Het is één van de merkwaardigste mediaframings van het afgelopen jaar. 2016 was het jaar dat het rechtspopulisme electoraal doorbrak met de Brexit en de overwinning van Trump. Met enige angst werd uitgekeken naar de verkiezingen in Nederland en Frankrijk. Maar toen bleek dat Geert Wilders zijn verkiezingsvehikel wel groeide maar niet de grootste werd en dat Marine Le Pen wel meer dan één derde van de Fransen kon verleiden maar geen presidente werd, ging er een zucht van verlichting door de mainstream. Het rechtspopulistische gevaar was geweken, de golf was gestopt.
Dat Wilders sowieso zo goed als geen kans maakte om in een regering terecht te komen en dat geen enkele peiling Le Pen ook maar in de buurt van 50 procent had gebracht, maakte niet uit. Die roes zorgde er ook voor dat over het hoofd werd gezien dat in Nederland met Baudet al een nieuwe generatie extreemrechtse populisten opgestaan was en dat premier Rutte een rechtspopulistische campagne voerde.
Zeven maanden na de Nederlandse verkiezingen haalde de extreemrechtse FPÖ 26 procent van de stemmen in de Oostenrijkse parlementsverkiezingen. De piepjonge nieuwe bondskanselier, Sebastian Kurz van de ÖVP, zag er geen graten in om de zusterpartij van het FN en het Vlaams Belang op te nemen in zijn nieuwe regering.
Christian Strache werd vice-kanselier. Zijn jonge jaren bracht hij door in neonazikringen. In een interview zei hij ooit dat hij niet uitsluit dat er beelden bestaan waarop hij de nazi-groet uitbrengt. De FPÖ haalde de twee ministerposten binnen die te maken hebben met gewapende en geüniformeerde troepen: Binnenlandse Zaken en Defensie.
In Oostenrijk is dat een primeur. Sinds zowel het leger als de politie in 1934 op betogende arbeiders hadden geschoten, probeert men die twee posten aan verschillende partijen te geven. FPÖ levert ook nog de minister van Buitenlandse Zaken.
Het regeerprogramma van de bruine coalitie bezorgt je rillingen, maar biedt tegelijk weinig verrassingen. Hier en daar hoor je zelfs een echo van het beleid van onze door N-VA gedomineerde regering. Zo worden de arbeidsregels versoepeld. Voortaan ‘mogen’ werknemers 12 uur per dag en 60 uur per week werken. Werkloosheidsuitkeringen dalen in de tijd en er komt een limiet van 1.500 euro per maand op de uitkeringen die een gezin kan cumuleren. De regering belooft dan weer wel de laagste pensioenen te verhogen.
Vluchtelingen krijgen het hard te verduren in het regeerprogramma. Asielzoekers moeten bij aankomst in het land al hun geld en hun computers of smartphones afgeven. De overheid krijgt het recht om heel hun sociale media-verleden te scannen. Zolang ze op een uitspraak wachten, krijgen vluchtelingen ook een arbeidsverbod. Erkende vluchtelingen krijgen een veel lagere uitkering: 520 euro per maand in plaats van 820.
Human Rights Watch maakt zich ook zorgen over de islamofobe paragrafen in het regeerprogramma. In de ‘strijd tegen de politieke islam’ wil de regering crèches, scholen en culturele instellingen sluiten die ‘een islam belijden die vreemd is aan de Oostenrijkse waarden’. Er komen ook financiële sancties voor Oostenrijkse mensen van kleur die zich niet volledig integreren in de Oostenrijkse cultuur.
Op de nieuwe regering werd bijzonder lauw gereageerd. In 2000 kwam FPÖ een eerste keer aan de macht. Louis Michel, de vader van de Belgische premier, riep toen op om Oostenrijk te boycotten door voor de skivakantie een andere bestemming te kiezen. In de hoofdstad Wenen kwamen tienduizenden mensen uit heel Europa betogen.
De nieuwe Oostenrijkse regering wil aansluiting zoeken bij de rechtspopulistische geestesgenoten die in de Oost-Europese landen als Polen, Tsjechië en Hongarije aan de macht zijn. De Hongaarse premier Orban verkondigt dat God hem een leidende rol heeft toebedeeld in de verdediging van een christelijk Europa. Al maanden voert hij een antisemitische campagne tegen miljardair Soros die ngo’s zou financieren om ‘het mono-etnische Europa kapot te maken’.
In zijn kersttoespraak riep hij op om het christelijke Europa te zuiveren van de islam. “We willen niet dat onze vrouwen en onze dochters worden lastiggevallen op nieuwjaarsavond. Zij willen dat we ophouden te zijn wie we zijn. Ze willen dat we degenen worden die we niet willen zijn. Ze willen dat we ons mengen met mensen uit een andere wereld, en onszelf veranderen om diversiteit probleemloos te maken.”
