Analyse -

De genderpensioenkloof en “de sleutels van de emancipatie”

Vrouwen hebben in België gemiddeld 34 procent minder pensioen dan mannen. Een akelig cijfer, zo stelt Kim De Witte. En vooral, het kan écht anders. Dat bewijzen de voorbeelden uit het buitenland.

maandag 12 maart 2018 11:22
Spread the love

“Vrouwendag is er ook voor mannen”, schrijft vicepremier Alexander De Croo (Open Vld) naar aanleiding van de Internationale Vrouwendag op Knack. Op de index voor de gendergelijkheid van het World Economic Forum tuimelde ons land behoorlijk naar beneden, van een weinig benijdenswaardige 20ste plaats naar een nog minder benijdenswaardige 31ste plaats. “Een daling die vooral te wijten is aan minder gelijke kansen op de arbeidsmarkt en in de politiek” erkent De Croo, gevolgd door een oproep naar de mannen om de vrouwen meer kansen te geven.

Ik probeer een progressieve man te zijn. Ik zie de gelijkheid tussen man en vrouw onder meer als een gelijkheid waarbij mannen zich net zoveel als vrouwen engageren in huishoudelijk werk en in het grootbrengen van de kinderen. Dat vertrekpunt stond en staat niet ter discussie, noch bij mijn ouders, noch bij mij en mijn vriendin. In de praktijk is dat vaak lastig. Je moet opboksen tegen tal van vooroordelen en systemen die de ongelijkheid installeren. Ik wil meer moeite doen als man, maar Vrouwendag is er toch ook voor onze regering? Naast ronkende verklaringen zie ik veel maatregelen die de ongelijkheid vergroten. Op vlak van de pensioenen is dat schreeuwend.

De genderpensioenkloof: een akelig cijfer

Vrouwen hebben in België gemiddeld 34 procent minder pensioen dan mannen. Een akelig cijfer. Niets kan het billijken. Vrouwen worden voor wat ze in hun leven presteerden met een kluitje in het riet gestuurd. Ze moeten het met een ondermaats pensioen stellen. Een kwart van de vrouwen in ons land heeft geen 750 euro pensioen per maand. Meer dan de helft heeft geen 1.000 euro pensioen per maand.

De kloof is inderdaad een spiegel van de ongelijkheid op de werkvloer. Vrouwen werken veel deeltijds: 44 procent is dat bij ons. Niet omdat ze dat per se willen of ervoor kiezen, maar omdat er vooral aanbod is van deeltijdse banen. Ons land telt 162.000 onvrijwillig deeltijdsen en dat cijfer is vrouwelijk. Vaak zijn het alleenstaande moeders met kinderen.

In plaats van daar een mouw aan te passen, opteert de regering-Michel met haar Zomerakkoord van 2017 voor goedkopere flexi-jobbers. Sociale secretariaten rekenen ons voor: een normaal contract kost minimum 12,68 euro per uur, een flexi-job slechts 9,88 euro per uur. De rekening is vlug gemaakt. De voorkeur zal gaan naar de goedkoopste en meest flexibele arbeidskrachten. Pech voor wie hoopt op een meerurencontract.

Deeltijds werken is dikwijls de enige mogelijkheid om gezin en arbeid te combineren, zeker als tegelijk de “prijs” van een voltijdse baan door de bijkomende kosten voor de kinderopvang te hoog is. Vrouwen besteden immers veel meer tijd dan mannen aan huishoudelijk werk: de was en de plas, voeden en opvoeden, mantelzorg, psychische ondersteuning van huisgenoten en familieleden… Ze spenderen 8,5 uur per week meer aan huishoudelijk werk en nog eens 1,5 uur per week meer aan kinderzorg en opvoeding. Van de Open Vld hoor je dat deeltijds werken een vrije keuze van vrouwen is. Maar keuzes botsen altijd op de grenzen van het sociaaleconomisch kader en van de culturele evidenties. Als de arbeidsmarkt ongelijk is en het rollenpatroon de zorgtaken naar vrouwen blijft toeschuiven, waar is dan de vrije keuze?

