Analyse - Jean-Pierre Avermaete

De euro: een valse eenheidsmunt

Waarom de Euro niet die eenheidsmunt is die we denken dat hij is.

vrijdag 9 juni 2017 16:19
Spread the love

Sinds 1 januari 1999 is de euro in gebruik. 23 landen (1) hanteren vandaag die munt als enig betaalmiddel. Zij vormen de eurozone, een schijnbare monetaire unie. De Europese Centrale Bank (ECB) oefent toezicht uit op deze unie. Officieel ziet zij toe over de kredietwaardigheid van de munt. Iedereen is ervan overtuigd dat de euro een eenheidsmunt is, zoals de dollar er een is in de Verenigde Staten, beheerd door één centrale bank. Specialisten spreken liever van een gemeenschappelijke munt omdat de munt als gemeenschappelijke munteenheid gebruikt wordt. De euro is echter geen van beide. Het is de verzamelnaam van een reeks nationale munten, namelijk van 21 verschillende euro’s (2).

Even verklaren hoe dit tot stand kwam. Het idee van een eenheidsmunt ontstond tijdens de tweede wereldoorlog. Het concept nam pas concretere vorm aan bij de opstelling van het verdrag van Maastricht. Één land echter was gekant tegen dat idee : Duitsland. Waarom zou dat land inderdaad zijn oersterke mark opofferen voor een munt waarvan het het lot niet langer in handen had ? Maar hoe kun je de cohesie tussen de toenmalige lidstaten van de Europese gemeenschap vergroten zonder eenzelfde munt te gebruiken ? Een gemeenschappelijke referentiemunt zoals de ECU, de rekeneenheid die als referentie fungeerde ten tijde van het Europees Monetair Stelsel tussen1979 en 1993, bleek ontoereikend. Die belette immers wisselkoersveranderingen niet.

Men bedacht dan een ingenieus systeem dat de schijn moest wekken van een volwaardige monetaire unie met een schijnbare eenheidsmunt, zodat de bestaande nationale munten niet in het gedrang kwamen. Dat systeem toont vandaag zijn fundamentele tekortkomingen. Wat hadden de ontwerpers uitgedacht ? Ten eerste stelden ze een naam voor : de euro. Elke nationale munt die aan die eenmaking deelnam moest gewoon van naam veranderen. De Belgische frank werd dus omgedoopt tot euro, net als de Franse frank, de Nederlandse gulden, de Duitse mark, enz. Ten tweede, stelde men hun intrinsieke waarde gelijk om de schijn op te wekken dat al die nationale euro’s gelijkwaardig waren en dus onderling omwisselbaar. Voor de Belgische frank werd de verhouding van 1 euro tegen 40,3399 frank toegepast. Elke lidstaat handelde op diezelfde wijze en op 1 januari 1999 waren alle nationale euro’s volkomen omwisselbaar zonder enig koersverschil.

Had men te maken met een ware eenheidsmunt, dan was de ECB de enige centrale bank hiervoor verantwoordelijk. De nationale centrale banken zouden dan als filiaal van de ECB fungeren zonder andere bevoegdheden. Nu blijkt dat alle nationale banken hun bevoegdheden bewaard hebben. De ECB bepaalt weliswaar de monetaire politiek, maar het nationaal bankwezen staat nog steeds onder de voogdij van de nationale centrale banken, met hun eigen aanpak. Een speciaal daartoe gecreëerd betaalplatform, TARGET2 (Trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer), moest de samenhang van dit systeem mogelijk maken. Sinds 2008 is een tweede versie daarvan werkzaam. Dit platform vereffent dagelijks zowat 345.000 transacties voor een tegenwaarde van ongeveer 1.800 miljard euro. 55.000 financiële instellingen maken er gebruik van.



Bron: ECB. (Klik op de grafiek om deze te vergroten.)

Had men te maken met een ware monetaire unie met een eenheidsmunt, dan was zo’n platform volkomen nutteloos. De ECB zou die taak toegewezen gekregen hebben. De aanwezigheid van TARGET2 en het feit dat de nationale centrale banken hun bevoegdheden bewaard hebben, bewijst dat er verschillende euro’s in omloop zijn. Aan de hand van een eenvoudig voorbeeld wordt dit duidelijk. Stel dat u een product bij een Italiaanse producent hebt aangekocht. U moet de factuur via een bankoverschrijving regelen. U zal uw bank de opdracht geven het bedrag over te maken aan de Italiaanse bank die de producent op zijn factuur heeft aangeduid. Voor u is de kous af. In werkelijkheid vindt de transactie op een andere manier plaats. Op de site van de ECB vindt u een beschrijving hiervan (3). U zal leren dat uw bank via de tussenkomst van TARGET2 handelde. Zowel de Belgische als de Italiaanse bank zijn inderdaad lid van TARGET2 en kunnen rechtstreeks onderling geld overdragen. Zo is het ten minste voorgesteld. Die beschrijving is echter onjuist. Vermoedelijk om de schijn hoog te houden dat er slechts één euro in omloop is.

