Trom in de RUZ – afl 10

Trom in de RUZ – afl 10

dinsdag 1 mei 2018 18:45
Spread the love

Vorige keer zorgde een grote vreemde bul voor opschudding in Taalu, nu blijkt dat het dier gewoon om medische hulp komt. Intussen memoreren Quint en zijn collega’s de datacrash van de jaren twintigtwintig, toen de cloud ontplofte en G tegen de opwarming zwaveldioxide in de atmosfeer spoot. Nieuwe volksverhuizingen waren het gevolg, met tal van klimaatvluchtelingen die in de Jungle van BruNorth strandden. De wereld onderging een drastische reset, onderdeel van de continue schokgolf die het Grote Ondernemen over haar uitrolt.

 

Zere tand

uit Nisja’s log De Opstand der Dieren, 2016/10

Atomù weet niet meer precies wat er in zijn kies geschoten is. Hij was gewoon aan een struik aan het rukken toen er zich een scherpe pijn in zijn kaak boorde. Hij is van geen kleintje vervaard, maar toen stond hij wel te dansen van de pijn. Even later was het gevoel geweken, maar zodra hij weer begon te kauwen, waren de scheuten er opnieuw. Sindsdien moet hij het groen langs één kant malen.

Olifanten hebben geen individuele tanden, maar twee rijen kiezen die met de jaren doorschuiven. Die kiezen lijken op een maalsteen, wat typisch is voor herbivoren. Als de eerste versleten is, duwt de volgende die uit hun kaak. Zo hebben ze zes sets, die een na een uitvallen. Omstreeks hun vijfenzestigste is hun laatste op en kunnen ze niet goed meer kauwen. Dan verteren ze het groen slecht en sterven ze van ouderdom – als ze het gehaald hebben zolang.

Dokter Taldis weet dat olifanten soms problemen krijgen met hun tanden. Hij heeft vaak weesjes moeten helpen toen hun eerste of tweede set kiezen niet goed doorkwam. Dat geeft meestal bloederige toestanden, waarbij het dier verdoofd moet worden en hij het met een koevoet en een drilboor te lijf moet gaan.

Wat de kolos voor hem betreft, die moet zo’n dertig jaar oud zijn. Volgend jaar viert de crèche haar dertigjarige bestaan, dus het plaatje klopt. Atomù was een van hun eerste beschermelingen.

‘Zit je met een rotte kies, vriend,’ sust hij terwijl hij op de bul toestapt. ‘Je bent niet goed doorvoed, hè?’

De olifant laat een diepe rommel horen en wappert met zijn oren. Daarna knikt hij heftig met zijn hoofd en tast met zijn slurf het gezicht van de dokter af.

‘Ik weet nog goed dat jij toen je klein was al last had van je tanden,’ zegt die. ‘En je had nog wat anders. Weet je nog dat ik die strik van je poot heb gehaald?’

Het dier stoot een kort, machtig geluid uit. Dokter Taldis klopt hem op zijn slurf.

‘Ja hoor, ik zal er eens naar kijken. Maar je bent wel groot geworden, hè? Daar heb ik een ladder voor nodig.’

Atomù wist dat hij bij zijn oude vriend terechtkon. Hoe heet hij ook weer, met die gekke Europese naam. Hij had zijn slurf extra fijn afgestemd en voorvoeld dat de dokter in de buurt van Taalu zou zijn. Makkelijk, dan hoefde hij niet eens dat eind naar de crèche te lopen.

Ja, hij weet nog dat hij daar met een zwachtel rond zijn poot heeft gezeten. Hij moest zich koest houden, dat was een hele opgave. Maar was de crèche er niet geweest, dan had hij het nooit gered. Hij herinnert zich het spel met zijn zussen, het dagelijkse bad. De onweders waar hij zo van schrok dat hij onder de buik van de dokter probeerde te kruipen – stel je voor.

