Racisme in strips: Jommeke

Racisme in strips: Jommeke

dinsdag 27 juni 2017 09:33
Spread the love

Via social media heeft Dalilla Hermans de discussie over een racistische tekening in de nieuwe Suske en Wiske aangekaart. Haar verhaal werd inmiddels opgepikt door het VRT-nieuws.

Het is niet voor het eerst dat racisme in strips ter discussie staat, maar meestal spelen die zich toch af in de marge. Ik schreef twee jaar geleden nog een artikel op mijn blog over het racisme in Jommeke. Dezelfde achtergronden die ik daarin schetste gaan evenzeer op voor de tekeningen in de nieuwe Suske en Wiske. Hier volgt een bewerkte versie van dat artikel.

Racisme in strips/jeugdliteratuur

Tijdens een bezoek aan een rommelmarkt enkele jaren geleden had ik me voorgenomen eens te zoeken naar stripboeken met racistische (beeld)taal. Al snel stuitte ik op boeken van Jommeke. Ik viste hier en daar een strip uit de bakken, maar ben na vier gestopt. In dit artikel zal ik enkele voorbeelden kort bespreken en me daarna toespitsen op één van de gevonden strips van Jommeke: De Njam-njambloem.

Op internet is aardig wat over dit onderwerp te vinden. Deze website en deze pagina van Humo sommen een aantal bekende voorbeelden op en laten de gewraakte fragmenten zien. Ook zijn er goede studies naar het fenomeen verschenen, zoals Zwarte mensen in kinderboeken van Roline Redmond of Want ook al was zijn huid ook zwart van Renate Ammerlaan.(1)

Een klassiek voorbeeld van racisme in strips is Sjors&Sjimmie, in de versie van Frans Piët. Toen Jan Kruis de strip eind jaren zestig overnam, veranderde hij de dommige, stereotype Sjimmie van Piët in een gewone jongen. “Ik heb van wildeman Sjimmie een gewoon Surinaams jongetje gemaakt, zoals je dat op straat tegenkwam”, zegt Kruis hier later over.

Een ander bekend voorbeeld waar al jaren juridisch om gestreden wordt, is Kuifje in Congo. In 2012 werd er nog een rechtszaak aangespannen, waarbij de rechter besloot dat de aflevering van Kuifje niet uit de winkels gehaald hoefde te worden.

Volgens de rechter had Hergé een beeld geschetst zoals die in de jaren dertig bestond en moest men dit nu in dat licht zien. (2) Blijkbaar gaat deze rechter er van uit dat jeugdige striplezers over de juiste kennis beschikken om die historische context te begrijpen.

Ook over voorbeelden uit kinderboeken is veel te vinden op internet. Met name Oki & Doki bij de Nikkers wordt in dat verband vaak genoemd. (3)

Jommeke

De strip Jommeke werd in 1955 gestart door striptekenaar Jef Nys in het Vlaamse blad ‘Kerkelijk Leven’. De held in de verhalen is een jongetje dat met hulp van zijn vriendje Filiberke en professor Gobelijn in allerlei avonturen verzeild raakt. Meestal met de bedoeling om mensen in nood te helpen. Hoewel er hier en daar op internet wel gerefereerd wordt aan het racisme in de strips van Jommeke, zijn er maar weinig internetpagina’s over dit onderwerp. De populariteit van Jommeke is ondanks dat nog zeer groot. Het album De Njam-njambloem wordt ook nog gewoon verkocht. (4) Toch hoef je niet ver te kijken om de klassieke stereotypen tegen te komen.

In 2003 ging Jef Nys (dan 76) in de Morgen in op beschuldigingen aan zijn adres, waaronder het racisme. Op de vraag waarom hij Afrikanen afschilderde met dikke lippen, zei hij: “Alsof zwarten geen dikke lippen hebben, ze zijn verdorie een en al lip.” Ook werd hij geconfronteerd met zijn sympathie voor het Vlaams Blok. “Ik heb niets tegen vreemdelingen en je vindt onder de allochtonen heel wat toffe mensen, maar Antwerpen wordt stilaan een getto. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.” Uit zijn uitspraken blijkt dat Nys zich zelf van geen kwaad bewust is. Curieus is dan ook het feit dat hij testamentair heeft laten vastleggen dat Jommeke na zijn dood niet ‘in aanraking mag komen met geweld, racisme, religie en seks.’ Nys vindt dat je als oudere de taak hebt om kinderen iets bij te brengen. (5)

De Njam-njambloem

De Njam-njambloem is een avontuur waar alle klassieke stereotypen inzitten. (6) Op de voorplaat zien we hoe Jommeke en zijn vriend Filiberke hangend aan een boomstam door ‘inboorlingen’ door het oerwoud worden gedragen.