Vrouwen onderbreken hun loopbaan veel vaker, bijvoorbeeld voor zorg- en opvoedingstaken. Zeven op de tien vrouwen nemen ouderschaps- of zorgverlof, tegenover drie op de tien mannelijke collega’s. Door de verschillende onderbrekingen bouwen vrouwen een loopbaan op die korter is dan bij mannen en dat voel je uiteraard in de pensioenberekening. Negen op de tien vrouwen halen niet het aantal voorgeschreven beroepsjaren, inclusief de gelijkgestelde periodes, voor een volledig pensioen. Bijna vier op de tien vrouwelijke gepensioneerden hebben geen 30-jarige loopbaan en bijgevolg ook geen recht op een minimumpensioen.

Vrouwen zijn ook minder actief in “mannensectoren” met hogere lonen. Ze verdienen, ondanks het principe van gelijk loon voor gelijk werk maar liefst twintig procent minder dan de mannen. Ze werken in sectoren waar bedrijfswagens, winstpremies, aanvullende pensioenen of aandelenopties niet tot het standaard loonpakket behoren. Tellen we die extralegale voordelen mee, dan loopt de loonkloof op tot 40 procent. Maar ook dat is de regering geen zorg. Ze maakte het met het Zomerakkoord voor de bedrijven fiscaal aantrekkelijker om winst uit te delen aan het personeel.

De OESO, nochtans een aanjager van die afbouw, waarschuwt: “De jonge generaties zullen op pensioenleeftijd het hoofd moeten bieden aan grotere risico’s van ongelijkheid. Voor de generaties vanaf 1960 zal de ervaring van de oude dag dramatisch veranderen. Door de kleinere omvang van de gezinnen, de grotere ongelijkheid van de werksituaties en de besnoeiingen op de pensioenuitkeringen gaan sommige groepen een grote kans lopen op armoede.”i

Hoe gaan we dat oplossen? De wettelijke pensioenen verder afbouwen en de pensioenbescherming privatiseren, zoals voormalig pensioenminister Alexander De Croo deed en deze regering doet? Of de wettelijke pensioenen versterken en de discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt compenseren? Nuttig om eens een kijkje te nemen naar de ervaringen in het buitenland.

“De sleutels van de emancipatie”

Duitsland is houder van een triest record: de vrouw heeft daar gemiddeld niet half zoveel pensioen als de man. De experts van het WSI-instituut in Düsseldorf kwamen tot de bevinding dat Duitse vrouwen niet alleen bij de wettelijke pensioenen, de eerste pijler, slechter uit de bus komen dan mannen, maar ook bij de bedrijfspensioenen en de private pensioenverzekeringen. Tel je de inkomsten uit de drie pijlers samen, dan is de uitkomst een pensioenkloof van 53 procent.ii

Opmerkelijk, wie alleen naar het wettelijk pensioen kijkt, de eerste pijler, ziet een kleiner verschil: 45 procent. Maar bij de bedrijfspensioenen, de tweede pijler, loopt het verschil op tot 60 procent. De uitkeringen voor mannen – gemiddeld 574 euro per maand – zijn daar bijna drie keer zo hoog als de circa 200 euro voor de vrouwen. Bovendien heeft maar 7 procent van de vrouwelijke gepensioneerden een bedrijfspensioen, tegenover 26 procent van de mannen.iii

De bedrijfspensioenen hebben de kloof helemaal niet gedempt maar juist uitgediept, zo besluiten de experts van het WSI: “Het driepijlerstelsel heeft niet alleen niet bijgedragen aan de afbouw van het genderonderscheid. Het heeft de kloof alleen maar versterkt. Daarmee dringt zich een herbezinning op over een wettelijk pensioen dat het behoud van de levensstandaard verzekert, ook al omdat dat wettelijk pensioen duidelijk minder beheerskosten meebrengt dan de huidige deels geprivatiseerde pensioenverzekering.”iv