Hij is op de automatische piloot komen lopen. Van de Geheime Vallei in het midden van het Amhetatgebergte naar de loop van de Mawesi. Hij heeft de grote stad en de dorpen van de zwarte jagers gemeden, dat is hem te link. Ook het pad van andere olifanten heeft hij bewust ontweken. Uiteindelijk bereikte hij achter de rotsen van de grote slenk de omgeving van Taalu. Daar heeft hij ooit zijn eerste passen in het wild gezet. Geduldig wachtte hij op de komst van de dokter. Van een afstand, voor alle zekerheid, want ook al droegen de zwarte tweevoeters onderweg geen vuurstokken, hij blijft liever op zijn hoede.

Plotseling stond hij oog in oog met de witte dokter. Hij was het, geen twijfel aan, ook al was hij ouder geworden, net als hij. Respect. De honderd passen waren symbolisch. Atomù liet hem begaan, hij was tenslotte zijn weldoener. Ook nu er weer zo’n ijzeren doos komt aanrollen, waarop de dokter gaat staan. Hij zou hem met zijn slurf kunnen optillen, maar daar zou hij maar van schrikken.

Hij stelt zijn gevoel in op dat van de dokter, hoe heet hij ook weer – juist, Taldis. Het signaal dat hij terugkrijgt, is gunstig. De man is verrast door zijn aanwezigheid en nieuwsgierig hoe hij hem kan helpen. De andere tweevoeters blijven op een afstand, terwijl het jonge volkje van Taalu op een kluitje samentroept achter de omheining.

Atomù houdt niet van het bekijks, maar hij heeft geen keus. De pijn is niet te harden. Veel hoeft de tand niet meer te hebben, maar hij kan er zelf niet bij. Hij harkt met zijn linkervoet in het stof, om zijn goede bedoelingen kenbaar te maken. De dokter manoeuvreert op zijn rollend platform tot bij zijn kaken, die hij gedwee opent.

‘Ik heb je herkend aan het litteken op je poot,’ zegt de dokter. ‘Als ik je niet uit die strik had gered, zou je je leven lang kreupel zijn geweest. En nu ben je aan het sukkelen met je vierde kies? Tss, rustig maar, ik zal eens kijken.’




Robert Taldis trekt Atomù’s slagtand wat omlaag en steekt zijn hoofd in de mondholte. Blaise bekijkt het consult vanuit de cabine van de Land Rover met grote scepsis. Eén zwiep van zijn slurf, één trap van zijn voet en de olifant rekent met hen af. Maar de dokter weet wat hij doet.

‘Wat is dat toch met jou, hè jongen? Ik ben blij jou te zien, hoor. Maar ik heb het al in de gaten. Die kies is afgebroken en dat stuk wil er niet uit, hè? Daar zit nu een vervelend abces. Hm, ik zal je moeten verdoven, makker. Plaatselijk, hoor. Tenminste, dat zal ik proberen.’

De olifant blaast een lange zucht in het gezicht van de dokter.

‘Wat een stank,’ roept deze naar beneden. ‘Blaise, open mijn tas. Ik zal proberen ‘m plaatselijk te verdoven. Er zit een stuk tand in de weg, geen idee hoe we dat eruit krijgen. We kunnen beginnen met het abces errond open te prikken en te ontsmetten.’

Even later heeft Robert Taldis een spuit in Atomù’s kaak gestoken en staat hij onvervaard aan de rotte kies te sjorren. Makkelijker gezegd dan gedaan, olifantenkiezen zijn enorme vergruizelaars van wel vier of vijf kilo. In dit geval is er nog een stuk van minstens een kilo blijven haken.

‘Brr, dat ziet er niet zo best uit,’ zegt de dokter tegen Blaise als hij lucht komt happen. Atomù wappert met zijn oren, ten teken dat hij moet voortmaken.

‘Ho ho, rustig maar, jongen. Je hebt het nu al zo lang gered, je zult je toch niet laten kisten door die tand? Wacht maar even af. Blaise, reik me de koevoet eens aan. En is de accu van je boor geladen?’

Weer steekt de dokter zijn hoofd in de mond van het dier, dat geduldig zijn kop stilhoudt.




