Peter Vermeulen, Wim van Hees en Manu Claeys ontvangen bloemen op een Horta avond voor hun jarenlange strijd voor een leefbare én mobiele stad. (foto Ademloos.be)
Verslag - walter Lotens

Oosterweel: van stilstand naar beweging

14 juni 2017. De Antwerpse Hortazaal zit meer dan behoorlijk vol. Voor de tweeëntigste keer al. Dat benadrukte inleider Wim Van Hees van Ademloos die hiermee verwees naar de woelige en lange voorgeschiedenis van een dossier dat al meer dan twintig jaar de Antwerpse, c.q. Vlaamse politiek beheerst. Het ging er vaak zeer emotioneel aan toe in deze zaal, maar sinds het ‘toekomstverbond’ op 15 maart 2017 werd afgesloten tussen de Vlaamse en Antwerpse overheid en de burgerbewegingen Ringland, stRaten-Generaal en Ademloos is de sfeer veranderd.

woensdag 21 juni 2017 12:01
Spread the love

Van Hees ging nog even verder terug in de geschiedenis: ‘450 jaar eerder op 13 maart 1567 startte de 80-jarige oorlog met de slag bij Austerweel, waar 600 à 700 geuzen het leven verloren terwijl Willem van Oranje en zijn commandant op het Schoonverdiep zaten. Ze hielden hun poorters terwijl  hun strijdmakkers sneuvelden. Wij, de nieuwe Geuzen van Oosterweel, zijn uiteindelijk niet in de steek gelaten door het schoonverdiep maar alive & in mijn geval voorzichtig kickend. Deze historische breuk met het verleden is hiermee onder dank benoemd.’

Dat waren de mooie woorden die Van Hees als een van de twaalf ondertekende apostelen had uitgesproken en die hij graag nog eens herhaalde.

Stilstand

Mag hier het woord ‘historisch’ gebruikt worden? Ik denk het wel. Ik was aanwezig op de meeste van die Horta- (en andere) vergaderingen, waar zeer vaak het woord ‘stilstand’ werd gebruikt, dat ook de titel is geworden van Manu Claeys vuistdik boek over ‘machtspolitiek, betweterbestuur en achterkamerdemocratie’. De titel ‘Stilstand’ moest in een dubbele betekenis begrepen worden.

Het ging in de eerste plaats om stilstand in een mobiliteitsdossier (!): in 1995 ontstond het embryo ervan en achttien jaar later – het boek verscheen in 2013 – was er nog steeds NIETS.

Er werd wel al 130 miljoen euro gespendeerd aan studiewerk en er hing een nog veel grotere schadeclaim van Noriant boven het hoofd van de Vlaamse regering.

Manu Claeys noemde het dossier ‘het grootste bestuurlijke debâcle van een Vlaamse regering ooit’. Ook Luc Huyse, de éminence grise onder de Belgisch sociologen drukte het zo uit: ‘Wat in Antwerpen is gebeurd en nog zal gebeuren is een unieke leerschool.

Het zou goed zijn als nu al een cel ‘leren uit Oosterweel’ aan het werk kon gaan. En lessen trekken uit wat vanaf het prille begin verkeerd is gelopen in de ramingen, de budgettering, de informatie. Maar ook en vooral uit het ontstane democratisch deficit.’ (zie binnenflap van het boek)

De ondertitel ‘Over machtspolitiek, betweterbestuur en achterkamerdemocratie’ is geladen en beschuldigend. Echte democratie heeft niets te maken met het één keer om de vier jaar uitbrengen van een symbolische stem.

Dan wordt de politieke macht in handen van partijen en verkozenen gelegd die tijdens hun mandaat en volgens de regels van de formele representatieve democratie het voor het zeggen hebben. En niet die vervelende actiegroepen en wakkere burgers die roet in het eten dreigen te werpen van machtspolitici. Doorheen het hele boek klinkt het pleidooi door voor een meer horizontale besluitvorming. 

Burgerparticipatie bij de besluitvorming is noodzakelijk, maar, zo schrijft Claeys: ‘De praktijk leert echter dat de participatieve democratie een ondergeschoven kind blijft. De burger mag even de neus aan het venster steken, maar wanneer het erop aankomt, domineert altijd weer de politieke logica.

 De participatieve democratie fungeert als onderdeel van de representatieve democratie, maar raakt niet verankerd als cruciale factor in de besluitvorming. In de ogen van de elite blijft de ze een mindere component: nuttig om draagvlak te zoeken voor beslissingen, maar niet bruikbaar als vormgever van beleid. Dat laatste blijft het prerogatief van de verkozen elite.’ (p. 447).