In werkelijkheid verloopt de overdracht met de tussenkomst van de twee betrokken centrale banken, de Nationale Bank van België (NBB) en de Banca d’Italia. Uw Belgische bank zal uw betaalopdracht overmaken aan de NBB waar ze een lopende rekening heeft. De NBB zal die rekening debiteren voor de over te dragen som en de lopende rekening van de Banca d’Italia die bij haar geopend is crediteren. Tegelijk zal de NBB haar Italiaanse collega op de hoogte brengen van de transactie via TARGET2. Waarna de Banca d’Italia in haar boeken de lopende rekening van de NBB zal debiteren per credit van de lopende rekening van de Italiaanse bank die op deze wijze het geld ontvangt ten voordele van de Italiaanse producent. Uw overdracht heeft dus een hele reeks boekhoudkundige ingrepen veroorzaakt, zonder dat er effectief geldmiddelen overgedragen werden.

Door uw betaling heeft de NBB nu een schuld tegenover de Banca d’Italia, terwijl de Banca d’Italia overeenkomstig een vordering op de NBB heeft. Dit heeft echter ingrijpende gevolgen. Zoals aangestipt is de overgedragen som nog steeds in het bezit van de NBB maar slechts in beheer ten voordele van de Banca d’Italia. Het statuut van die overgedragen euro’s is veranderd. Ze behoren niet langer aan de NBB hoewel ze nog steeds bij haar staan. Het betekent dat de NBB niet langer instaat voor de kredietwaardigheid van deze euro’s. Die taak is nu overgenomen door de Banca d’Italia. Deze laatste dekt dus de betrokken euro’s. Als de Italiaanse producent die euro’s weghaalt van zijn rekening, zal zijn Italiaanse bank hem de euro’s overhandigen, euro’s die door de Banca d’Italia ter beschikking zijn gesteld.

Dit betalingssysteem heeft geen noemenswaardige problemen meegebracht tot het losbreken van de huidige crisis, ontstaan in maart 2007. Binnen TARGET2 staan schulden en vorderingen altijd in evenwicht, maar hun verdeling loopt mank. Door de heersende crisis en het gebrek aan geloofwaardigheid waarmee de Europese instanties ze het hoofd bieden, vluchtte aardig wat kapitaal van de zwak geachte lidstaten naar de sterkere. Met lede ogen zagen de centrale banken van Duitsland, Luxemburg en Nederland kapitaal gestaag binnenstromen in de vorm van bankoverschrijvingen, kapitaal dat zij moeten dekken zonder dat ze het echt in handen hebben. Artikel 63 van het verdrag van Lissabon laat het kapitaalverkeer binnen en buiten de eurozone immers volledig vrij.

Eind april 2017 had de Bundesbank op die manier vorderingen ten bedrage van niet minder dan 843,4 miljard euro (4). Dit bedrag stemt overeen met iets meer dan een vierde van het BBP van het land! Het overgroot deel van die vorderingen is afkomstig van de zuidelijke probleemlanden van de Unie, zoals Italië, Spanje en Griekenland. De Banca d’Italia is haar collega’s van de eurozone liefst 411,6 miljard euro schuldig, de Banco de España 366,4 miljard, de Griekse centrale bank 76,9 miljard. Bedragen die deze centrale banken onmogelijk kunnen aflossen. Ter vergelijking, de NBB staat 17,3 miljard euro in het krijt. Zou een land zoals Italië beslissen zich terug te trekken van de eurozone, dan zou het onmiddellijk 411,6 miljard euro moeten tevoorschijn toveren om de schuldeisers te vergoeden. Ze zou daar bovenop nog iets minder dan 100 miljard moeten vergaren om een deel van de bankbriefjes dat ze van de ECB ontving terug te betalen. Het schiereiland zou ongeveer 500 miljard euro ogenblikkelijk moeten ophoesten. Een onmogelijke taak.

