Trom in de RUZ- afl 3

Trom in de RUZ- afl 3

dinsdag 13 maart 2018 16:58
Spread the love

Trom in de RUZ is een literaire blog die als vervolgverhaal op De Wereld Morgen verschijnt. Deze week: in het opvangcentrum van de savanne leren de weesolifanten het nulsomspel, waar het leven op aarde zich sinds het begin der tijden mee in stand houdt. Maar niet iedereen houdt zich aan de regels. Zo betrapt Quint zijn kleinzoon Brim met een bedenkelijke game – al kun je zoiets in de verste verte niet vergelijken met de ontelbare rampen die het mensdom op zijn kerfstok heeft. Zoals de droogte in Afrika, waar Magnus, de vader van Moona en Brim, in een satellietcall van getuigt. De toekomst is hard, maar de sfeer in huis blijft niettemin monter en opgewekt.

Het nulsomspel

uit Nisja’s log De Opstand der Dieren, 2016/3

Na een poos in de crèche zijn de weesjes hun moeder vergeten, zo gaan ze op in hun spel. Ze rennen van de ene kant van de kraal naar de andere, tollen over elkaar heen en beuken op elkaar in. Het zijn net speelgoedolifanten zoals ze achter de bal aanhollen. Voor zulke logge dieren spelen ze elkaar bijzonder welgemikte trappen toe.




Na afloop verstrengelen ze doodop hun slurven en gaan als een kluwen liggen uithijgen in het stof. Het is hen niet om het winnen te doen, het gaat enkel en alleen om het spel. Een spel van vrienden onder elkaar, zonder winnaars of verliezers.

Dokter Taldis kijkt glimlachend toe. Hij vergelijkt het fenomeen graag met een begrip uit de economie, zoals dat in zijn jonge jaren gehanteerd werd: het nulsomspel. Het principe dat waar ergens verlies geleden wordt, er aan de andere kant een evenredige hoeveelheid winst wordt gemaakt. Of omgekeerd, als de balans maar in evenwicht is.

Eigenlijk werkt de natuur volgens hetzelfde principe. De leeuw slaat de antiloop, de arend vangt de prairiehond – wat goed is, want zonder rovers groeit het aantal knaagdieren en neemt de kans op besmettelijke ziektes toe. Lange tijd droeg ook de mens zijn steentje tot deze orde bij. Alles had een betekenis, tot de evolutie een vlucht nam, de bevolking explodeerde en de grafieken op hol sloegen.

Tegenwoordig is het nulsomspel de legitimatie voor onevenwicht. Dat de een op de ander vegeteert en ongelijkheid de norm is, is voor de bezittende klasse moreel perfect verantwoordbaar. Intussen draait de aarde dol. Je kunt niet anders dan concluderen dat de mens zonder natuurlijke vijanden een catastrofe veroorzaakt. De aloude regels van het nulsomspel zijn doorbroken.

Voorlopig niets van dat alles hier op de Kitosharanch, stelt dokter Taldis genoeglijk vast. Wat de jonge olifanten spelen, is meer een soort gelijkspel. Misschien tackelen ze elkaar weleens en heeft de een meer balbezit dan de ander, maar het blijft binnen de perken. Wacht tot ze buiten komen, tot stropers jacht op hen maken, tot circusmensen hen met een prikhaak kunstjes leren. Tot de laatste olifant in het wild is geveld. Gelukkig is het nog niet zo ver.




Na het spel is het tijd voor een bad in de Kulyukie. Trompetterend gaan de kleintjes te water en spuiten elkaar kleddernat. Daarna wentelen ze zich in het slijk tot de modder aan hun lijf klit. Van een afstand is het of een partij vissen in een snel opdrogende poel ligt te kronkelen, zo’n gespetter is het.

Vervolgens worden ze geschrobd door de oppassers. Edmund en Amos nemen Maita en Trom onder handen, Julius, Joseph en Hassan de al wat oudere Benji en Amahl, of Rikki en Veyron. Oren, snuit, schonken en tenen, alles krijgt een beurt. Daarna gaan ze opnieuw door de modder, om die aan de wal te laten aankoeken in de zon, als beschermlaag voor hun gevoelige huid.

De oudere weesjes zijn niet meer zo afhankelijk van melk als de jongste. Toch rekenen ze ‘s avonds nog altijd op een toetje. Dan schuiven ze per twee aan voor de fles, een ritueel van welhaast Engelse allure – Malambi was niet voor niets een Brits protectoraat.

