Boekrecensie -

Over het credo van de Jodenjagers

De tekst van dit boek die naar mijn smaak wat meer bewerking en structurering had verdiend - Lieven Saerens goochelt met heel veel namen en feiten - wordt gelukkig versterkt door een indrukwekkende reeks van unieke, nooit eerder gepubliceerde foto’s, afkomstig uit de naoorlogse gerechtelijke dossiers van de Jodenhaters. Een boek om samen met ‘WIL’ van Jeroen Olyslaegers te lezen. De romancier vult de historicus aan en vice versa.

woensdag 27 september 2017 17:20
Spread the love

‘België is ziek van zijn jaren veertig’ schreef socioloog Luc Huyse in ‘Onverwerkt verleden’. Dat werk verscheen in 1991. Zoals ook de journalist Maurice De Wilde in zijn spraakmakende televisiereeks liet hij een heel andere stem horen over Belgiës collaboratieverleden en de daarop volgende repressie; een heel andere dan de pseudo-historische lectuur pro domo die tussen 1945 en 1980 verscheen om de collaboratie te idealiseren en vooral te minimaliseren.

Dat doet een jongere generatie historici, in binnen- en buitenland, niet meer. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het werk van de Engelse historicus Martin Conway die over Léon Degrelle en het rexisme schreef en aan de Duitse onderzoekster Insa Meinen die met ‘De Shoah in België’ het eerste Duitse wetenschappelijke werk over de Jodenvervolging in België maakte. In België zelf was Maxime Steinberg (L’Etoile et le fusil) een van de eersten met zijn studies over de Jodenververvolging.

Nieuwe generatie historici

In het Nederlandstalige landsgedeelte heeft historicus Lieven Saerens, zoals ook Bruno De Wever, Herman Van Goethem en Nico Wouters, stevige research op dit terrein gedaan. (Vreemdelingen in een wereldstad, een geschiedenis van Antwerpen en zijn Joodse bevolking (1880-1994) en ‘Onwillig Brussel, een verhaal over Jodenvervolging en verzet (2014)’) Herman Van Goethem, ex- directeur van de Mechelse Kazerne Dossin en nu rector van de Antwerpse universiteit, onderscheidt twee generaties van historische geschriften over de collaboratie. Het rechtse gedachtegoed blootleggen gebeurde door vernieuwende studies zoals die van Bruno De Wever, maar de tweede generatie bestudeert de collaboratie als materieel handelen van de dag en daarvan is ‘Haat is een deugd’ van Lieven Saerens een goed voorbeeld.

Credo van Jodenjagers

De titel ‘Haat is een deugd’ komt uit een briefwisseling van Gustave Flaubert, maar Saerens schrijft dat hij ook ‘Het feest van de haat’ had kunnen kiezen, zoals door Nemrod gebruikt, een pseudoniem voor Oostfrontstrijder en franciscaan Renaat De Muyt die dat feest echter situeerde in september 1944 tijdens de ‘straatrepressie’ tegen collaborateurs.

Saerens noemt ‘Haat is een deugd’ het credo van de Jodenjagers. Het is tevens de ondertitel van het boek, dat een zoektocht is geworden naar wat die mensen bezield heeft. ‘Ik tracht in het denken, de hersenspinsels, de ideologie van de Jodenhaters te komen. Wat dreef hen? Hadden zij enige empathie of mededogen voor hun slachtoffers? Konden zij zich voorstellen dat dit hun eigen vrouw en kinderen kon overkomen?’ (p. 8) Dat is ook de vraagstelling van de Duitse sociaalpsycholoog Harald Welzer in ‘Soldaten’ en ‘Daders’ waarin hij de omstandigheden onderzocht waarin gewone mensen aangezet werden tot genocide in Nazi-Duitsland, maar ook in Rwanda en Bosnië.

Portret van drie Jodenjagers

Lieven Saerens bouwt zijn boek op rond drie Antwerpse Jodenjagers, Antoon Lint, René Bollaert en Gustaaf Vanniesbecq, die hij geüniformeerd op een foto aantreft in het Felixarchief. De drie zouden in de jaren dertig en tijdens de oorlog een identiek parcours afleggen: van de Vlaamsche Militie en het Verdinaso over de Nationaal-Socialistische Vlaamsche Arbeiderspartij (NSVA) en Anti-Joodsch Front tot lid van de Algemeene SS-Vlaanderen.