De toestand van de Bundesbank ziet er evenmin fraai uit. De Bank weet pertinent dat ze weinig van die vorderingen zal terugzien. Ze blijft niettemin verantwoordelijk voor die bedragen omdat deze op rekeningen staan bij Duitse banken en op elk ogenblik kunnen opgevraagd worden door de rekeninghouders. Voorzichtige Italiaanse beleggers, bijvoorbeeld, die een deel van hun patrimonium veilig willen stellen, zullen geneigd zijn om een rekening bij een Duitse bank te openen en dat deel ernaar over te hevelen. Zo wijzigen ze het statuut van hun euro’s. Hun tegoeden zijn niet langer Italiaans, maar Duits geworden. Als de eurozone uit elkaar zou spatten, met een terugkeer van nationale munten, weten die Italiaanse beleggers dat hun Duitse tegoeden in nieuwe Duitse mark omgezet zullen worden in plaats van in nieuwe Italiaanse lire, een munt die heel waarschijnlijk snel in waarde zou dalen.

Het is precies dit aspect dat de grootste dreiging vormt voor het voortbestaan van de euro als schijnbare eenheidsmunt. Deze dreiging verklaart ook de halsstarrige houding van Duitsland in Europees financiële aangelegenheden. Zolang de Duitse regering de Europese politiek overheerst, zal het land er alles aan doen om dit nakend onheil te verdoezelen en tegelijk de andere lidstaten te verplichten hun deel van de last te dragen. De verkiezing van Emmanuel Macron als president van Frankrijk is in dit opzicht een enorme opluchting voor Duitsland. Hij zal immers nooit stokken in de wielen steken en zal slaafs de Duitse bevelen naleven.

De vooruitzichten zien er bijzonder somber uit, want er bestaat voorlopig geen oplossing. De verdragen hebben immers niets voorzien. Ze aanpassen is haast onmogelijk want de kleinste wijziging vergt de unanimiteit. Het ligt voor de hand dat deficitaire lidstaten in het TARGET2-systeem er geen belang bij hebben om de euro te verlaten. En niemand kan ze eruit jagen. Door de euro te handhaven, verplichten ze de Europese instanties hen te helpen. Als het niet zou lukken, dan zullen ze die schulden onbetaald wegboeken. Met als gevolg dat die overgedragen euro’s terstond door de andere lidstaten volledig gedekt moeten worden. Wat hun draagvlak vooralsnog overschrijdt.

Een volledige herziening van dit stelsel dringt zich op, gepaard gaande met de oprichting van een ware bankunie en de samenvoeging van de staatsschulden op Europees niveau. Er bestaat geen andere uitweg. Maar gelet op de wijze waarop de bevoegde instanties zich in het verleden gedroegen, is het ergste te verwachten. De euro zal van de ene crisis in de andere belanden en elke crisis zal erger zijn dan de vorige en tot maatregelen leiden waarvan de uitvoerbaarheid twijfelachtig zal blijken. De manier waarop de Europese instanties, de ECB en het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de zogeheten Trojka, omgingen met de Griekse en Cypriotische problematiek, liegt er niet om. Het werd en is nog altijd een knoeiboel. Het levert echter een aanvullend bewijs dat alle euro’s verschillend zijn.

Inderdaad, indruisend tegen de vereiste, vervat in artikel 63 van het verdrag van Lissabon, dat het vrije kapitaalverkeer waarborgt, mogen noch de Grieken, noch de Cyprioten vrij over hun geld beschikken. De toegestane verrichtingen in euro’s zijn gelimiteerd. Erger, de toegang tot hun banktegoed is beperkt en ze mogen slechts met mondjesmaat geld uit automaten halen. Allemaal in strijd met de heersende verdragen. Griekse en Cypriotische euro’s zijn dus minder toegankelijk dan hun buitenlandse naamgenoten, ofschoon ze volstrekt omwisselbaar blijven met alle andere. Experts zullen u vertellen dat dit voortvloeit uit de belabberde toestand van het Griekse en Cypriotische bankwezen. Volstrekte onzin. Het gaat hier om de verandering van het statuut van baar geld zodra het in het bankencircuit belandt. Dit is echter een ander verhaal dat een andere keer aangesneden wordt.

 

Noten 

(1) Andorra, België, Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Monaco, Nederland, Oostenrijk, Portugal, San Marino, Slovenië, Slowakije, Spanje en Vaticaanstad.

(2) Van de 23 landen zijn er 4 die geen eigen munt hadden : Andorra (Spaanse peseta), Monaco (Franse frank), San Marino en Vaticaanstad (Italiaanse lire). 19 landen wijzigden de naam van hun munt in euro. Naast deze homonieme euro’s bestaan er nog twee supplementaire : namelijk die rechtstreeks uitgegeven door de ECB, plus alle pasmunten, bankbriefjes en muntstukken die hun eigen statuut hebben.

(3) https://www.ecb.europa.eu/paym/t2/html/index.en.html

(4) http://sdw.ecb.europa.eu/reports.do?node=1000004859

take down
the paywall
steun ons nu!