 Als Jommeke op tv hoort dat er een vliegtuig met twee inzittenden is verdwenen in een Afrikaans oerwoud, besluit hij samen met professor Gobelijn en Filiberke op reis te gaan om de mensen te redden. Na een tocht door het dichte woud worden ze aangevallen door de ‘inboorlingen’.

In het begin van het verhaal wordt er al aan dit kannibalisme gerefereert. De piloot, die later verdwijnen zou, heeft het over ‘koppensnellers’. 

Jommeke en zijn vrienden worden vastgebonden in een hut gezet. Gelukkig weet hun papegaai de touwen los te maken. Dan gebeurt er iets waardoor de vrienden in het gevlei van de kannibalen weten te komen. Ze redden een kind, dat in de rivier dreigt te vallen.

 De ‘inboorlingen’ worden ook nog lastig gevallen door twee andere westerlingen die ze laten werken op een plantage. Dankzij Jommeke worden de lastpakken gevangen en hij zorgt er voor dat de Afrikaanse stam voortaan zelf hun plantage kan exploiteren. Uiteraard overtuigt hij hen dat ze de slechteriken niet moeten opeten. Eind goed, al goed.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fysieke stereotypering

In de strips van Jommeke duiken Afrikanen in een aantal hoedanigheden op. In de eerste plaats zijn dat bedienden van mensen die hij tijdens zijn avonturen ontmoet. In Prins Filiberke heeft Filiberke bijvoorbeeld zwarte bedienden. (7) Ze dragen een oosters kostuum, met ontbloot bovenlijf, enorme rode lippen en gouden oorbellen.

 

 

 

 

 

 

De ene bediende lacht zijn meester toe, terwijl hij hem koelte toewuift. Hij is dienstbaar en doet dat met schijnbaar gemak en voldoening. De andere bediende (rechts) lijkt in uiterlijke kenmerken veel op de eerste, maar het gelaat is ontdaan van persoonlijkheid. De tweede bediende is nog gespierder dan de eerste en staat op blote voeten. De dierlijkheid die hiermee uitgedrukt wordt is zo krachtig aangezet, dat je als je vluchtig kijkt je afvraagt of het nu een mens is, een aap of iets daartussen.

Ook in De zingende oorbellen komt een zwarte bediende voor. (8)

Hier draagt de bediende eveneens een oosters kostuum, dit keer niet met een tulband, maar met een fez. Het is een kleine bediende die niet gespierd is en lijkt eerder een kindslaaf uit te beelden. Wel draagt hij gouden oorringen en heeft hij opvallend groot aangezette lippen. Hij gedraagt zich gedienstig en toont zich dankbaar ten opzichte van zijn meester.

In de klassieke stereotypering van de Afrikaanse man zijn er doorgaans twee archetypen: de ‘wilde Afrikaan’ en de ‘getemde Afrikaan’. Deze voorbeelden beelden de ‘getemde Afrikaan’ uit. Doordat ze door de blanke meester geknecht zijn, gedragen ze zich beschaafd, maar onder die vernislaag zijn ze nog wild. De kleding en het aangepaste gedrag beeldt de geslaagde knechting uit, het gespierde dierlijke lichaam beeldt de latent aanwezige wildheid uit.

In het eerder besproken verhaal De Njam-njambloem gaan Jommeke en zijn vrienden het binnenland van Afrika in en hier vinden ze het andere archetype: De ‘wilde Afrikaan’.

De Afrikanen hebben wederom grote lippen, dragen kralenkettingen, botjes door de neus, oor of in het haar. De primitieve kleding bedekt alleen het hoognodige. De speer accentueert het woeste karakter van de wildeman. Meestal worden ze ook als kannibaal geportretteerd. Hier is de Afrikaan nog in zijn ‘oorspronkelijke hoedanigheid’: wild, onbeschaafd en niet onbelangrijk, ongekerstend.

 

Narratieve stereotypering

Buiten de fysieke kenmerken valt er over het narratief ook iets te zeggen. Om te beginnen worden de ‘wilde Afrikanen’ in de Njam-njambloem neergezet als kannibalen. Als ze Jommeke gevangennemen wordt hij niet lopend meegevoerd, maar hangend aan houten stammen, als dieren die voor de slacht bedoeld zijn.
Verhalen over kannibalisme hebben in de hele koloniale periode de ronde gedaan en werden steeds meer onderdeel van het ontmenselijken van niet-Europeanen. Aanvankelijk waren het de Indianen, dat wil zeggen de oorspronkelijke bewoners van de Amerika’s, die als kannibalen werden gezien.

