Alles is een debat vandaag. Van zodra enkele mensen, waaronder liefst één met enige renommee, publiek in interactie treden noemt men dit een debat. En dat debat, dat is heilig, ook al is het in de feiten een ordinaire ruzie, een uitwisseling van leugens, demagogie of schijnargumenten. Het is heilig want het is niet alleen de kern van onze democratie (waarbij elk deel van die woordgroep zonder enig kritisch onderzoek wordt aangenomen), het is ook een beslissende indicator van de democratische mens. Wie het debat weigert, niet netjes voert of niet iedereen als gesprekspartner aanvaardt, die kan geen échte democraat zijn. Die debat-ideologie beheerst grote delen van onze samenleving.
Als alles een debat is, dan moet men echter onvermijdelijk selectief en voorzichtig zijn. Want er moét nu eenmaal gedebatteerd worden, maar niet noodzakelijk altijd, met iedereen en over eender welk thema. Het gebrek aan dergelijke selectiviteit en voorzichtigheid zorgt ervoor dat heel veel van datgene wat men debat noemt – met alle kwalificaties die ik boven gaf – het niveau van een ordinaire ruzie op café niet overstijgt. Daarom geef ik in wat volgt vijf nuttige spelregels mee die debatten toch iets meer hygiënisch kunnen laten verlopen. De eerste regel ligt voor de hand.
1. Kies je debat
Je hoeft niet aan elk debat deel te nemen, en je hoeft evenmin alles als “een debat” te beschouwen. Het thema, de deelnemers of de toon van bepaalde debatten zijn goeie criteria om te beslissen of je deelneemt of niet. Als je in een bepaald debat niet thuishoort, blijf er dan gewoon uit. Niemand kan je dwingen te debatteren, en dat is een heel belangrijk onderdeel van je vrijheid van meningsuiting. Laat je dus niet in een debat dwingen waarin je in wezen niets te zoeken of te zeggen hebt. Als je streng wil zijn voor jezelf, leg jezelf dan de beperking op dat je enkel debatteert over thema’s waarover je voldoende weet om een autonome opinie te hebben. Het nazeggen van wat anderen hebben voorgezegd is niet meteen een bijdrage waarop de anderen zitten te wachten. De verleiding is groot, zeker op sociale media, maar niét deelnemen aan bepaalde debatten is een belangrijke stap naar debathygiëne.
2. Kies je medium
Debatten verlopen in heel verschillende media, van de massamedia – radio, TV, kranten en magazines – tot blogs, elektronische media, Facebook, Twitter en zelfs SMS en rechtstreeks face-to-face contact. We hebben dus de keuzen waar we een debat voeren. Twee vragen zijn daarbij bepalend: (1) welk publiek wil je betrekken? En (2) welk effect beoog je? Het eerste is evident: zoek je een “algemeen” publiek? Of een specifiek netwerk van mensen? Wat het tweede betreft, elk medium biedt mogelijkheden en beperkingen. En het is zeker niet zo dat de massamedia daarbij de meeste mogelijkheden bieden. Ja, je kan er een zeer ruim publiek mee bereiken, maar is dat wel het juiste publiek voor wat je te vertellen hebt? En je kan dat publiek slechts bereiken mits verregaande aanpassingen aan de formats van de massamedia, en de editoriale voorkeuren van journalisten – en dat zijn zeer ernstige beperkingen. De beperkingen van andere media zijn ook bekend: Twitter is geen medium voor lange redeneringen of genuanceerde betogen; Facebook-updates hou je eveneens best kort en snedig. Als je vooral grondig wil informeren is Twitter dan ook geen beste keuze, terwijl felle polemiek ook niet noodzakelijk in langere blogteksten moet gegoten worden.
Wie de inzet van een debat ziet in termen van “winnen” en “verliezen”, is mij geen debatinspanningen waard.
Er is nog een derde vraag die van belang kan zijn: (3) heb ik de juiste middelen om datgene te doen wat ik wil doen, eens ik een medium gekozen heb? Twitter, bijvoorbeeld, vereist wat bedrevenheid in het gebruik van hashtags, afkortingen en zo meer, en tenzij je die techniek wat onder de knie hebt zal je jezelf erg beperkt voelen in wat je kwijt kan. Dat geldt mutatis mutandis voor elk medium: live optreden in een TV talkshow is iets wat nogal wat verbale, non-verbale en psychosociale skills vergt – je mag niet uit evenwicht raken door de gespreksleider of de tegenspelers, je moet dingen kort, assertief en krachtig kunnen meedelen (wetend dat gespreksleiders je bijzonder graag onderbreken wanneer je aarzelend of te ingewikkeld praat),en je bedwingt best je tics wanneer je op TV verschijnt. De keuze voor een medium houdt immers ook een keuze in van de vorm die je wil hanteren. Kies dus een medium dat je ligt en dat recht doet aan wat je wil ontwikkelen als debat.