De kampioen van de geprivatiseerde pensioenverzekering Swiss Life voerde een grote campagne in Duitsland, specifiek gericht op vrouwen. “De sleutels van de emancipatie”, zo luidde de campagne. Vrouwen hebben volgens de topaanbieder van private pensioen- en levensverzekeringen alle kaarten in handen om zelf hun toekomst te veranderen. Welke zijn die kaarten? Meer persoonlijk initiatief, een andere mentaliteit. “De vrouwen zouden meer vooruitziend moeten zijn dan vandaag,” onderstreept Mattias Wald van Swiss Life , “Willen zij onafhankelijk en in volle vrijheid leven tijdens hun pensioen, dan moeten ze hun financiële planning in handen pakken.”v Schuift de man van Swiss Life hier de schuld in de schoenen van de slachtoffers? Zijn die te nalatig, te nonchalant? Of betrappen we hier een sluwe vos die de feministische passie preekt om zijn waar van pensioenspaarrekeningen aan de vrouw te brengen?

Swiss Life schakelt alvast de diensten in van een zelfverklaarde selfmade vrouw uit München, de financiële adviseur Helma Sick. “70 procent van de vrouwen in Duitsland spaart niets of minder dan 50 euro per maand,” meldt Helma Sick. Ze vindt dat verschrikkelijk! Vrouwen moeten van jongs af sparen en blijven sparen, gebiedt ze.vi Dat veel vrouwen daar geen budget voor hebben, wuift ze weg: “Ik zie elke dag jonge mensen, hoe ze hun coffee to go slurpen en bij de bakker staan aan te schuiven voor hun belegd broodje. Wie zijn/haar brood niet zelf moet smeren, die kan het niet slecht gaan. Ik geloof niet dat er bij de jonge mensen geen geld is, als ik zie waaraan zij het uitgeven. De vraag is maar: waar leg je je prioriteiten?”vii

Ernstige onderzoekers van de genderpensioenkloof spreken deze Helma Sick tegen. Zo zegt Christina Klenner van het WSI: “Net voor vrouwen geldt dat zij pensioenverlies in de eerste pijler nauwelijks elders kunnen compenseren.”viii Maar Swiss Life zwijgt in alle talen over de studie van het WSI-instituut. De privéverzekeraar wil het publiek wijsmaken dat privé pensioensparen een “sleutel van de vrouwenemancipatie” zou zijn. Dan breng je natuurlijk geen studie ter sprake die aangeeft hoe contraproductief het is de genderpensioenkloof met meer private pensioenverzekeringen aan te pakken. Dan leg je het argeloze publiek liever in de luren door maar één enkel Duits cijfer naar voor te schuiven: de vrouw heeft gemiddeld niet half zoveel pensioen als de man. Je laat daarbij onverstoorbaar in het midden of dat cijfer op de genderkloof in de eerste pijler slaat, dan wel op de kloof in de drie pijlers samen. De wereld wil bedrogen worden, niet?ix

De genderongelijkheid opheffen kan je niet overlaten aan private verzekeraars. Genderongelijkheid moet één van de centrale impulsen zijn voor een nieuw sociaal pensioenbeleid.

Op verkenning in Denemarken, Nederland en Oostenrijk

Tegen alle neoliberale tegenwind en tegenkanting in vinden we op het continent initiatieven, bouwwerven en eerste realisaties die de contouren uittekenen van een pensioen van de toekomst zonder genderkloof. We bekijken er een paar die het meest in het oog springen.

Denemarken heeft zowat de kleinste genderpensioenkloof in Europa: 7 procent. Dat heeft veel van doen met de manier waarop het pensioen berekend wordt. Heb je in Denemarken een doorsnee loon gehad, dan bedraagt je pensioen gemiddeld 80 procent ervan. Maar verdiende je slechts de helft van het doorsnee loon, dan krijg je een pensioen van wel 110 procent van je loon. Dan ligt je pensioen dus hoger dan je vroegere loon. Voor wie anderhalf maal het doorsnee loon verdiende, ligt de vervangingsgraad dan weer lager: 70 procent.x

Hier compenseert het pensioen slechte inkomenssituaties. Dat is één verklaring voor de kleine genderpensioenkloof in het land van de zeemeermin. Een tweede verklaring ligt hierin: het Deense pensioenrecht houdt beter rekening met time-outs en tijdelijk kortere werkweken omwille van de kinderen. Door die periodes voluit te laten meetellen in de pensioenopbouw vermijdt men dat er gaten ontstaan en blijft het pensioen op peil.