‘Dit wordt echt wel sleuren,’ klinkt het gesmoord vanuit Atomu’s mondholte. ‘Laat dat, vriend, laat me nu met rust met die slurf van je. Ik probeer je zo weinig mogelijk pijn te doen. Blaise, geef me nog eens een beitel en een hamer. En een eind koord. Van die gevlochten nylondraad, heb je dat ergens?’

Even later duwt Robert Taldis Atomù’s slagtand van zich af en springt van de motorkap van de 4×4 naar de begane grond.

‘Nu als de bliksem een oog aan dat koord en dan maken we dat vast aan de lier. Blaise, ga achter je stuur zitten en rij op mijn teken zachtjes achteruit, OK?’

De dokter klopt op Atomù zijn been en wijst dat hij moet blijven staan. Het dier begrijpt hem en zet zich schrap. Blaise rijdt een eind achteruit en laat de kabel voor de terreinwagen vieren. Daarna schakelt hij de motor van de bumperlier in tot de lijn strak staat.

‘Goed, en nu binnenhalen. Atomù, trekken jij, uit alle macht. Trekken zo hard als je kunt.’

Met een knap schiet het stuk kies uit de kaak van de olifant. Atomù deinst achteruit en trompettert van consternatie de wijde omgeving bij elkaar.

‘Ho ho, hier blijven jij,’ roept de dokter. ‘Ik moet je tandvlees nog ontsmetten. En je krijgt een spuit antibiotica om te beletten dat die bacteriën zich verspreiden.’

Atomù blijft rustig staan tot het voorbij is en trompettert dan opnieuw, deze keer van blijdschap. Hij tilt de dokter op met zijn slurf en kijkt hem dankbaar in de ogen. Daarna zet hij hem weer neer en maakt ettelijke keren een buiging. De andere dieren achter de omheining zijn al die tijd muisstil gebleven, maar slaken nu een zucht van opluchting. De oppassers van hun kant klappen in de handen.

‘Mooi gedaan, Blaise,’ zegt de dokter. ‘Onthou dat voor de volgende keer.’

‘Zonder jou zou het nooit gelukt zijn, dokter’, lacht zijn assistent zijn tanden bloot.

Atomù schuift door het rode stof van Taalu langzaam achteruit. Dan keert hij zich om en kuiert de weg af, zijn staart slingerend ten afscheid. Nog even kijkt hij achterom, om een klankstoot te geven op zijn slurf. Daarna verdwijnt hij achter de tamarindes uit het zicht.

Algemene reset

Red Jezelf in Bruciety/10, december 2044

‘Dat was knap’, zegt Brim. ‘Is dat reallife gebeurd?’

‘Reallife? Hangt ervan af hoe je het bekijkt. Lost Data barst van de docu’s waarin ze dieren verzorgen. Ze worden allemaal verdoofd en een zender omgebonden.’

‘Ja, maar een olifant die zijn tand laat uittrekken door een four wheel drive, dat is nieuw,’ zegt Moona.

‘Misschien heeft Nisja het een beetje geromantiseerd. Ik denk dat ze het gehaald heeft uit een safarireeks over een dokter in een wildpark. Het doet er toch niet toe? Ik weet nog dat Magnus het heerlijk vond.’

‘Was dat een grote brok die in Atomù zijn muil zat?’

‘Mond, sufferd. Een olifant heeft een mondholte.’

‘Toch nog een knoert van een kilo,’ zeg ik. ‘En de volgende tand erachter kreeg het ding niet uit de weg. Vandaar dat het beest zo’n pijn had. Zoek het maar op.’




Moona hoeft maar een instructie te geven aan Bloss en meteen projecteert haar asimo een olifantentand in ware grootte op tafel. Het is een serieuze knaap, net een molensteen in het klein, met enorme wortels. Niks om als melktandjes in een doosje te bewaren.

 ‘Als zo’n tand van ivoor was,’ zegt Brim, ‘dan zou je er aardig wat figuren uit kunnen snijden. Dat zou nog iets zijn voor smokkelaars. Vind jij daar niks over, Wage?’