En toch hoop

 En toch was ‘Stilstand’ ook een hoopvol boek. Manu Claeys schreef dat er in al die jaren van koude oorlog een hoopvolle beweging is ontstaan, maar dan op plekken waar de traditionele politici de minste impact hebben: van onderuit. StRaten-Generaal en Ademloos hebben die stem van onderuit, van de gewone man in de straat, luider laten doorklinken.

Dat is gebleken tijdens het afdwingen van de volksraadpleging van 2009 en de uitslag ervan, maar ook uit het opduiken van talrijke nieuwe buurtgroepen en milieu-actiegroepen die in het kielzog van stRaten-Generaal en Ademloos, mee aanstuurden op democratische maatschappelijke verandering met een breed gedragen project zoals, notoir vooraan in de picture, het overkappingsproject van een enthousiaste Ringlandploeg.

Het is zeker niet toevallig dat de ‘Jury Prijs voor de Democratie’ in 2010 precies aan stRaten-Generaal en Ademloos werd uitgereikt met volgende kanttekening: ‘Het gaat om onafhankelijke burgernetwerken die zich zelfstandig rond een thema organiseren. 

Zeer opmerkelijk daarbij is dat het niet alleen gaat om een eisenstrijd, om verzet tegen bestaande beleidsplannen, maar dat er gebruik wordt gemaakt van expertise en kennis om alternatieve voorstellen uit te werken. Zo wordt de kwaliteit van de politiek verhoogd door de discussie inhoudelijk te stofferen en de standpunten van de politieke partijen te bevragen.’ (zie binnenflap)

Voor mijn part mag Ringland een van de volgende winnaars van deze prijs worden.

De negende macht arriveert

In zeker zin was ‘Stilstand’ een visionair boek. Het was niet alleen een terugblik op de ‘slag om Oosterweel’, maar de ingrediënten voor een nieuw en mooi democratisch verhaal waren ook al nadrukkelijk aanwezig.

In een korte epiloog brak Claeys in ‘Stilstand’ een lans voor wat hij de ‘negende macht’ noemt na de trias politicas, de administratie, de publieke sector en haar externe experts, de pers en de privé sector. Hij doelt daarmee op de georganiseerde burger die zich in het maatschappelijk middenveld bevindt.

In zijn laatste boek ‘De democratie voorbij’ ging Luc Huyse op zoek naar voorbeelden om de democratie te verrijken en daarvoor vermeldt hij uitdrukkelijk de Antwerpse actiegroepen die voor hem een nieuw segment van het maatschappelijk middenveld representeren. De bonte wereld van de kleinschalige comités in buurten, wijken en straten die je overal ziet opduiken zijn volgens Huyse de onmisbare spelers op dat middenveld dat de brug kan vormen tussen bevolking en politiek.

 Zij kunnen vaak putten uit de juridische, planologische, mediatechnische, sociologische en politicologische deskundigheid van hun leden. Met z’n allen weten ze goed dat politiek personeel en ambtenaren niet altijd meer een kennisvoorsprong hebben. Als voorbeeld vermeldt hij de Antwerpse koepel van buurtverenigingen De Ploeg, waartoe ook Manu Claeys behoort, die actief is de stationsbuurt.

In de Kievit II-fase werd projectontwikkelaar Kairos die in opdracht van Electrabel een nieuw kantoorgebouw wilde neerzetten in de wijk, teruggefloten door een gefundeerd bezwaarschrift van De Ploeg en in plaats van een zoveelste juridische strijd aan te gaan zijn projectontwikkelaar en buurtbewoners, samen met architect Stéphane Beel, aan tafel gaan zitten en daaruit ontstond een leefbaar compromis voor alle betrokken partijen.

Ook voor de invulling van Kievitsfase III werd intussen eenzelfde procedure gevolgd, want vertegenwoordigers van De Ploeg gingen met Christian Van Thillo en zijn architecten aan tafel om de plannen te bespreken voor een nieuw hoofdkwartier van Het Pershuis, een van de machtigste mediaconcerns in Vlaanderen.

De kracht van dat georganiseerde middenveld is dat het vooral op geëngageerd vrijwilligerswerk stoelt en dat is van onschatbare waarde. Dat hebben stRaten-Generaal, Ademloos en Ringland ten volle bewezen en dat heeft de politieke overheid, al dan niet onder invloed van intendant Alexander D’Hooghe, intussen ook begrepen.

