In tegenstelling tot wat Michel Hazanavicius ons met zijn Jean-Luc Godard anno 1968 biopic Le Redoutable (2017) – waar acties en standpunten herleid worden tot vrijblijvend spektakel en collectieve woede-gevoelens verdwijnen achter een rookscherm van individuele relatieproblemen – wil doen geloven zijn mei ’68 beelden niet synoniem met beelden van met rode vlaggen (of boekjes) zwaaiende betogende studenten.
Het meest mythische beeld van mei ’68 is een 9 minuten durende scène uit Jacques Willemonts kortfilm La Reprise du travail aux usines Wonder (1968) waarin een vrouw uit onvrede met het bereikte compromis na de staking in de Wonder fabriek in Saint-Ouen maar blijft schreeuwen dat ze niet terug wil gaan werken. Haar onstuitbare uitbarsting gaat door merg en been. De energie, gedrevenheid en woede van de vrouw (die Hervé Leroux in 1997 opnieuw opzocht voor zijn documentaire Reprise) leveren een beeld op dat blijft nazinderen.
Onvrede en woede
Dit iconisch beeld geeft aan dat de ‘evenementen’ van 1968 zich in Frankrijk niet beperkten tot Parijs, de meimaand en studenten. Lang voor er in de hoofdstad één barricade was opgericht werd het land overspoeld door stakingen. Een van de meest radicale stakingen, die bij textielfabriek Rhodiateca in Besançon, resulteerde in een nationaal gedragen steunbeweging m.m.v. Simone Signoret en … Jean-Luc Godard! Documentairemaker Chris Marker legde de rebelse, utopische geest van de acties vast in Rhodiaceta (1967) en A bientôt, j’espère (1968). Die laatste documentaire verwierf bij studenten een cultstatus en inspireerde hen om de Parijse ‘rive gauche‘ te verlaten en aansluiting te zoeken bij arbeiders.
De Parijse studenten deelden immers een gevoel van onvrede met de stakende arbeiders. De woede die de onderstroom vormde van hun rebellie tegen het systeem borrelde tijdens de acties op. Toch was het eerder de repressie, de ongeziene brutaliteit van de politie die het geweld deed exploderen. In Chris Markers Le fond de l’air est rouge (1977- 2013) zit een krachtige scène waarin een student zegt dat hij gematigd was tot de politie hardhandig optrad. Een fragment dat Marker ontleende aan de documentaire kroniek van de protestbeweging die de Amerikaanse fotograaf en filmmaker William Klein pas tien jaar na de feiten kon uitbrengen.
Klein filmde in Grand soirs et petits matins (1968-1978) de bijeenkomsten, geïmproviseerde debatten, manifestaties, straatrellen en betogingen met een kleine camera. Een fraai staaltje ‘cinéma direct‘ dat in zwart-wit de vinger legde op de dromen, verlangens, misverstanden en barricade discussies van ’68-ers. Zonder de achteraf inzichten die bij Marker een wat vertekend beeld schetsen, ook al spant Le fond de l’air est rouge zich verdienstelijk in om de tijdsgeest en het historische gewricht te duiden.
Cannes ’68 en ’69
Onder aanvoering van de zich letterlijk aan de bioscoopgordijnen vastklampende François Truffaut en Jean-Luc Godard zorgden de Franse Nouvelle Vague cineasten ervoor dat in 1968 de revolte ook het doorgaans wereldvreemde Filmfestival van Cannes bereikte én overspoelde. Ze zorgden voor zoveel opschudding dat het festival vroegtijdig afgebroken werd. De voor de betrokken editie geselecteerde Tsjechoslowaakse filmmaker Miloš Forman (The Firemen’s Ball, One flew over the Cuckoo’s Nest, Amadeus) sympathiseerde met de actie al zag hij, verwijzend naar de Praagse Lente, enige ironie in het feit dat “in Frankrijk de rode vlag werd uitgerold, terwijl wij ze in Tsjechoslowakije net oprolden.”
De filmmakers werden in 1969 ‘beloond’ door het Filmfestival van Cannes met de oprichting van de ‘Quinzaine des réalisateurs’, een nevensectie die meer ging focussen op auteurcinema en tot op heden een podium biedt aan aanstormend én non-conformistisch talent. Tijdens de eerste editie werd een documentaire van Jean-Luc Magneron vertoond die Répression als werktitel had en na het festival op beperkte schaal in een korte en een lange versie werd uitgebracht: Mai 68, la belle ouvrage (1969).
