Tien jaar geleden maakte Richard Linklater (Boyhood) in Cannes indruk met de aanklachtfilm Fast Food Nation. Geïnspireerd door Eric Schlossers gelijknamige controversiële non-fictie bestseller uit 2001 serveerde de Texaanse filmmaker ons zowel een vernietigende kritiek op de fastfoodindustrie als een vurig pleidooi voor empathie en openheid in een geglobaliseerde wereld waar alles en iedereen met elkaar is verbonden. De avonturen van Amerikanen die hamburgers verkopen en Mexicanen die ze fabriceren, gevat in een mozaïekverhaal. Indringend, dramatisch en kritisch maar het bioscooppubliek had er helaas geen trek in.
Linklaters streekgenoot John Lee Hancock – een filmmaker gespecialiseerd in historisch getinte fabels over sportfiguren (The Rookie, The Blind Side), iconische personages (Disney in Saving Mr. Banks) en nationale mythes (The Alamo) – is bang om kijkers af te schrikken en spant zich dan ook in om zijn films toegankelijk en onderhoudend te maken. Zijn biopic The Founder, over de zogenaamde ‘stichter’ van McDonald’s Ray Kroc (1902-1984), is een luchtig en onkritisch drama dat vertelt hoe een bescheiden hamburgertent in San Bernardino, California, uitgroeide tot een wereldwijd fastfood imperium. Zonder een hagiografie te worden kapseist dit succesverhaal echter onder een overdosis fascinatie en bewondering.
Een handelsreiziger met boulimie
De Amerikaanse auteur Arthur Miller schreef met ‘Death of a Salesman’ in 1949 een toneelstuk dat de Amerikaanse manier van leven en denken zodanig scherp fileerde dat het een gevoelige snaar raakte en uitgroeide tot een iconisch werk. De invloed ervan is merkbaar in Hancocks The Founder, een tegelijk ontluisterend en liefdevol portret van een overambitieuze, narcistische handelsreiziger geserveerd in een fabel over de Amerikaanse ziel.
In 1954 is Ray Kroc (Michael Kaeton) een travelling salesman, een handelsreiziger uit Illinois die met een vlot routinepraatje op dat moment milkshake multi-mixers aan de man tracht te brengen en even gefrustreerd raakt van het lange wachten in baanrestaurants als van de desinteresse van horeca-uitbaters. Tot hij kennismaakt met het concept fastfood in het restaurant van Dick en Mac McDonald in het Californische San Bernardino.
Ray verkeert tot dan toe in een soort existentiële crisis waarmee veel handelsreizigers worstelen: hij leeft voornamelijk in anonieme hotelkamers waar hij te veel alcohol consumeert en luistert naar oppeppende zelfhulpplaten om na de zoveelste teleurstellende trip thuis te komen bij zijn vrouw Ethel (Laura Dern) die al enkele mislukte ‘projecten’ te veel heeft meegemaakt. Haar geduld geraakt langzaam op, ook al omdat bij etentjes met vrienden vooral spot op het menu staan.
Het fastfood concept
Maar deze keer is het anders, bezweert Ray zijn vrouw en vrienden die meteen in de rol van respectievelijk toeverlaat en investeerders worden gecast. Ook al willen ze enkel chique dineren of ontspannen golf spelen. Ray zag echter het licht toen hij ontdekte wat de McDonald-broers hadden ontwikkeld in San Bernardino. Omdat ze zich realiseerden dat de bediening in hun barbecue en hamburger-restaurant te traag was, bedachten ze een revolutionaire formule.
Ze schrapten het rondlopend bestellingen opnemende personeel, beperkten hun aanbod tot hamburgers en frietjes, vervingen borden door zakjes van papier en lieten zich door Henry Ford inspireren om het productieproces zodanig te ‘automatiseren’ in een speciaal ontworpen keuken dat klanten hun hamburgers na enkele seconden in handen kregen i.p.v. de traditionele minuten. Tegen Ray vatten Mac en Dick hun werkwijze samen als “een symfonie van efficiëntie.”
Ray beseft meteen het potentieel van dit businessmodel en hij wil franchisen. Omdat de broers ondernemers met principes zijn, vraagt hij “do it for America. McDonald’s can be the new American church – feeding bodies and feeding souls.” Ray heeft immers een visie en een plan: Amerikaanse gevels niet enkel te tooien met de Amerikaanse vlag en het kruis maar ook met de gouden bogen van McDonald’s: “De nieuwe Amerikaanse kerk, zeven dagen per week geopend.”