Maar als het hun beurt is, zijn ze niet te houden. Gulzig klokken ze de kokosmelk naar binnen, met een spoor van het witte vocht dat langs hun keel druipt. Het lijkt verspilling, maar het intense genot in de ogen van de dieren strijkt alles glad. Net kinderen zijn het, ook al hebben ze rimpels zo diep als de Oost-Afrikaanse Slenk. Tegelijk onthouden ze elk gezicht. Na jaren blijven olifanten elkaar begroeten als oude bekenden. Ze vergeten nooit wie hen kwaad heeft gedaan en niets belet hen om een eeuwigheid later nog de rekening te vereffenen.

Of ze nu al klaar zijn om naar het wild terug te keren is weer een andere zaak. Ze moeten nog zo veel leren wat je alleen in de brousse opsteken kan. Daarom gaan ze, als ze twee jaar oud zijn, op transport naar Taalu. Dat is een droog en desolaat gebied ten zuiden van het Amhetatgebergte, waar weinig Kirim wonen. De omstandigheden zijn er ideaal: tussen de vele solitaire rotsen staan voldoende acacia’s en eucalyptusbomen om van te smullen.

Maar ook Taalu is niet meer dan een sluis naar de wilde natuur. Oudgedienden geven de kennis die zij hebben opgedaan door aan de nieuwkomers, tot die op hun beurt klaar zijn voor de vrijheid. Voor Trom is dat nog verre toekomstmuziek, al krijgt hij alvast een voorsmaakje als het tijd wordt voor Kika om naar Taalu te vertrekken.

Kika is het tweejarige wijfje dat hem zo goed opving toen hij aankwam in de crèche. Ze was naar hem toe komen lopen toen hij briesend van angst in zijn stal werd geleid. Ze had haar slurf tussen de planken gewrongen en hem zachte, rommelende geluiden in de oren gefluisterd. De volgende dag was Trom niet meer van haar zij weg te slaan. En zo was dat meer dan een jaar gebleven.

Maar nu oefent Kika met Rikki en Veyron al dagen om de truck die hen naar Taalu moet brengen te betreden. Het donkere gat van de laadruimte is gemaskeerd met groen. Het lijkt een spel en toch kijkt Trom met lede ogen toe hoe Kika op de treeplank stapt. Hij vertrouwt het niet.

De volgende ochtend schrikt hij wakker van wild getoeter en gebonk. Daar wordt een soortgenoot gedwongen om iets te doen wat hij niet wil. Wanhopig loopt Trom in zijn stal te ijsberen. Wanneer Edmund hem er eindelijk uit laat, is Kika verdwenen.

‘Ik hoop maar dat Trom snel een nieuw vriendje vindt,’ zegt Viv, de vrouw van dokter Taldis.

‘Hij zal zich op zijn beurt wel ontfermen over een jonge pupil,’ stelt deze haar gerust.

‘Ik hoor net dat Kika, Veyron en Rikki goed aangekomen zijn in Taalu,’ zegt Buru, een van de parkwachters. ‘Het welkomstcomité stond hen al op te wachten. Veyron heeft het wat kwaad gehad onderweg, maar verder is de operatie vlekkeloos verlopen.’

‘Dat doet me plezier,’ zegt Robert Taldis. ‘Maar ik had niet anders verwacht.’

‘O ja, de kudde van Mater is gesignaleerd in de buurt van Taalu,’ zegt Buru nog. ‘Dat is altijd een belevenis voor onze logés. Ze ruiken en horen ze van een afstand. Als voorproefje op de vrijheid.’

Masters & Disasters

Red Jezelf in Bruciety/3, oktober 2044

Op een ochtend is Brim druk bezig met gamen en log ik in op zijn I. Hij is een savannespel aan het spelen waarbij een jachtluipaard zo veel mogelijk antilopes moet slaan. Het loopt een beetje harkerig, dus ik vraag hem waar hij het vandaan heeft.




‘Zelf gemaakt,’ zegt hij trots. ‘Ik heb de animatie geüpsampled van de server in de kelder. Er is nog wel nog wat werk aan. De 32K is aardig gelukt, maar de bewegingen zijn een beetje stroef.’