Een meteen controversiële documentaire die quasi onzichtbaar bleef tot Loïc Magneron, de zoon van de regisseur, in 1998 een nieuwe montage afleverde op basis van de zes uren beeldmateriaal gefilmd door zijn vader. Zonder commentaar of toelichting toe te voegen. Het is die versie die zijn bedrijf Wide Management nu, in samenwerking met distributeur Rimini Editions, uitbrengt op dvd in Frankrijk (en die voorlopig dus enkel als import beschikbaar is).
Globetrotter cineast
De regisseur van Mai 68, la belle ouvrage, Jean-Luc Magneron (1935-1977) was een culturele globetrotter. In Frankrijk geraakte hij op jonge leeftijd geïnteresseerd in theaterwetenschappen, wat na een verblijf van enkele jaren als beursstudent in de Verenigde Staten leidde tot de oprichting van het ‘Centre International du Théâtre Experimentale’ en de opvoering van tal van experimentele toneelstukken in Frankrijk, Algerije en de VS.
Parallel startte Magneron in de jaren zestig een carrière als documentairemaker met een focus op culturele, sociologische en etnografische thema’s. Zo besteedde hij aandacht aan de situatie van de Afrikaanse jeugd (Demain l’Afrique, Mumbo Jumbo), Navajo dansrituelen (Danse du serpent), de link tussen voodoo en slavenhandel (Vaudou, entre vivants et morts, le sang) en esoterische martial arts (Kung-fu wu-su).
Leidraad door zijn sterk verschillende interesses – van Arabische dichtkunst over de cultus van de doden tot kung-fu vechtkunst – was fascinatie voor de jeugd. Die dreef de filmmaker naar de Parijse straten toen mei ’68 losbarstte en studenten slaags geraakten met de politie. Met een kleine camera filmde hij in korrelig zwart-wit de confrontaties (de gevelde bomen, gelanceerde rookbommen en brandende barricades) maar legde hij vooral ook dertien getuigenissen vast. Dat materiaal monteerde hij, zonder commentaar en met een beperkte generiek, tot Mai 68, la belle ouvrage.
Een lente van politiegeweld
Mai 68, la belle ouvrage opent met televisiebeelden van president Charles de Gaulle die op 7 juni 1968 de politiediensten feliciteert voor hun professioneel en ‘gematigd’ optreden tijdens ongeregeldheden in de Parijs Quartier Latin. Gebeurtenissen die volgens hem veroorzaakt werden door wat hij omschrijft als “incendiaires, anarchistes brise-tout et autres elements.” Lees: krapuul.
Deze vertrouwd klinkende demonisering laat Magneron volgen door beelden en getuigenissen die een realiteit van brutaal politieoptreden blootleggen. De korrelige textuur van de zwart-wit beelden en de statische interviews ogen gedateerd maar de boodschap blijft, zeker in Frankrijk waar de CRS recent nog universitairen viseerde, actueel: haat, repressie en geweld vormen een gruwelijke cocktail. Zeker wanneer daar cynisme wordt aan toegevoegd.
Ondanks de beloftes van de regering en de verzekering van Paul Grimaud, de prefect van Parijs, dat er beheerst zou worden opgetreden door de ordediensten ging in de praktijk de CRS (het politiekorps Compagnies républicaines de sécurité en France) bijzonder brutaal te werk. Zoals getuigen vertellen aan Magneron, werd de pers vakkundig op afstand gehouden waardoor het beeldmateriaal beperkt is.
Ook Magneron, die zich vaak in het hart van de actie (met name de manifestaties van 23, 24 en 26 mei 1986) bevond, kon slechts onduidelijke beelden schieten waaruit vooral de chaos spreekt. Maar de interviews zijn veelzeggend. Niet enkel de getuigenissen van de gewonden die vanop hun ziekbed spreken over het geweld (een man telt letterlijk zijn gebroken ribben nadat een Gaullistisch commando met een auto over zijn lichaam reed) dat hun verdere leven fysiek en mentaal zal tekenen. Of de verhalen van de door traangas getroffen slachtoffers die hun ogen beschermen achter donkere brilglazen.