‘Er is genoeg kunststofivoor voorhanden,’ dreunt Brims robot zijn tekst op. ‘Maar de rijke Chinese klant staat nog altijd op ivoor van slagtanden, dat al bijna dertig jaar verboden is. Op de zwarte markt wordt het goedje voor astronomische bedragen verhandeld.’

‘Dus gaat het stropen in Afrika nog altijd door?’

‘Niemand ligt er van wakker als de laatste olifant sneuvelt,’ zegt Wage. ‘Om de bevolkingsexplosie op te vangen, moet de savanne wijken voor woningen en akkerbouw.’

Tot zover de geneugten van deep learning. Het valt me altijd op hoe positief ons opencoursesysteem de zaken voorstelt. Je kunt de kids misschien geen rampenscenario’s voorschotelen, maar het is al net als vroeger in de berichtgeving, toen kreeg je de stem van de oppositie ook amper te horen.

‘Ik zal hem weer moeten herprogrammen,’ moppert Brim, die regelmatig zijn asimo onder handen neemt. Normaal zijn de dingen foolproof en zitten ze hermetisch dicht voor op experimenten beluste vingertjes. Bloss functioneert perfect zoals ze is, maar Brim wil Wage altijd pimpen, zoals hij het formuleert. De keren dat het fout gelopen is en dat hij naar Radboud in de Factory moest, zijn legio.

‘Ach, als het niet goed zit, reset ik hem toch gewoon,’ zegt hij achteloos.

‘Nee, niet weer resetten,’ krijst Wage en hij neemt de wijk naar zijn oplaadstation in de hoek van de kamer, tot groot jolijt van ons allemaal.

Het tafereel schiet me terug naar de late jaren twintigtwintig, toen een onderdeel van een oude Russische kunstmaan een communicatiesatelliet trof. Het incident zelf was je reinste slapstick, maar het had al even grote gevolgen als de oliepiek: een gordel van ruimtepuin trok een verwoestend spoor door de atmosfeer en legde de cloud lam. Toen hebben we vaak onze systemen mogen resetten, de fabrieksinstellingen waren onze enige redding. Ik gooi er een balletje over op bij Matthew Pugh, tijdens een facedial ter voorbereiding van zijn M & over de datacrash.

‘Het gevaar kwam niet van hackers en cybercriminelen,’ zegt Matthew, ‘maar van onze gruttersmentaliteit. De hele sector keerde zich als een duivel in een wijwatervat om zijn verantwoordelijkheid te ontlopen.’

‘En daarbij gingen ze natuurlijk voorbij aan de vraag: wie wordt rijker van de oorlog om de cloud?’

‘Helemaal. De eerste maatregel die G nam, was het concept van open VPN’s herzien. In eigen regio kon je onbeperkt navigeren, maar worldwide betaalde je toegang. Er kwamen meer gesloten netwerken, waar je zonder DNA-profiel niet in kwam. Dat betekende meer beveiliging, maar ook een steeds grotere kloof tussen sociale groepen.’

De datacrash betekende ook een grote sprong voorwaarts voor Lost Data. Alle digitale beeldmateriaal dat niet secure was, ging verloren. Alles van YouTube, maar ook Vimeo van milieu en environment, coverage over dieren en volkeren. Gelukkig hadden sommige docutheken hun voorzorgen genomen en daar was de onze een van.

Een vervelender effect van de crash was dat het moeilijk werd om globale acties te organiseren. Niet alleen voor de grote ngo’s en orgs, maar ook voor kleinere initiatieven als dat van Nisja. Ze had met Elephant Rights bewust ingezet op de digitale markt in Afrika, maar dat terrein ging voor een tijdje op slot. Afrika was sowieso een verdeelde community, met chaotisch mobiel verkeer. Het was onbegonnen werk om dat net te bestrijken.

Het probleem loste zich op toen G een tijd later zijn smerige goedje boven onze hemisfeer de lucht in spoot. Ze hadden de droogte in Afrika ingecalculeerd, maar natuurlijk niet dat Fort Europa bestormd zou worden door een nieuwe golf klimaatvluchtelingen. Toen heeft Nisja haar arena verlegd. Ze ijverde niet langer tegen de stroop van dieren, maar voor de opvang van mensen.