‘Ik dacht even dat je het van het underweb geplukt had. Dat doe je beter niet. Er staan behoorlijke straffen op gewelddadige games. Met een boete komen we er niet af.’

‘Het nulsomspel is toch niet gewelddadig? Het zit in al die ouwe natuurpics. Het zit overal, tot in de worldtrade toe. Dat heb je zelf gezegd.’

‘Dat is wat anders. Kijk gewoon een beetje uit, anders promoot je er het jagen op wilde dieren mee. Daarmee kweek je geboefte.’

‘Daarvoor heb ik een heel ander spel gemaakt,’ zegt Brim geestdriftig. ‘Olifanten stropen. Je kunt kiezen tussen speren of een jachtgeweer. Je moet zo veel mogelijk slagtanden stapelen om ze daarna naar Hongkong te smokkelen. Er liggen overal valkuilen, de nadruk ligt op behendigheid.’

‘Jezus Brim, dat kun je niet maken,’ schiet ik uit. ‘Heb je oma’s verhaal dan niet begrepen? Het gaat om de soort. Er blijven maar een paar honderd olifanten over in Afrikaanse wildparken. Straks vind je er alleen nog in privégardens. Die ook al helemaal out zijn.’

Brim kijkt sip. ‘Doe ik iets fout? Ik wou een ouwe game die ik opgepikt had herschrijven. Anderen in het team maken het veel bonter, met asielen voor passengers en zo. Het is voor een webinar. Ik ga het juist hebben over het uitsterven van de olifant. Wanneer kan ik eens een echte zien? In een ecopark?’

Ik slik. ‘Dat is wat anders. Ik had het verkeerd voor. Goed, als je een mooie talk brengt en een lans breekt voor de dieren in het wild, dan gaan we volgende zomer naar Paris Desire. Dat is het laatste park in de buurt waar ze nog olifanten hebben.’

Waar een dierenverhaal voor het slapengaan toe leiden kan. Ik dacht, Nisja’s log is simpel en rechtlijnig genoeg, ze ging toen al in tegen de terreur van de vloggers. Kunnen de kids er nog wat van leren. Maar kijk, ik word ingehaald door hun technologische ijver. Ook al zit ik zelf elke dag achter de console, ze liggen lengtes op me voor.

‘Die Masters & Disasters die je me gepijpt hebt laat mooi zien hoe alles met elkaar vervlochten is,’ zegt Joris ‘s avonds online. ‘De toplagen in de Metropolitan areas proberen uit alle macht te voorkomen dat we straks met negen miljard rondlopen op aarde.’

‘Geen wonder dat er geen plaats meer is voor wilde dieren,’ zeg ik. ‘Ik probeer het de kids bij te brengen zonder ze al te veel schrik aan te jagen. Dat de mensheid exponentioneel groeit als een virus. Als een plaag van resistente insecten die alles opvreten wat op hun weg ligt.’

‘Het wordt best een interessante reeks. Rampen zetten je aan het denken, het is net of ik weer vijftig ben. Voor die leeftijd nam ik alles klakkeloos aan en stond ik niet stil bij andere denkbeelden of tegengestelde invalshoeken. Ik dacht dat de nieuwe baas of minister hun huiswerk wel hadden gedaan. Daar kun je de kids maar beter tijdig op wijzen. Ik hoop dat niet alleen bloomers als ik naar Masters & Disasters zullen kijken.’

Mijn vader van negentig ten voeten uit. De meeste fossiele energiebronnen zijn gedicht, er staat elke dag lokaal geteeld eten op tafel en nog steeds gaat hij ideologisch tekeer. Niet te geloven, wat had ik een hekel aan zijn betweterigheid toen ik jong was.

‘Ik heb alle politiek-economische systemen uit de geschiedenis op een rijtje gezet,’ gaat hij onverstoord verder. ‘Zowat overal wordt winst najagen tot een moreel goed verheven. Telkens opnieuw leidde dat tot een ramp en toch hees de volgende generatie het idee overnieuw in een fris jasje. Binnen de kortste keren stonk het weer als de oksel van een bouwvakker.’

Ik herinner me als de dag van gisteren de raadselachtige boeken op zijn bureau. Duizenden bladzijden dundruk gehuld in lelijke kaften. Toen ik erin bladerde, was het of ik zwarte magie las. Maar intussen zijn we zoveel jaar verder en moet ik hem gelijk geven.