Uit de vele foto’s in het boek blijkt dat deze ‘heren’ er altijd met een arrogant smoelwerk en piekfijn uitgedost bijliepen. Zij en de vele andere kompanen die in het boek opduiken leefden op grote voet. Zo kocht Gustaaf Vanniesbecq achtereenvolgens een huis in de Minervastraat en de Bernaertstraat in Berchem, een bungalow in Mariaburg en achttien paarden. Zelf woonde hij in een geconfisceerd huis van ‘rijke Israëlieten’ in de Velodroomstraat 28 waar ook zijn kantoor was gevestigd.

Na de oorlog werden de drie Jodenjagers opgepakt door het gerecht, maar ze konden hun straf ontlopen of kwamen al snel vrij. Vanniesbecq slaagde erin om uit de cel te ontsnappen, vluchtte naar Frankrijk en nadien naar Argentinië en Spanje. In 1966 nam hij contact op met Roeland Raes, toen actief in de Volksunie, en het extreemrechtse Were Di.

In 1988 overleed René Bollaerts, lid van het Sint-Maartensfront en in 2007 overleed Antoon Lint, 92 jaar oud. Hij werd in eer hersteld. Dat deed niet iedereen. Lieven Saerens legt uit waarom: ‘Het beeld van de ‘onverzoenlijke Belgische staat’ is een mythe. Elke collaborateur die eerherstel aanvroeg, kreeg dat ook. In tegenstelling tot amnestie wordt er bij eerherstel niet aan de schuld of de veroordeling geraakt. Amnestie ontneemt retroactief elke schuld. Heel wat collaborateurs wilden dan ook geen eerherstel aanvragen’. (p. 225)

Antwerpen versus Brussel

Naast deze drie Jodenjagers is ook Antwerpen als stad een hoofdrolspeler in dit boek. ‘Nazigezindheid en antisemitisme was in de eerste plaats een Antwerps fenomeen,’ schrijft de auteur en hij benadrukt nogmaals: ‘In Brussel kregen dergelijke organisaties nauwelijks voet aan de grond.’ (p. 71) De auteur is dan ook formeel: ‘Niet toevallig lag het embryo van het Vlaams Blok in Antwerpen, de stad van de haat en de vergetelheid.’ (p. 227) De coverfoto van geüniformeerde marcheerders voor de Antwerpse Boerentoren laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

Volgens de telling van de auteur was de Antwerpse politie bij de aanhouding van minstens 3200 Joden betrokken. In Brussel liep het anders. ‘Hoewel de Brusselse lokale autoriteiten tot tweemaal toe weigerden aan een Jodenrazzia mee te werken, werden ze daarvoor op geen enkele manier gestraft. De Duitsers lieten dus een zekere spelruimte.’ (p. 158) De Antwerpse autoriteiten grepen die kans niet.

Namen noemen

Saerens benadrukt dat de Antwerpse oorlogsburgemeester, de katholiek Léon Delwaide, ‘uitgesproken xenofoob, zo niet antisemiet’ was. De auteur aarzelt niet om namen te noemen. Dat is een van de grote verdiensten van dit boek. Zo verwijst hij onder meer naar een karikatuur in het VNV-blad Volk en Staat van Kaproen, dat een pseudoniem is van Willy Vandersteen, maar ook het doopceel van kunstenaar Frans Van Immerseel (gewezen Oostfronter) en Andre Leysen (ooit lid van de Hitlerjugend) werd gelicht. Ook de namen en de foto’s van enkele brandstichters van de synagoge aan de Van de Nestlei (o.a. Piet Verhoeven en René Lambrichts) worden in beeld gebracht.