Studenten, vrachtwagenchauffeurs, journalisten, toeristen, medici, toevallige passanten en bewoners van de Quartier Latin schetsen een onthutsend beeld van het buitensporig politiegeweld. Het gebruik van traangas, het gericht vuren met rookbommen, het willekeurig en genadeloos matrakkeren van individuen (ook wanneer die reeds weerloos op de grond liggen), het intimideren van verplegers en fotografen, de mishandeling van arrestanten door ‘ontvangstcomités’ in de gevangenissen, verkrachtingen, het met een mes ‘kort’ snijden van het haar van het ‘langharig werkschuw tuig’, hatelijke beledigingen, op hol geslagen agenten, racisme, … Kortom, de waanzin aan de macht.
Beestachtig geweld
Twee woorden keren alsmaar terug in de getuigenissen: ‘haine‘ en ‘bestialité‘. Haat en beestachtigheid. Een student spreekt over “le délire de la haine” en “we dachten dat zoiets kon tijdens de oorlog maar niet in ’68 en in Parijs.” Een andere getuige heeft het over de “sauvagerie” van de CRS. Een wild gedrag dat heel systematisch en manifest gepland (“les gens savaient que la violence était premédité par les forces de l’ordre“) was.
Sommigen zagen agenten van de CRS auto’s in brand steken, anderen zagen agenten studenten tot in gebouwen volgen om ze daar in elkaar te timmeren terwijl nog anderen ensceneringen (met als arbeider verkleedde agenten) en provocateurs zagen, bedoeld om de agenten nog gewelddadiger te maken. Tegelijk wordt door studenten de eigen organisatie geminimaliseerd: er was meer chaos dan organisatie, de studenten waren veel minder goed uitgerust dan de politie en het bestaan van ‘georganiseerde studenten commando’s’ was vooral een legende.
Verhalen en analyses
Mai 68, la belle ouvrage bevat ook “tall tales“, verhalen die misschien wel tè mooi klinken om waar te zijn. Zoals de getuige die zag hoe een agent bij het fouilleren een rode vlag uit de zak van een student viste, die wegstak en de jongeman liet gaan. Uit sympathie of om een aandenken te hebben? De verbeelding van de getuige slaat op hol.
Nog straffer is het verhaal van de student die zag hoe een CRS-er in huilen uitbarstte toen een student hem uitschold. Op zijn vraag waarom de agent huilde ,luidde het antwoord van de student: “Het was mijn vader!” Materiaal voor een filmscenario en daarom ook schijnbaar een achteraf verzinsel. Maar het intrigerende is wel dat deze verhalen in het heetst van de strijd werden opgetekend door Magneron.
Televisiejournalist Julien Besançon, die als live radioverslaggever een belangrijke rol speelde tijdens de manifestaties en confrontaties (en later het boek Les Murs ont la Parole Mai 68 over de legendarische ’68 slogans zou publiceren), slooft zich dan weer uit om ‘objectief’ te blijven (de ‘stem van de rede’) en het geweld van beide zijden te veroordelen. Al moet ook hij toegeven dat het brutale optreden van de politie er ver over was.
Besançons cryptisch taalgebruik anno 1968 is de voorbode van de doofpotoperatie die de volgende jaren zou worden doorgevoerd. De repressie en het extreme geweld werden consequent doodgezwegen. Of, zoals bij recente ‘vieringen’ van ’50 jaar ’68’, bedolven onder een laagje nostalgische melancholie. Geweld gecamoufleerd al ‘botsingen’ (lees: confrontaties met evenredige gewelddadigheid), als een soort romantische coming-of-age-rituelen van de generatie die nu door Nieuw Rechts wordt uitgespuwd als bron van alle kwaad.
Jean-Luc Magnerons Mai 68, la belle ouvrage mag dan geen mijlpaal in de filmgeschiedenis zijn, daarvoor is hij dramatisch en stilistisch te beperkt, de documentaire is wèl een belangrijk historisch document dat een realiteit vastlegt die vergeten dreigt te worden. Soms is tonen alleen al een vorm van protest. Het geheugen kan net als de verbeelding een machtig wapen zijn.
MAI 68, LA BELLE OUVRAGE: regie: Jean-Luc Magneron; Frankrijk, 1969, 117′; fotografie: Robert Lézian; geluid: Antoine Bonfanti; montage: originele versie Eric Bortolotto & voor een nieuwe montage Loïc Magneron; productie: Loïc Magneron voor Wide Management; dvd distributie: Rimini Editions; Info: https://www.facebook.com/rimini.editions/