‘Je mag niet vergeten dat de economie de politiek ontmand heeft,’ zeg ik. ‘Nu overal ter wereld de zakenwereld het roer heeft overgenomen, is het evident dat het evenwicht zoek is.’

‘Precies. Het klimaat dat ons met ziekte en pandemie slaat, al die vuile oorlogen en vuile revoluties, het grote gelijk dat iedereen tegen elkaar opzet, het zijn allemaal triggers van een op handen zijnde wereldbrand. En nog altijd niemand die het merkt.’

Tot zover de laatste berichten van aan zee. Nu ja, Joris was dan ook een vakbondsman, nog een geslacht dat van de aardbol verdwenen is. Maar ik ben het niet in alles met hem eens. In een deeleconomie als Bruciety zijn er nog altijd tekenen van sociaal reveil. Freelancers in de care, vrijwilligers die een voedselbank runnen, een regionale lobby die met een investeringsfonds open onderwijs creëert, initiatieven als onze Masters & Disasters die openlijk de retoriek van de Havenmeesters doorprikken… Het is misschien tegen beter weten in, maar de mensheid is een taai ras.

‘Q, Magnus op de I,’ schreeuwt Brim door mijn headset. ‘Snel, hij heeft weinig bandbreedte.’

Ik moet hem echt eens op het hart drukken dat hij me niet zo aan het schrikken mag brengen. Haastig loop ik naar beneden. De calls van Magnus zijn kort en precair, dus beleven we ze samen, met zijn allen in de woonkamer. Door de delay verloopt het gesprek vaak nogal chaotisch.

‘Nee, Diede is nog op ronde,’ hoor ik Moona zeggen als ik de keuken binnenkom. ‘Voor negenen is ze niet thuis.’

‘Jullie mam heeft het niet makkelijk,’ komt Magnus’ antwoord even later. Altijd vreemd, zo’n avatar uit een ander continent in huis. Hij ziet er moe uit, maar zijn gezicht klaart op als ik in zijn blikveld verschijn. ‘Ha, daar heb je Q. Alles goed, ouwe?’

‘Het gaat voor de wind, zoon. En bij jou in Kenia?’




‘Net over de grens is het een puinhoop. In Monduli, tussen Mount Meru en de Ol Doinyo Lengai. Ik ben blij dat ik terug in het kamp ben.’

 

‘Dat is de Berg van God in de taal van de Maasaï,’ zegt Brim. ‘Dat heb ik opgezocht voor mijn talk.’

‘Klopt, jochie, maar ik denk niet dat het God is die de mensen hier straft. Daarvoor is het te verschrikkelijk.’

‘Is het werkelijk zo erg?’ zegt Moona, die een bezorgde tiener aan het worden is.

‘Je weet dat ik hier een reportage draai over de droogte. Over de waterwinningsprojecten van de Westerveld Trust, van Lake Victoria tot in Amboseli. Maar die vulkaanuitbarsting heeft al het veldwerk tenietgedaan. G wil er munt uit slaan, dus nu wordt de toestand pas echt schrijnend. Dat hadden…’

Midden in zijn woorden bevriest Magnus. Sinds de fiber opgeblazen is werken we weer met de satelliet. Vast een slechte zonnefilm, er had in 2039 al een nieuwe gelanceerd moeten worden.

‘Je valt weg, Magnus,’ zeg ik. ‘Stuur je me straks nog beelden door?’

‘Ik heb een extra verbinding vannacht tussen een en twee,’ zegt hij als hij weer in beweging komt. ‘Morgen heb je ze bij je ontbijt. Hou je vast, het is niet mals. Hebben jullie nog iets voor mij, kids?’

‘Jahaa pap, wanneer kom je terug?’ roept Brim.

‘Zo gauw mogelijk, al kan het nog even duren. Alle Airlanders zijn voorbehouden voor de hulpverlening, maar ik doe wat ik kan. Hou jullie taai en aardig zijn voor elkaar.’

Moona stuurt een handkus naar het uitdovende hologram van haar vader. Het gebaar van mijn kleindochter raakt me tot in mijn ziel.

Volgende week in aflevering 4: Trom vertrekt uit de crèche en Moona wordt opzijgezet door haar vriendin Ziva – emotionele toestanden waar volgens Masters & Disasters het primitieve brein verantwoordelijk voor is. 

take down
the paywall
steun ons nu!