. Maar alles bleef rustig. Ze werd niet bestookt met mobmessages en de banden van haar bike bleven heel.

Er zijn nog meer signalen dat het de goeie kant op gaat. Haar profiel heeft een paar likes gekregen en een leuke jongen, Wendel heet hij, heeft haar een link gepost over een liedjescyclus. Zelf speelt hij keyboard.

‘Iedereen is gek op Wendel,’ zegt Brim. ‘Maar hij ziet die andere meiden niet staan. Alleen Moona, en die doet dan weer of ze zich schaamt.’

‘Dat hoeft nu ook weer niet. Moona, is dat zo?’

Maar Moona heeft zich teruggetrokken onder haar sounddome en jaagt een onzichtbare flux na. Aan het wiegen van haar hoofd te zien wed ik dat ze op een voicekanaal zit. Mooi, het tij is aan het keren. Hoe meer we haar kunnen opkrikken, hoe sterker ze wordt.

Ik ben geen deskundige in succesformules, op die ideeën draait de wereld van G. Laatst kwam er een stel kids met veel bravoure aan de deur voor een crowdfunding. Ze wisten niet waar ze moesten kruipen toen ik mijn stem plaatste. Ik wou dat de pupils meer achtzaamheidstraining kregen, maar ze worden als kleuter al entertainet.light opgejaagd. Hun persoonlijkheid wordt in de kiem gesmoord. Terwijl de kracht in jezelf aanboren iets heel eigens is. Het is dezelfde kracht als die van de cel die zich deelt en zich door niets laat tegenhouden.

Wat zei mijn vader ook weer? ‘Zorg dat je vrij bent, ook onder het juk van de Masters. Wie bang is of niet goed van de tongriem gesneden, belandt onderaan de lat. Maar ik garandeer je, daar wordt onze ziel niet op afgerekend.’

Tja, Joris zweert bij reïncarnatie. Als je ervan uitgaat dat er nog steeds miljarden aardbewoners zijn die daarin geloven, heeft hij recht van spreken. Bovendien is het hiernamaals in de jaren twintigdertig door de interactie van bosondeeltjes in gravitatievelden onomstotelijk bewezen. In zo’n dimensie word je niet afgerekend op wereldse macht of rijkdom, maar op het tegoed op je persoonlijkheidsbalans.




Ineens weet ik hoe ik Moona helpen kan. Haar stembanden zijn zo verknipt door de situatie, dat ze dringend moeten worden herstemd. Net als een analoge piano of een verroeste viool. Waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht? Ik moet haar gewoon weer leren zingen.

‘Zingen maakt haar bewust van haar bovenlaag,’ argumenteer ik bij Diede als de kids naar bed zijn. ‘We staan met een half been in een filterwereld. Zo zal Moona beseffen dat er krachten in en rondom haar zijn die haar leiden, bijstaan en beschermen. Zoals haar oma.’

Diede kijkt bedenkelijk, de materie is wat heavy.

‘Het is niets anders dan een intens gevoel van verbondenheid,’ leg ik uit. ‘Zoals wanneer je overspoeld wordt door geluk. Een punt in je prefontale cortex begint te gloeien. In plaats van hoofdpijn krijg je een roes. Al die synapsen die stroom doorgeven maken je bewust van je ware aard.’

‘Allemaal goed en wel, maar wat heeft dat met zingen te maken?’

‘Zingen krikt je zelfbeeld op. Het is nog altijd niet traceerbaar waarmee je zangstem precies contact legt, maar de factor welbehagen speelt zeker een rol.’

‘Volgens mij gaat dat op voor alle muziek,’ zegt Diede. ‘Ik snap niet goed waar je heen wilt.’

‘Het is heel simpel,’ zeg ik. ‘Als Moona haar gehemelte beter leert gebruiken, zal ze de sterren van de hemel zingen en als de weerga ook zelf gaan stralen als een ster.’

‘Als het dat maar is,’ zegt Diede opgelucht. ‘Zolang er geen nanochips bij te pas komen. Haast je, of Wendel is je voor.’

Op goed geluk bedenk ik een plan. Eerst moet ik het vertrouwen van mijn kleindochter winnen. Ik stuur haar een link naar een bloedmooie music documentary over de toenadering tussen een pianoleraar en een zangpedagoge. Misschien wat moeilijk, maar ze houdt van een uitdaging.