In 1556 schreef Hans Staden een boek over zijn belevenissen bij een stam in het huidige Brazilië, die hem gevangennamen en volgens Staden aan kannibalisme deden. Het boek was razend populair in de 16e en 17e eeuw in Europa. (9) Ook de Fransman André Thevet kwam met een dergelijke beschrijving. (10) Vanaf dat moment werden ‘primitieve’ stammen door Europeanen steeds meer vereenzelvigd met kannibalisme. In populaire cultuuruitingen spelen dergelijke verhalen tot ver in de 20e eeuw een grote rol. Een tocht in het Zuid-Amerikaanse of Afrikaanse binnenland eindigt in strips of jeugdliteratuur meestal bij de kookpot van een groep ‘inboorlingen’.

Een ander narratieve stereotypering is het morele handelen van de westerlingen en de Afrikanen. Onder de westerlingen zijn wel slechteriken te vinden, zoals de twee boeven in het verhaal die misbruik maken van de Afrikaanse stam. Jommeke en zijn vrienden staan echter voor de gemiddelde westerling, die medemensen in nood onbaatzuchtig te hulp schieten. Niet alleen trekken ze er op uit om een paar verdwenen Europeanen op te sporen. Zelfs de kannibalen, die hen gevangen namen, worden meteen geholpen als dat nodig is. Hoewel dat een curieuze omdraaiing is van de koloniale rolverdeling, is dit narratief klassiek en gevangen in Rudyard Kiplings gevleugelde uitdrukking ‘a white man’s burden‘.

Het discours dat onder dit post-koloniale narratief ligt, is wat Stuart Hall een ‘racialized discourse […] structured by a set of binary oppositions’ noemt. Blank is ‘beschaafd’, zwart is daarentegen ‘wild’. Blank is redelijk en zwart is dan weer instinctmatig. De zwarte mens zou alleen geluk kunnen vinden onder begeleiding van zijn blanke meester. (11)

Scramble for Africa

Er zijn meerdere perioden in de geschiedenis aan te wijzen die hebben bijgedragen aan de racistische beeldvorming. De hoogtijdagen van de transatlantische slavenhandel ligt voor de hand. De negentiende eeuw lijkt echter een veel grotere invloed op die beeldvorming te hebben gehad. Enerzijds was dit de tijd waarin de slavernij ook in Europa onder druk kwam te staan. De discussies die vooral in Engeland gevoerd werden in het publieke domein, en de eerste slavenopstand die resulteerde in onafhankelijkheid (Haïti in 1804), hebben extra voeding gegeven aan de morele verdediging van de slavernij. Anderzijds was de negentiende eeuw de periode waarin de ‘Scramble for Africa’ plaatsvond. De Europese koloniale mogendheden streden letterlijk om elk stukje Afrika onder hun gezag te krijgen.

Tegen deze achtergrond werd, voortbouwend op reeds bestaande ideeën, een uitgebreid palet van racistische stereotyperingen tot stand gebracht. In de populaire cultuur zingen die ideeën tot op de dag van vandaag rond. Denk daarbij niet alleen aan het racisme in strips/jeugdliteratuur zoals Jommeke. Ook culturele manifestaties zoals Zwarte Piet (zijn naam moest een keer vallen) en andere blackface-tradities, zoals les Noirauds, zijn opgetuigd met 19e eeuws racisme.

Noten:
(1) R. AMMERLAAN, ‘Want ook al was zijn huid ook Zwart’, in: OSO: Tijdschrift voor Surinamistiek, 39-51, 2005. R. REDMOND, Zwarte mensen in kinderboeken, Den Haag, 1980.

(2) http://www.nrc.nl/boeken/2012/02/16/de-zaak-kuifje-in-congo/

(3) http://www.lindanieuws.nl/nieuws/uit-de-oude-doos-oki-en-doki-bij-de-nikkers

(4) https://www.bol.com/nl/p/jommeke-080-de-njam-njambloem/9200000040908875/?country=BE&suggestionType=typedsearch

(5) De Morgen, 29 november 2003.

(6) J. NYS, De belevenissen van Jommeke: De Njam-njambloem, nr. 80.

(7) J. NYS, De belevenissen van Jommeke: Prins Filiberke, nr. 91.

(8) J. NYS, De belevenissen van Jommeke: De zingende oorbellen, nr. 52.

(9) H. STADEN, Warhaftige Historia und beschreibung eyner Landtschafft der Wilden Nacketen, Grimmigen Menschfresser-Leuthen in der Newenwelt America gelegen, 1557.

(10) A. THEVET, Les vrais pourtraits et vies des hommes illustres grecz, 1584.

(11) S. HALL, Representations: cultural representations and signifying practices, London, 1997, 243-244.

take down
the paywall
steun ons nu!