Het bevallingsverlof telt er achttien weken – in vergelijking met de vijftien weken bij ons – zonder inkomensverlies. Er is ook een vaderschapsverlof van twee weken aan het normale loon. Daarnaast hebben Denen recht op 32 weken ouderschapsverlof, vrij te verdelen onder de partners, tot de kinderen 48 weken oud zijn.

Ten derde heeft Denemarken ook met verve de breedst uitgebouwde kinderopvang van Europa. Dat heeft een weerslag op de pensioenen omdat vrouwen daardoor gemakkelijker aan de slag blijven in hun job en op die manier hun pensioenrechten blijven opbouwen. Per honderd kinderen onder drie jaar zijn er maar liefst tachtig opvangplaatsen, meer dan dubbel zoveel als bij ons. Kinderopvang wordt er beschouwd als een recht, voor ouders, maar ook voor kinderen. Die komen overdag bij de oppasmoeder in huis. De oppasmoeder is in loondienst van de gemeente. De ouders betalen een ouderbijdrage van maximum een kwart van de kosten, meestal direct aan de lokale overheid.

Deze opvang richt zich op een combinatie van zorg, spel en educatie. Via een board hebben ouders een belangrijke rol in het toezicht op de voorzieningen.
Ook voor kleuters is er een brede opvang. Vanaf drie jaar zijn er allerlei voorschoolse voorzieningen. Schoolgaande kinderen maken bijna allemaal gebruik van buitenschoolse opvang. In Denemarken zijn dat vrijetijdscentra op school. Over het algemeen gaan bijna alle kinderen dagelijks naar de opvang, gedurende het hele jaar.

Tot slot participeren veel meer vrouwen op de arbeidsmarkt. Wel 72 procent van de Deense vrouwen in de actieve leeftijd is effectief aan het werk, meer dan twee derde daarvan in een fulltime baan. Het aantal deeltijdsen blijft er verder dalen. Dat is een vierde reden waarom de genderkloof daar zo laag is.

Tegenover Denemarken staat Nederland: hier loopt de genderpensioenkloof op tot 43 procent en dat cijfer heeft alles van doen met de grote verschillen tussen mannen en vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het land van oranje is wereldkampioen parttimen: driekwart van de werkende vrouwen werkt er partieel. Bij slechts één op de zes Nederlandse koppels met kinderen werken man en vrouw evenveel uren. Bijna de helft van de ouders houdt een traditioneler model aan: de man heeft een baan, zijn vrouw een baantje. Daarnaast is er een loonverschil van 16 procent tussen mannen en vrouwen.

Nederland heeft een bevallingsverlof van zestien weken met een volledig vervangingsinkomen, maar amper twee dagen betaald vaderschapsverlof. Kinderopvang is in Nederland zo duur dat het dikwijls niet meer loont nog te gaan werken.

Eén kindje drie dagen in de week in de opvang kost je gemiddeld 702 euro per maand.xi De meeste crèches zijn commerciële bedrijven. Smallsteps bijvoorbeeld vangt in 250 vestigingen 25.000 kinderen op. Eigenaar is het investeringsfonds HIG Capital, met een slordige 24 miljard dollar in portefeuille.xii Snelle winst is dan de missie en dus wordt de kinderopvang duur. Die aanbieders met winstoogmerk mijden en verlaten woonwijken met veel lage inkomens. Geen wonder dat maar goed een derde van de kinderen naar de opvang gaat. En daar betalen de moeders de prijs voor. Ja, er loopt een rechte lijn van onbetaalbare kinderopvang naar deeltijds werk en naar lage pensioenen voor vrouwen.

We eindigen in Oostenrijk. Daar zijn de pensioenen naar Belgische maatstaven paradijselijk hoog. We hebben daar al bij stilgestaan met de vraag waarom Oostenrijk kan wat wij niet kunnen (zie http://www.knack.be/nieuws/belgie/de-pensioenen-onbetaalbaar-waarom-lukt-het-in-oostenrijk-dan-wel/article-opinion-905509.html). De pensioenen in Oostenrijk liggen 50 procent hoger dan bij ons, zowel voor vrouwen als voor mannen. Een uitmuntend resultaat, met één werkpunt: de grote pensioenkloof van 42 procent tussen mannen en vrouwen afbouwen.