Orban en co zijn alvast van plan een front te vormen. De Europese Commissie lanceerde eind vorig jaar een uitzonderlijke strafprocedure tegen Polen, omdat de regering in Warschau volgens haar de onafhankelijkheid van het gerecht probeert te ondermijnen. De Hongaarse regering dreigde al haar veto te gebruiken tegen elke mogelijke sanctie.
Dit jaar kan het front nog wat groter worden. In Italië staan er begin maart nieuwe parlementsverkiezingen op de agenda. De regerende PD van premier Renzi riskeert een afstraffing. In de peilingen staan het rechtspopulistische 5-sterren en Forza Italia dat een alliantie aanging met de fascisten van Lega Nord hoog bovenaan.
De rechtspopulistische golf blijft niet tot het Europese continent beperkt. In Brazilië lijken de verkiezingen uit te draaien op een tweestrijd tussen de linkse Lula en de reactionaire Bolsonaro. Die laatste schaamt zich niet om het militaire regime dat in de jaren 60 linkse tegenstanders martelde en vermoordde op te hemelen. Als Lula later dit jaar opnieuw veroordeeld wordt, ligt het veld helemaal open voor Bolsonaro.
Campagnes tegen privatiseringen boeken succes
Wie er de grote media, commentatoren en politici op naleest, krijgt de indruk dat de tendens naar privatisering van openbare diensten wereldwijd onstuitbaar en onomkeerbaar is. Niets is minder waar. Om te beginnen gaat de drive om te privatiseren zowat overal minder vlot vooruit dan gewenst door de voorstanders, bovendien neemt het verzet toe. Zo zijn er al landen waar serieus wordt nagedacht over de hernationalisering van de spoorwegen, en neen, we bedoelen niet alleen in het programma van het Britse Labour onder Jeremy Corbyn.
In steden zo divers als New Delhi en Barcelona, in landen als Argentinië (zelfs onder een neoliberale president) en Duitsland nemen duizenden politici, ambtenaren, werknemers, vakbonden en sociale bewegingen initiatieven om pogingen tot privatisering tegen te gaan en om bestaande privatiseringen om te keren en de bedrijven terug in eigen handen te nemen. Daarbij gaat het telkens om diensten die essentieel zijn voor de gewone mensen.
Het Transnational Institute TNI publiceerde in de loop van 2017 het rapport Reclaiming Public Services How cities and citizens are turning back privatisation. Sinds 2000 zijn er wereldwijd 835 geslaagde hersocialiseringen van voorheen geprivatiseerde diensten, de meeste daarvan op gemeentelijk niveau, en dat in 45 landen. Ook in 2017 zette die trend zich onverminderd en in stijgende mate verder, ook in EU-lidstaten, wat volledig ingaat tegen de beslissingen en het discours van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank, het Internationaal Monetair Fonds.
Wanneer naar de motieven wordt gegraven voor deze initiatieven keert er een zeer herkenbaar patroon terug. Verzet tegen misbruiken, slechte dienstverlening, slechte verloning en slechte werkomstandigheden komen telkens terug als argument. Daarbovenop blijkt echter vooral een wens te bestaan naar het organiseren van degelijke en betaalbare diensten, een behoefte naar eigen controle over de lokale economie en een verlangen om veel verder te gaan op vlak van leefmilieubescherming dan de hogere overheden.
Heel wat van die initiatieven betreffen het beheer van drinkwatervoorzieningen. Minstens 235 gemeentebesturen in 37 landen hebben hun watervoorziening terug in eigen handen genomen. Zij vertegenwoordigen samen meer dan 100 miljoen mensen. Het is echter in geen geval het enige domein waar dit fenomeen zich voordoet.
Op de tweede plaats volgt elektriciteitsproductie en -verdeling met 311 gevallen. Daarna volgen nog openbaar vervoer, onderwijs, gezondheidszorg en sociale diensten worden overgenomen door gemeentebesturen, met dezelfde gunstige resultaten als in de drinkwatersector. Gemeenten hebben ook hun zwembaden, de catering van hun scholen, het onderhoud van hun openbare ruimtes, sociale woningbouw, vuilnisophaal en -verwerking en veiligheidsdiensten terug in handen genomen.
De meeste lokale energie-initiatieven deden zich voor in Duitsland, de meeste socialisering van drinkwatervoorziening deden zich voor in buurland Frankrijk. Dat laatste land is nochtans de thuisbasis van de wereldwijd meest agressieve multinationals op vlak van privatisering van water, Suez en Veolia.