Het historische toekomstverbond moet het opstarten van een nieuw samenwerkingsmodel worden rond de besluitvorming over de mobiliteit in en rond Antwerpen, in de vorm van een werkgemeenschap, met actieve betrokkenheid van burgers, als deel van een bredere hervorming die bestaat uit de oprichting van een vervoerregio Antwerpen. Dit nieuwe model zou komaf moeten maken met de oude besluitvormingscultuur.

Zenuwachtigheid

Tegen einde april van dit jaar moesten de eerste resultaten van die nieuwe besluitvormingsformule bekend gemaakt worden. Die datum werd niet gehaald en dat leidde tot zenuwachtigheid en zelfs tot regelrechte kritiek op de al te zachte onderhandelingspositie die de onderhandelaars van de actiegroepen tot nu toe zouden ingenomen hebben.

Die sfeer van onbehagen was aanwezig bij een aantal mensen op de 22ste Horta-avond. Zouden wij ons niet andermaal laten rollen door een gehaaide en niet te vertrouwen overheid? Is het wel verstandig om onze sterke troeven (arrest van de Raad van State en de handtekeningen voor een nieuwe volksraadpleging) uit handen te geven?

Met die kritische vragen werden de vertegenwoordigers van de actiegroepen in de verschillende werkgroepen bestookt, eerder dan met de voortgang die intussen tijdens de onderhandelingen al gemaakt was. Manu Claeys voor stRaten-Generaal zei hierop: ‘De deadline van april 2017 werd inderdaad niet gehaald, maar vandaag kan de BAM wel een document met uitvoeringsvarianten voorleggen aan het parlement.

Dat document met maar liefst 35 bijkomende onderzoeksvragen kwam tot stand in overleg met de burgerbewegingen en hun experten, en zal door de BAM op korte termijn worden ingediend bij de dienst MER, ter verwerking in aanvullende richtlijnen binnen het lopende project-MER. StRaten-Generaal verklaarde zich in overleg met Ademloos akkoord om, na dit indienen door de BAM, haar klacht bij de Raad van State tegen het ‘GRUP Oosterweelverbinding’ in te trekken.’

Dat betekent dus dat het onderzoek naar de ‘Oosterweel light’ (lees: een ingetunnelde Oosterweelverbinding met minder rijstroken en minder ruimtelijke impact) als uitvloeisel van het toekomstverbond effectief wordt opgestart. Daarmee wil stRaten-Generaal tegelijk ook honoreren dat de voorbije maanden veel goed werk verricht is bij het omzetten van het toekomstverbond in concrete stappen, documenten en engagementen.

Dat bleek ook zeer uitdrukkelijk uit de toelichtingen en antwoorden van de vertegenwoordigers van de actiegroepen op de Horta-avond. Maar Manu Claeys haastte zich in een persbericht van stRaten-Generaal toch om eraan toe te voegen: ‘Tegelijk steunt stRaten-Generaal de beslissing van de andere indieners (Ademloos en enkele individuele personen uit Antwerpen en Zwijndrecht) om hun klacht nog niet in te trekken en hun eigen keuze van eventueel intrekken afhankelijk te houden van andere concrete stappen en documenten. Zij overleggen hierover nog met de overheid met het oog op bijkomende garanties.’ 

Inspraakverankering

De ‘negende macht’ laat van zich horen. Meer dan ooit. Dat is zeer hoopvol, maar dat vraagt ook om een andere instelling van die beweging van onderuit. De actiegroepen zitten nu mee aan de onderhandelingstafel en dat is du jamais-vu in de Belgische politiek. Die inspraakverankering in het toekomstverbond vindt zijn vertaling in de zogenaamde werkgemeenschap.

Hierover kwam Peter Vermeulen van Ringland op de Horta-avond een toelichting geven. De werkgemeenschap, zo zei hij, doet beleidsvoorbereidend werk, is denktank en klankbord bij de uitvoering van de projecten en houdt ook het draagvlak in het oog. Binnen de werkgemeenschap worden de ‘superworkshops’ herdoopt tot ‘werkbanken’. De leiding is in handen van een nieuw aan te stellen intendant, die de beschikking heeft over een eigen studiebudget, secretariaat, onderzoekers, analisten en ontwerpers, aangevuld door vertegenwoordigers van de administratie en de burgers. 