De broers vinden dat Ray wat hard van stapel loopt en zowel kwaliteit als principes dreigt te verwaarlozen, maar dankzij een wurgcontract controleren ze de boulimie van de voormalige handelsreiziger. Dat denken/hopen ze toch. Tot een financieel expert, Harry Sonneborn, op het toneel verschijnt en Ray influistert dat grondbezit de sleutel tot expansie en controle is. De vastgoedoperatie laat Kroc toe de macht helemaal in handen te nemen en de broers (in 1961) buiten te werken. Met dank aan mondelinge beloften die hij niet nakomt.
Hamburgers en hebzucht
Ray Kroc is geen positieve held of zelfs maar een aangename man maar toch lijkt The Founder zeker in zijn eerste deel wel een liefdesverklaring. Vol bewondering en fascinatie kijkt Hancock naar het aanstekelijke enthousiasme en de tomeloze ambitie van deze selfmade man. Ook al is Ray een egoïstische narcist en een bedrieger die geen graten ziet in het gebruiken van melkpoeder voor milkshakes, het vergeten van met een handdruk bezegelde afspraken en het herschrijven van de geschiedenis.
De zelfverklaarde ‘oprichter’ van McDonald’s had bij zijn dood op 81-jarige leeftijd in 1984 een imperium van 7.500 filialen in 31 landen opgebouwd. Een prestatie die in Amerika op bewondering kan rekenen, zelfs wanneer de ‘held’ donkere kantjes blijkt te hebben en het officiële verhaal een leugenachtige fictie is.
John Lee Hancock componeert met The Founder geen heldendicht maar een kritische biopic is het evenmin. Daarvoor is zijn bewondering voor Kroc en McDonald’s te groot. Hij laat hoofdacteur Michael Keaton de tragische handelsreiziger vertolken als een vrolijke, optimistische Amerikaanse held en tovert met production designer Michael Corenblith en fotografieleider John Schwartzman een geïdealiseerde versie van de jaren vijftig op het scherm. Eerder nostalgisch dan kritisch. Het ritme, de muziek, de opeenvolging van scènes: alles ademt een vlotte, vrolijke en optimistische sfeer uit. Ondanks het verraad van de businessman en de slachtoffers van hebzucht. Waardoor de sympathie van de kijker niet uitgaat naar de broers die alles, zelfs hun naam, verloren maar naar de ‘charmante’ opportunist Ray Kroc. En de restaurants door de nostalgische blik zelfs een kitscherige retrokwaliteit krijgen.
Het never never land van de hamburgers
The Founder streeft geen documentair realisme na maar Hollywoodiaanse fictie. “Wanneer iedereen zijn eigen Alamo zou maken, dan waren er evenveel verschillende versies van het verhaal,” zei Hancock al naar aanleiding van The Alamo, “het is alsof iemand een film over mijn moeder maakt. Ik zou willen dat de feiten klopten maar het zou moeten schitteren op sommige momenten en vervelend zijn op andere. Ik zou heel beschermend zijn. Ik hoop dat iedereen die de film ziet, begrijpt dat ons hart op de juiste plaats zit.”
Wat de regisseur doet is de realiteit in een soort never never land omtoveren, een droomland dat de stempel draagt van de droomfabriek Hollywood. Hancock creëert een geïdealiseerde versie van de jaren vijftig, een tijdperk waar groeiende consumptie en schijnbaar eindeloze mogelijkheden voor optimistische sfeer zorgen. Met grappige scènes, vrolijke muziek en een schreeuwerig kleurenpallet vertaalt de regisseur dat optimisme filmisch (van de koude oorlog en communistenjachtparanoia is hier geen spoor). Terwijl hij de levenshouding van Ray – doorzettingsvermogen is belangrijker dan talent – netjes overneemt.
Hancock kijkt ook niet verder dan zijn ‘volhardende’, charmante protagonist die iedereen inpakt en enkel een narcistische opportunist is. Door enkel de kleine hamburgerbakkers (de broertjes McDonald) als slachtoffer van de Amerikaanse droom te presenteren vergeet de cineast toch wel enkele belangrijke elementen. Dat de assemblage-lijn die de broers opzetten de industrialisering van snel-restauratie op gang trok blijft bijvoorbeeld uit beeld. Door enkel de mise-en-scène van het proces te tonen via een grappige choreografie wordt de focus bewust niet op het keukenpersoneel gelegd. En al zeker niet op de mogelijkheden om te werken met ongeschoolde arbeiders die hierdoor ontstonden. Wat meer ‘winst’ opleverde dan het melkpoeder dat Kroc in de milkshakes introduceert om te besparen.