De Vrijhavenunie keek uiteraard de andere kant op, maar je kon die ellende toch niet negeren? Dus trok Nisja, ondanks de repressie, mee de straat op voor de ID-lozen die in Bruregio waren gestrand. Ze hielp bij de distributie van voedsel en bij het regelen van papieren, ze trad op als buddy voor minderjarigen of als beschermengel voor alleenstaande moeders en zocht voor hen een onderdak in talloze gekraakte bedrijfspanden.

Die kantoren, dat is een heel verhaal. Verlaten door multinationals en overwoekerd door oprukkende plantengroei ontstond er een sector die algauw de Jungle van BruNorth werd gedoopt. Nisja betrad de buurt wel nooit alleen. Of het nu Amnesty was of Médecins entre les murs, het Commissariaat-Generaal of Asielplus, nooit opereerde de hulp zonder security. De gemoederen in onze commons in BruNorth waren te explosief.




Midden jaren twintigdertig riepen de Meesters de verloederde researchparken uit tot no-go zone. Telkens als ik van het omroeppark naar huis fiets, passeer ik nog steeds de Jungle. De fietssnelweg is van de voormalige NAVO-gebouwen tot aan de airport aan weerskanten afgezet met een hek. Niet om een gated communitiy te beschermen, zoals in BruCap, maar om legale burgers te vrijwaren. Net of er melaatsen achter zijn ondergebracht.

 Zes jaar geleden, toen een automatisch transport op haar cel inreed, is het Nisja fataal geworden. Een aanslag? De ware toedracht is nooit aan het licht gekomen. Natuurlijk stond ik achter wat ze deed, zelfs Magnus ging met haar mee om foto’s te nemen toen hij cursus liep op de Factory. Hij heeft er Diede leren kennen, die in de verpleging stond. Maar of we gelukkig zijn met wat er is gebeurd? Iedere keer dat Nisja van huis vertrok, telde ik de uren af.

Als invaller voor de Burgerwacht doe ik nog altijd mijn ronde door de Jungle, maar als gewone biker ben ik altijd opgelucht als ik er voorbij ben. Het blijft een beroerde strook, dit no man’s land, hoe lekker dat inductiefietspad ertussen ook rijdt. Als er spanning op zit, tenminste. Security houdt de route permanent in de gaten, maar de incidenten en de stroomonderbrekingen zijn niet te tellen.

‘Was de datacrash ook geen onderdeel van een algemene reset?’ vraag ik aan Matthew, tot slot van mijn call. ‘Onderdeel van een continue schokgolf die de mensheid onderwerpt aan het Grote Ondernemen?’

‘Met paranoïde denken schiet je niet zoveel op,’ antwoordt onze researcher. ‘Zolang we in Bruciety vrij kunnen denken, loopt het wel los. We leven in tijden van desinformatie, maar kijk, Lost Data seint meer dan ooit zijn kennis en informatie in het rond. We doen wat we kunnen: de mensen anders leren denken.’

‘Maar hoelang zal de Burgerlobby zijn zin nog mogen doen, denk je? Wanneer zullen de Meesters ingrijpen en hoe?’

‘Ik wou dat ik een positiever beeld kon ophangen,’ zegt Matthew voor hij oplost op mijn beveiligde lijn. ‘Maar zoals het ernaar uitziet, zal G best nog wat ellende oogsten. Ze hebben ze zelf gezaaid, dus ja, het kan niet eeuwig duren of de orde keert. Ofwel nemen weerbare burgers het heft in handen, of de aarde doet het zelf.’

 

Volgende week: omdat Trom niet meer binnen mag in Taalu, trekt hij naar de kudde van Mater. Europese burgers hadden minder keuze: na de Citycrash van de jaren 2020 kwam de lat voor de meesten veel te hoog te liggen.

 

Auteursrecht bij SABAM – illustraties Inga Moijson – foto olifantenkies Europeana/Museon + eigen foto

 

take down
the paywall
steun ons nu!