3. Kies je rol
In een debat speel je een bepaalde rol, en diverse typen van debat bieden verschillende rollen. Er zijn debatten die rustig en constructief verlopen, als een uitwisseling van informatie, en er zijn antagonistische debatten die eerder op een woordenstrijd lijken (of op een Kungfu gevecht, al naargelang). Vooral in dat laatste type is de keuze van een rol een uiterst belangrijk element. Je kan het debat leiden of volgen, je kan aanvallend optreden of door anderen aangevallen worden, je kan het slachtoffer zijn van leugens, spot of scheldpartijen, je kan frequent tussen beide komen of slechts heel sporadisch, enzovoort: deelnemen aan een debat heeft heel erg uiteenlopende gezichten. De regel is: laat je geen rol opleggen die je niet ligt of die je afwijst. En bovenal: weiger in het defensief te worden gedrukt, en weiger het debat te voeren binnen de krijtlijnen die je tegenstrever je poogt op te leggen. Blijf op een terrein dat je goed kent, en weiger je te laten meeslepen door de tegenstrever in een logica waaruit je niet meer wegraakt. Dat sluit aan bij de volgende regel.
4. Kies je vraag
Niet elke vraag is een antwoord waard. Meer zelfs, heel veel vragen zijn volkomen irrelevant, halen je weg van de hoofdlijn van je argument, zijn gewoon zo zwak gefundeerd of gaan uit van zodanig bizarre uitgangspunten dat een antwoord erop geen zin heeft. Immers, een antwoord geven betekent dat je de uitgangspunten en de formulering van de vraag aanvaardt. Ook “strikvragen” zijn legio: een vraag waarvan het antwoord meteen naar een nieuwe vraag leidt, die je onvermijdelijk in de logica van de tegenstrever toe zuigt. Op heel veel vragen is het best mogelijke antwoord dan ook stilte, afwijzing, of, in de meest extreme gevallen, een luide lach. Op andere vragen is het best dat je de uitgangspunten van de vraag op je beurt in vraag stelt, eerder dan op de vraag zelf in te gaan. Op die manier kan je, met wat behendigheid, ook een vraag beantwoorden die niet werd gesteld, maar eigenlijk gesteld had moeten worden. In elk van die gevallen is je houding er een van redelijkheid – zelfs wanneer je met een lachbui antwoordt op een volstrekt belachelijke vraag.
5. Kies je doel
Wees ervan bewust dat de overgrote meerderheid van de debatten antagonistisch zijn, en dat het merendeel van de deelnemers eraan slechts één doel heeft: “winnen”. Dat doel is volkomen banaal, want de dag daarop herinnert niemand zich nog het scorebord. Winnen is iets helemaal anders dan “overtuigen”, want winnen kan je met dirty tricks, overtuigen – zeker wanneer het van blijvende aard is – kan je enkel met argumenten. Bepaal dus wat je wenst te bereiken in een debat, en vraag je af of de inzet de moeite waard is.
In mijn eigen optiek is een debat slechts de moeite waard wanneer het een leermoment is, wanneer informeren de belangrijkste handeling is, en wanneer de uitkomst van de gedachtewisseling een wisseling van gedachten is. Niet veel debatten voldoen daaraan, niet veel deelnemers delen die aspiratie, en niet veel debatten verdienen in mijn optiek dan ook de titel “debat”. Refererend naar wat ik boven zei ben ik dan ook van oordeel dat ik niet in elk debat moet optreden, en dat ik niet met iedereen hoef te debatteren. Wie de inzet van een debat ziet in termen van “winnen” en “verliezen”, is mij geen debatinspanningen waard. En wie van een debat een ego-zaak maakt zal ontgoocheling na ontgoocheling sprokkelen: de scheldpartijen zullen je kwetsen, de irrationaliteit van mensen zal je ontgoochelen, de intellectuele leegte waarmee velen debat voeren zal je verbijsteren. Een debat is maar de moeite waard wanneer het doel ervan groter is dan jezelf.
Deze vijf regels zijn, als je wil, “strategisch” van aard. Daarnaast zijn er een hele reeks tactische punten, waarvan de belangrijkste steeds op hetzelfde neer komen: hou je emoties in bedwang, laat je niet meeslepen, zet een eigen lijn uit en volg ze gedisciplineerd. Je kan woede of verontwaardiging uitdrukken, maar enkel als ze doelbewust en doelgericht zijn – dus wanneer je de toonzetting als stijlmiddel hanteert maar je er niet door laat beheersen. Je interventies zijn veel effectiever wanneer ze vanuit een helder hoofd vertrekken. En veel te veel debatten (of dingen die men zo noemt) gaan kapot aan het tegendeel: opgezweepte gemoederen die rede noch redenering toelaten. Zoals ik zei: dat zijn debatten waar ik zelf ver weg van poog te blijven. Kwestie van debathygiëne.
Dit stuk verscheen eerder bij Diggit Magazine