Vluchtelingenwerk en CIRÉ willen er nadrukkelijk op wijzen dat de mensen die naar Soedan moeten terugkeren, risico lopen op foltering en onmenselijke behandeling. Het is om die reden dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen onlangs (vonnis 192.584 van 26 september 2017) een uitwijzing van een Soedanese staatsburger onwettig heeft verklaard.
Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben bevoegde nationale autoriteiten de plicht om uit eigen beweging alle informatie die onder hun aandacht wordt gebracht, te beoordelen vooraleer een beslissing te nemen over een uitwijzing. De Belgische Staat heeft dus de verplichting om rekening te houden met de algemene situatie in Soedan.
België kan niet overgaan tot een gedwongen uitzetting naar Soedan zonder de garantie dat de Soedanese staatsburger geen risico loopt op foltering of onmenselijke of vernederende behandeling hetgeen in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben bevoegde nationale autoriteiten de plicht om uit eigen beweging zowel de individuele als de algemene omstandigheden in het herkomstland te beoordelen vooraleer een beslissing te nemen over een uitwijzing. De Belgische Staat heeft dus de verplichting om rekening te houden met de algemene situatie in Soedan. Tal van beschikbare getuigenissen in internationale rapporten geven aan dat het gevaar voor terugkerende Soedanezen reëel is.
Wars van internationale verplichtingen zoals het Verdrag van Genève en het EVRM, blijft de federale overheid mensen terugsturen naar Soedan, een dictatuur waar staatsburgers gemarteld worden en zelfs gedood.
Voor Vluchtelingenwerk en CIRÉ zijn de geplande gedwongen uitzettingen onwettig en moeten ze onmiddellijk worden opgeschort.