Het onderzoek van TNI gaat weliswaar tot 17 jaar terug, maar meer dan 83 procent van alle gevonden en onderzochte gevallen deden zich voor na 2009, dus na het begin van de economische crisis. Het piekjaar was 2012, maar sindsdien blijven de cijfers altijd hoger dan de jaren ervoor. Meest recent zijn de overname van het onderhoud van de openbare pleinen en de vuilnisophaal en -verwerking door de Catalaanse gemeente Cabrils. Het gemeentebestuur wil daarnaast tegen het einde van zijn mandaat 90 procent van alle voorheen geprivatiseerde banen terug in eigen beheer brengen. De Andaloesische stad Cádiz heeft de strandwacht terug overgenomen evenals de reiniging van alle gemeentelijke gebouwen en is van plan zowat alle lokale geprivatiseerde diensten geleidelijk terug over te nemen.
Zowel kleine gemeenten als grote steden gaan mee in die trend. Het concrete organisatiemodel dat dan wordt gekozen is zeer variabel, van complete hervorming tot een overheidsdepartement tot een herorganisatie van de structuren binnen het bestaande bedrijf, door het opleggen van inspraak, controle en medebeslissingsrecht. De praktijk toont een overwegend positief resultaat. Het blijkt mogelijk aan lagere prijzen degelijke openbare diensten te verlenen. Soms gaat dit terug op een reeds lang genomen beslissing, soms is het heel recent.
In Wenen is het al sinds 2001 verboden om drinkwatervoorziening te privatiseren. Wenen levert 17 jaar later nog altijd goed en goedkoop drinkbaar water voor zijn inwoners, veel goedkoper dan de geprivatiseerde watermaatschappijen in andere delen van Oostenrijk.
In Barcelona wordt de privatisering van water en elektriciteit voor het ogenblik teruggedraaid, om een zeer eenvoudige reden. De geprivatiseerde bedrijven leveren geen degelijk product, hebben een slechte dienstverlening en zijn duurder dan ooit. Slechts één deel van de privatisering werkt uitstekend: de uitbetaling van dividenden aan de aandeelhouders.
Soms is er ook sprake van intergemeentelijke initiatieven, zoals in een deel van de overnames van het drinkwater door Franse gemeenten. Dikwijls werd het initiatief tot socialisering ingezet op het einde van een bestaand contract, door eenvoudig weg geen nieuw bedrijf meer te aanvaarden. Dat daar op wordt gewacht in plaats van lopende contracten te verbreken, is het gevolg van de ideologische beslissingen van vroegere besturen. Die spraken dikwijls contracten af waarin zware schadevergoedingen werden gegarandeerd aan overnemende bedrijven in geval van opzegging van de contracten. Zo vermeden de gemeentebesturen het betalen van zware boetes.
Naast betere en goedkopere dienstverlening bleken een aantal overnames zelfs besparingen op te leveren. Toen de stad Bergen in Noorwegen twee centra voor ouderenzorg overnam, werd door critici een verlies van 1 miljoen euro voorspeld. De gemeente sloot zijn eerste jaar af met 500.000 euro meeropbrengst. De Andaloesische gemeente Chiclana bespaarde 16 procent op zijn begroting in het eerste jaar van de overname van de 200 werknemers van drie geprivatiseerde diensten, dankzij de besparingen op de uitgekeerde subsidies voor de betrokken bedrijven.
Toch werden in één op vijf van de hersocialiseringen contracten vervroegd opgezegd. Dat gebeurde echter nooit in de energiesector. Daar werd altijd gewacht op het einde van het contract. Ook een aantal hogere bestuursniveaus gaan in deze trend mee. De Indische deelstaat Tamil Nadu heeft eigen volkskantines opgericht die goedkoop bieden aan duizenden burgers.
Heel wat van deze initiatieven zijn ontstaan in het kielzog van lokale burgerbewegingen. In Groot-Brittannië geven alle opiniepeilingen een meerderheid voor de overname van water, elektriciteit en openbaar vervoer door de overheid. De gemeentelijke initiatieven in Frankrijk, Duitsland en Spanje vallen samen met de burgerbeweging tegen het vrijhandelsakkoorden TTIP. Een aantal initiatieven ontstond ook vanuit vakbonden, die werden geconfronteerd met dalende lonen en slechtere werkomstandigheden voor de werknemers in de geprivatiseerde bedrijven. Meestal was er echter sprake van een gemengde dynamiek waarbij meerdere bewegingen en acties samenkwamen rond het gemeenschappelijke doel van de socialisering van geprivatiseerde diensten.