Ondanks de harde feiten is dit boek geen eenzijdig verhaal van ‘goeden’ en ‘slechten’ geworden. Er is ook, zoals in het meesterlijke ‘WIL’ van Jeroen Olyslaegers, plaats voor ambivalentie. In de notulen na de razzia van 28 augustus 1942 lezen we dat het brutale optreden van agent opziener Jozef Van de Vorde niet gesmaakt werd door zijn collega’s. ‘De agent Boelen Jan welke zelf gekend stond als Duitsgezind is niettegenstaande die gezindheid zo ontroerd geweest dat hij met tranen in de ogen op het bureel bekend heeft dat het een echte schande was met die mensen.’ Het sleutelwoord ‘tweezak’, de ambivalente houding van WIL, sterk aanwezig in Olyslaegers roman, is ook uit deze documenten af te lezen

Gezichten op de holocaust

De tekst die naar mijn smaak wat meer bewerking en structurering had verdiend – Lieven Saerens goochelt met heel veel namen en feiten – wordt gelukkig versterkt door een indrukwekkende reeks van unieke, nooit eerder gepubliceerde foto’s, afkomstig uit de naoorlogse gerechtelijke dossiers van de Jodenhaters. Veel materiaal is afkomstig van het Auditoraat-Generaal, van CEGESOMA-ARA (Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij- Algemeen Rijksarchief, het Antwerpse Felixpakhuis, de Erfgoedbibliotheek Antwerpen, de Kazerne Dossin, het United States Holocaust Memorial Museum en de persoonlijke collectie van de auteur.

Achter heel veel van die foto’s, uit het dagelijkse Joodse leven gegrepen, gaat een vreselijke tragedie schuil waardoor de holocaust ineens namen en gezichten krijgt. Onder de lachende gezichten van de kleuters Renée en Nathan Wolf, getrokken in het Antwerpse stadspark, staat volgende nuchtere tekst: ‘Ze werden samen met hun moeder Rosa Marinower tijdens de Antwerpse razzia van 15 augustus 1942 opgepakt en naar Auschwitz gedeporteerd. Geen van hen overleefde het. Hun vader werd later gedeporteerd, maar overleefde de oorlog.’ (p. 123) En dan zijn er de zusjes Nini en Ruth Berneman met Davidster op wandel op de Antwerpse de De Keyserlei in juni 1942. Zij hadden meer geluk. Heel het gezin Berneman overleefde de oorlog, mede doordat het tijdig naar het Brusselse verhuisde.

Kleine’ en ‘grote’ geschiedenis gaan hier hand in hand. De auteur plakt dus niet alleen gezichten op de daders, maar ook op de slachtoffers waardoor zij opnieuw tot leven komen. Dat is misschien de grootste verdienste van dit werk

Verleden en heden

‘Haat is een deugd’ van Lieven Saerens en ‘WIL’ van Jeroen Olyslaegers zijn complementaire werken. Het researchwerk van Lieven Saerens over de Jodenrazzia’s in Antwerpen en Borgerhout is trouwens de historische basis geworden van Olyslaegers roman. Tijdens een beklijvende wandeling op 28 augustus 2017, ingericht door Curieus Zurenborg, naar aanleiding van de Jodenrazzia die 75 jaar geleden plaatsvond in de Jodenwijk werden we deskundig begeleid door historicus Herman Van Goethem én romancier Jeroen Olyslaegers. Dat gebeurt ook met dit boek. De historicus en de romancier geven elkaar een hand en zoomen elk vanuit hun eigen benadering in op de daders en hun beweegredenen.

In ‘Haat is een deugd’ worden niet alleen geschiedenislessen gegeven over blinkende legerlaarzen die onder de Antwerpse Boerentoren marcheerden. Het boek zet ook aan tot bezinning want in de Antwerpse samenleving van vandaag dreigen asielzoekers en nieuwkomers de nieuwe Joden te worden.

‘Haat is een deugd’ is geen fraaie titel. Het boek vertelt dan ook geen fraaie verhalen. En toch is er ook een ander, meer hoopvol geluid aanwezig. Niet alle Antwerpenaren maken deel uit van het morrende Griekse koor of van de Jodenjagersbende. Gelukkig zijn niet alle Antwerpenaren gewillig geweest. Toen niet en nu ook niet. Saerens: ‘ Men mag niet vergeten dat in alle lagen van de bevolking mensen bereid waren hun hart te laten spreken. Zij openden hun deuren voor de vervolgden. Ware vrienden in de nood. In Antwerpen was dat weliswaar een bijzonder kleine minderheid, maar ze verdienen daarom des te meer respect. Het is dankzij hen dat te midden van de morele neergang de moraal overleefde.’ (p.9)

take down
the paywall
steun ons nu!