Dat werkmodel beoogt een hogere vorm van participatie dan de klassieke communicatie en inspraak. Het gaat om co-creatie (samen denken) en co-productie (samen maken). Daarnaast wordt er ook een regioraad in het leven geroepen met politieke vertegenwoordigers van dertig gemeenten die de opdrachtgever wordt van de werkgemeenschap.

 De regioraad moet de Vlaamse regering advies geven over het routeplan 2030, dat opgesteld wordt door de werkgemeenschap. Die werkgemeenschaap is het democratisch bestuur dat beslist over de toewijzing van de belastingmiddelen, maar het bepaalt niet de details. De werkgemeenschap stelt de opties voor, maar beslist niet welke gekozen worden. 

Er wordt ook een ‘werkplatform’ opgericht dat moet zorgen voor de samenwerking op het terrein tussen alle overheidsactoren (BAM, NMBS, De Lijn …) voor de infrastructuurwerken, de verkeerssturing, de minderhindermaatregelen, het openbaar vervoer, enz en het kan ook studieopdrachten in de markt zetten ter ondersteuning van de regioraad en de werkgemeenschap. Zo kunnen de burgerbewegingen, daarin bijgestaan door door hen voorgestelde externe experts, toezicht houden op het MER-onderzoek.

Peter Vermeulen liet doorschemeren dat op die manier de BAM herleid zou worden tot een zuiver uitvoerend orgaan en hij vermeldde ook dat Minister van Mobiliteit Ben Weyts achter het voorstel staat een vertegenwoordiger van de burgerbewegingen op te nemen in de raad van bestuur van de BAM. 

Samen ervoor gaan

De aanwezigen in de Horta-zaal hadden wat tijd nodig om al die nieuwigheden te verwerken. Van een defensieve positie via bezwaarschriften en dergelijke overstappen naar het enthousiast begroeten van de nieuwe inspraakstructuren die gecreëerd worden om het toekomstverbond te doen slagen is een stap in het onbekende. Er heerste twijfel.

Gaat dit wel goed aflopen voor de burgerbewegingen? Gaat deze beslissing niet leiden tot een verdeeldheid binnen de beweging van onderuit? Gaat de interne democratische besluitvorming binnen de burgerbewegingen blijven functioneren ook al zal er voortaan meer met vertegenwoordigers gewerkt worden? Van sommige vragen uit de zaal aan de woordvoerders van de actiegroepen kon je horen dat er geen gemeenschappelijk wij-gevoel overheerste.

Wim Van Hees benadrukte op het einde van de Horta-avond dan ook zeer terecht dat samenhorigheid en onderling vertrouwen binnen de burgerbeweging basisvoorwaarden om het toekomstverbond aan te gaan. 

Dat werd ook beaamd in een Ringland-boodschap op een nieuwe affiche ‘We gaan ervoor!’ ‘We zijn vertrokken! De overkapping is gelanceerd én de varianten voor Oosterweel worden nu effectief onderzocht in de lopende MER. Het wordt nog een lang proces en we zullen jullie nog vaak nodig hebben, maar we zijn alvast vertrokken!’

Creëren van ‘veilige ruimtes’

In een openhartig interview met De Standaard van 17 maart 2017 zei Manu Claeys over de twaalfjarige strijd van stRaten-Generaal: ‘Het besef dat ik voor de burger een plek zocht in het politieke spel hield mij gaande. Dat was de strijd achter de strijd.’ Die plek lijkt nu intussen veroverd, maar Manu Claeys beseft zeer goed dat er ruimtes moeten gecreëerd worden waarin de representatieve en de participatieve invulling van democratie op elkaar kunnen worden afgestemd.

‘In de ideale wereld sluiten verkozenen een pact met de burger. Infrastructuurprojecten, onderwijs, klimaat, kinderarmoede, vluchtelingen…: er zijn een hoop problemen waarmee we over vier jaar een pak verder willen staan. En we nemen de burger mee op het niveau waar die het best ingeschakeld wordt.

Dat kan door ‘veilige ruimtes’ te creëren waarbinnen de problemen door een facilitator grondig in kaart worden gebracht. Die gaat na over welke premissen iedereen het eens is. Pas dan ga je kijken naar oplossingen.’ 

Ik hoop dat de inspraakverankering die in het toekomstverbond wordt ingebouwd die veilige ruimtes zullen worden waardoor met de ‘vrede van Oosterweel’ niet alleen een nieuwe tachtigjarige oorlog werd vermeden, maar ook een mooi routeplan naar Antwerpen 2030 kan worden opgezet.

take down
the paywall
steun ons nu!