Latijns-Amerika heeft een Gini-coëfficiënt van 0,79 voor grondverdeling. Daarmee scoort het veel slechter dan Europa (0,57), Afrika (0,56) en Azië (0,55).
Een Gini-coëfficiënt is een getal dat de mate van ongelijkheid van een fenomeen aangeeft, met aan de ene kant 0 voor perfecte gelijkheid en aan de andere kant 1 voor perfecte ongelijkheid.
In Zuid-Amerika is de ongelijkheid nog groter: de Gini-coëfficiënt is er 0,85. Centraal-Amerika scoort met 0,75 lichtjes beter dan het Latijns-Amerikaanse gemiddelde.
Honger uitbannen
Als je de honger wil uitbannen en in 2030 de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) wil halen, dan moet je eerst deze ongelijkheid in grondbezit aanpakken, zegt de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de VN.
Een rapport dat de humanitaire organisatie Oxfam eind vorig jaar publiceerde, laat zien dat 1 procent van de productie-eenheden in Latijns-Amerika meer dan de helft van alle landbouwgronden bezit.
Kleine grondbezitters krijgen het steeds moeilijker, zegt Aurélie Brès, bij de FAO verantwoordelijk voor het grondbeleid in Latijns-Amerika. Vooral vrouwen zijn daar het slachtoffer van. Ze bezitten amper grond en die is ook van een mindere kwaliteit en kleinere oppervlakte dan die van de mannen.
Ook inheemse volken hebben het op dit punt moeilijk. Ze bezitten maar 23 procent van de grond in Latijns-Amerika. De laatste twintig jaar hebben ze meer erkenning gekregen van hun rechten, vooral op het vlak van bossen, maar er is nog veel werk aan de winkel, zegt de FAO.
Vrijwillige Richtlijnen
Woensdag en donderdag vond in het Chileense Santiago een FAO-top plaats over de Vrijwillige Richtlijnen voor het verantwoord beheer van grond, visgronden en bossen in het kader van de nationale voedselzekerheid. Die richtlijnen zijn vijf jaar geleden goedgekeurd door 125 lidstaten van het Committee on World Food Security (CFS) van de VN.
De FAO ondersteunt landen die de richtlijnen toepassen. “De richtlijnen garanderen de gelijke toegang tot grond, visgronden en bossen als middel om de honger en armoede de wereld uit te helpen, duurzame ontwikkeling te ondersteunen en het milieu te beschermen”, zegt Brès.
Vredesproces in Colombia
Landen als Colombia en Guatemala hebben positieve ervaringen met deze richtlijnen, zegt de FAO. In Colombia heeft de meer dan vijftig jaar durende burgeroorlog zijn stempel gedrukt op het grondgebruik. Vandaag gebruikt men amper 7 van de 22 miljoen hectare landbouwgrond.
De herverdeling van de grond wordt daar een van de grote uitdagingen van het vredesproces, aldus de VN-landbouworganisatie. De FAO assisteert daarbij, met de Vrijwillige Richtlijnen als een van de instrumenten.
Een van de grootste knelpunten is dat 82 procent van de bewerkbare grond in handen is van 10 procent van de eigenaars, zegt Felipe Fonseca, directeur van de Eenheid voor Landbouwplanning (UPRA) in Colombia, waarmee de FAO een samenwerkingsakkoord heeft.
Guatemala het eerste land
Guatemala was het eerste Latijns-Amerikaanse land dat de Vrijwillige Richtlijnen toepaste. Het gebruikte ze als hefboom om zijn landbouwbeleid te hervormen.
92 procent van de kleine landbouwers heeft er 22 procent van de grond, terwijl 2 procent van de commerciële producenten 57 procent van de grond gebruikt.
In januari ondertekenden de FAO en het ministerie van Landbouw een overeenkomst waarbij de VN-organisatie het ministerie gaat ondersteunen bij zijn landbouwhervorming.
De FAO-richtlijnen hebben in Guatemala de steun van zowel de openbare als de private sector, en ook van de burgersamenleving en de academische wereld, benadrukt Diego Recalde, FAO-vertegenwoordiger in het land.