Massaproductie en fastfood
Het succes van McDonald’s is immers niet enkel te danken aan een ‘slimme’ vastgoed politiek zoals The Founder suggereert maar vloeide voort uit de evolutie van het Amerikaanse economische leven, de ontwikkeling van de buitenwijken, de toenemende tijdsdruk op consumenten en de trend tot winstmaximalisatie via massaproductie, verlaagde lonen en verminderde kwaliteitsnormen. Dat, en de standaardisering van het ‘product’ hamburger, komt niet aan bod in de film.
Er wordt zodanig gefocust op de fifties (de ‘maagdelijke’ jaren van McDo, vanaf begin jaren 60 stak kritiek de kop op) en de figuur van Ray Kroc dat het loon- en werknemersbeleid van de onderneming (en dus de terechte kritiek op de McJobs en de neerbuigende houding tegenover werknemers die met budgetmeters en dwaze adviezen uit de armoede worden ‘gecoacht’) en de kwaliteit van het product niet aan bod komen. Daarvoor moet je Fast Food Nation of Super Size Me (documentaire waarin Morgan Spurlock met een Mc-dieet de gezondheidsrisico’s onderstreept) bekijken.
Het is niet dat de filmmakers de donkere kanten van McDonald’s gewoon even vergeten zijn. In de productienota’s van The Founder stelt producent Don Handfield dat “het verhaal van Ray Kroc en de broers McDonald de wereldwijde fastfoodketen zal vermenselijken. Wanneer de mensen het verhaal achter McDonald’s zullen ontdekken, zal het bedrijf opnieuw het menselijke karakter krijgen dat het de laatste decades was verloren.”
De businessman als superheld
Ray Kroc transformeert in The Founder snel van een handelsreiziger (een tragisch figuur die de schaduwzijde van de Amerikaanse droom belicht) in een zakenman. Een ‘hands on‘-zakenman, een businessman die actief is op de werkvloer maar daarbij enkel oog heeft voor processen en imago. Het product is bijzaak. Werknemers al helemaal. Hamburgers, pizza, aandelen, who cares?
De zakenman als superman, het is een vrij recente trend. Vooral tijdens de jaren veertig, vijftig en zestig waren de filmportretten van ‘zakenhelden’ bitter, donker en kritisch. Denk maar aan de magnaat in Citizen Kane van Orson Welles (en de financiële crimineel in diens Mr. Arkadin), of de duistere zakenlui in de film noirs Force of Evil (Abraham Polonsky), Ruthless (Edgar G. Ulmer) en Caught (Max Ophuls)? Of aan de link tussen business en de Amerikaanse nachtmerrie in onder meer Giant (George Stevens), Written on the Wind (Douglas Sirk), Executive Suite (Robert Wise), Woman’s World (Jean Negulesco), The Apartment (Billy Wilder), The Last Tycoon (Elia Kazan) en The Great Gatsby (Jack Clayton).
Sociaal-economische analyses komen daarbij niet aan bod maar ‘winst’, ‘big business’ en ‘corruptie’ worden wel in vraag gesteld. Via drama of via humor zoals in de satire The Apartment waar een gewone bediende het slachtoffer wordt van cynische ‘ondernemers’. David Fincher introduceerde nog een donkere onderstroom in zijn Mark Zuckerberg portret The Social Network maar de verschillende Steve Jobs-films (documentaire Jobs en speelfilm Steve Jobs) schuiven het concept van de zakenman als superman (ook al heeft hij een donkere zijde) naar voren. The Founder trekt die lijn door met een film die een iconisch figuur en bedrijf wil vermenselijken. Waarbij het ‘menselijke gelaat’ vooral dient om onmenselijke aspecten en tot uitbuiting leidende structuren uit beeld te houden. Het illustreert hoe de ‘people cultuur’ bijdraagt aan het weren van kritische reflectie.
THE FOUNDER: John Lee Hancock, USA 2016, 114′, met Michael Keaton, Nick Offerman, John Carroll Lynch, Laura Dern, B.J. Novak, Linda Cardellini, Patrick Wilson, dvd dis. The Searchers/Remain in light