Post me niet altijd van die onzin, reageert ze wereldwijs. Maar op haar history blijft ze op de bewuste page van Lost Data hangen. Wendel vindt het ook puntgaaf, ritst ze een paar uur later. Hij is als een gek beginnen searchen naar analoge Steinways. Of er daar nog van te vinden zijn in Bruregio, vraagt hij.




Ik antwoord dat er in de hekwerkwijken van BruCap vast nog bestaan, maar dat je makkelijker op een oude vleugel of buffetpiano botst in een verlaten academie. Die moeten met een app en wat little bits best te tunen zijn.

Oef, denk ik. Langzaam laten komen. Kinderen zijn niet anders dan volwassenen, die doen meestal ook of ze onbereikbaar zijn. Maar ik weet dat ze wacht op de volgende kruimel brainfood die ik uitstrooi. De volgende dag klopt ze aan bij mijn studio. Ze heeft haar ochtendbreak en ik zit zelf ook wat te niksen.

‘Heb je even, Q? Ik zag dat je lampje op groen stond.’ Verlegen neemt ze plaats op een krukje opzij van de console. ‘Diede heeft gezegd dat je mijn stem wilt coachen. Heb je daar tijd voor? Brim heeft het er altijd over hoe druk je bent met Masters & Disasters.’

‘Daar wil ik best een gaatje voor maken, meid,’ zeg ik, zonder al te happig te willen klinken. ‘De research en de productie zitten er bijna op. Tussendoor moet ik nog een paar oude docu’s over Franse tuinen afwerken, maar dat lukt wel. Jij gaat voor.’

‘Denk je dat je veel werk hebt met mij?’

Ik lach. ‘Wees gerust, Moona, ik heb zo’n idee waarom je gestopt bent met je oefeningen. Ik zal je helpen je stem terug te vinden. Maar je was meer kwijt dan dat. Ik zal je op het spoor zetten naar je ware zelf.’

‘Ik ben de lessen op Tune Express echt ontgroeid,’ zegt ze. ‘Lalala, zet je keel open en laat maar schallen. Wat heb je daaraan?’

‘Een stem coachen is heel wat anders. De bedoeling is dat je je stem beter gaat gebruiken. Daar zijn technieken voor. Maar we zullen het niet te moeilijk maken, OK? Het moet gezellig blijven. Wat dacht je van elke dag een kwartiertje, een halfuurtje als het je bevalt?’

‘Mag het ‘s ochtends vroeg voor de groep? Dan kan ik gelijk mijn stem losmaken.’

‘Voor het ontbijt is ideaal. Straks leggen we ons rooster vast, goed? Eerst zal ik je vertellen wat we gaan doen. Je ID is danig dooreen geschud, dus zullen we je opnieuw leren gronden en houvast krijgen. Dat kan pas als je inzicht hebt in je fysieke zelf.’

‘O. Wat heeft dat met mijn stem te maken?’

‘Alles. Je lichaam bestaat uit vijf denkbeeldige koepels. Met je bekken controleer je hoe je staat. Met je middenrif en je borstkas haal je adem. Daarna komt je gehemelte, daarmee geef je je stem volume. Tot slot is er je schedel, daarin hoor je je eigen stem meetrillen en zo maak je contact met de ruimte.’

‘Ik snap het, je gaat technieken en MO’s uit de yoga gebruiken. Ademhaling en zo.’

‘En tai chi, de basis van martial arts. De idee erachter is dat je een personal dome om je heen zet. Die functioneert als een zesde koepel, waarmee je nare impulsen van buiten tegenhoudt. Tot hier en niet verder. Dit is mijn territorium.’

‘Wow, te gek. Dat leren we niet in de dojo.’

 

Volgende week boort Trom zich een weg door de tunnel onder de Amhetat, tot hij op het eind de Geheime Vallei bereikt. Het lijkt wel Jurassic World, terwijl Quint in 2045 Moona laat zien dat om goed te kunnen zingen haar houding beter moet.

 

Auteursrecht bij SABAM – illustraties Inga Moijson – eigen foto’s

 

take down
the paywall
steun ons nu!