De Oostenrijkse Arbeiterkammer, die de belangen van de gepensioneerden behartigen, zijn ervan overtuigd dat de weg om de genderpensioenkloof te dichten loopt via meer goede arbeidskansen. Want ook hier werken te veel vrouwen deeltijds: 47 procent, vaak in precaire baantjes.

Om die arbeidskansen voor vrouwen te verbeteren zijn er onder druk van de Arbeiterkammer drie structurele werven opgezet. De eerste werf was die van een sterke, brede kinderopvang voor peuters. Ten tweede bouwde men een complex geheel van allerlei varianten van Elternkarenz, ouderschapsverlof uit. Het populairst is de lange variant van 30 maand plus 6 maand waarbij de twee partners een deel van het ouderschapsverlof nemen, al gaat deze variant met meer loonverlies gepaard dan de variant van 12 plus 2 maand, waar je 80 procent van je loon behoudt. We noteren daardoor de laatste jaren een stapsgewijze stijging van het vaderschapsverlof.
Derde werf: er kwam ook een Elternteilzeit, een ouderschapsdeeltijds, tot het kind zeven jaar is. De werktijd wordt daarbij met minstens twintig procent ingekort. In het Oostenrijkse pensioenrecht tellen voor het opvoeden van een kind vier time-outjaren als gelijkgestelde periode.

Het pensioen is natuurlijk niet het enige dat de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen uitmaakt. Er zijn vele punten, die we allemaal moeten vastpakken. Het pensioen is één punt. En in plaats van de vrouwen in deze tegen de mannen op te zetten, zoals vicepremier De Croo doet, moeten we ook naar boven kijken. Wat Open Vld, N-VA en CD&V beslissen gaat de lage pensioenen voor vrouwen niet verhogen. Integendeel, het gaat ze verder verlagen. En daar moeten mannen én vrouwen samen op reageren. Dat is mogelijk, zoals de Dichter des Vaderlands Charles Ducal schreef in ‘Rode Bloemen’. Niemand “daarboven, waar men leeft in overvloed” vraagt zich af “hoeveel een rug kan dragen”. Maar als we de krachten verenigen, “zullen de heren hogerop dan eindelijk niet horen dat het beneden zo niet langer werkt?”

Noten
i OECD, Population ageing and rising inequality will hit younger generations hard, Press release 18 oktober 2017.

ii Alexandra Wagner, Christina Klenner en Peter Sopp: ‘Alterseinkommen von Frauen und Männern’, WSI Report Nr. 38, december 2017.

iii Christina Klenner, Peter Sopp en Alexandra Wagner, ‘Grosse Rentenlücke zwischen Männer und Frauen’, WSI-Report Nr. 29, 6/2016, p.10.

iv Christina Klenner, Peter Sopp en Alexandra Wagner, ‘Grosse Rentenlücke zwischen Männer und Frauen’, WSI-Report Nr. 29, 6/2016, p.20.

v www.swisslife.com/fr/hub/les-cles-de-lemancipation, 2017.

vi www.swisslife.com/fr/hub/lecart-de-rente-chez-les-femmes-idees-pour-le-reduire, 3 januari 2018.

vii Süddeutsche Zeitung, 13 april 2016.

viii www.gesis.org/cews/news-events/detailanzeige/article/altersversorgung-frauen-haben-das-nachsehen/, 18 december 2017.

ix www.swisslife.com/content/internetrel/com/de/hub/selbst-ist-die-frau, 2017, en www.swisslife.com/fr/hub/les-cles-de-lemancipation, 2017.

x OESO-cijfers van 2017. Zie ook Florian Blank en Sonja Blum: ‘Kindererziehungszeiten in der Alterssicherung – Ein Vergleich sechs europäischer Länder’ WSI Working Paper Nr. 209, Düsseldorf, februari 2017, p. 12-15.

xi http://gemiddeldgezien.nl/gemiddelde-kosten-kinderopvang.

xii ‘Ga er maar van uit dat kinderopvang duurder wordt’, NRC 17 november 2017.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!