Getuigenissen Lesbos: ‘In Syria I was businessman, now I am jungle man’
Reportage - Ans Brys

Getuigenissen Lesbos: ‘In Syria I was businessman, now I am jungle man’

Naar schatting zitten een 5.000 vluchtelingen in de kampen in Moria en Kara Tepe op Lesbos. Dat overschrijdt ruim de capaciteit van de kampen waardoor veel mensen gedwongen worden om in zomertentjes te slapen bij temperaturen rond het vriespunt. Afgelopen week alleen al waren er drie doden. Achter al deze cijfers schuilen gewone mensen. Fotografe Ans Brys bezocht de kampen en sprak met de mensen. Wie zijn ze, hoe is hun situatie en waarom zijn ze gevlucht?

donderdag 2 februari 2017 11:20
Spread the love

De Griekse overheid heeft nog geen officiële doodsoorzaken geformuleerd na de drie overlijdens. Maar de omstandigheden waarin deze mensen leven, zijn schrijnend.  De vluchtelingen die ik sprak hebben nooit verwacht in zulke omstandigheden terecht te komen. Voor de meerderheid van de bewoners van deze kampen is het bang afwachten. De informatie is schaars.  

 

Fatima (35), Hediyeh (10) + Hamideh (8) – Iran




Fatima staat met haar dochters in de gietende regen te wachten. Over een uur kan ze aan boord van de ferry (achter haar op de foto) die hen naar Athene brengt.  

Ze heeft 4 maanden in kamp Moria gezeten en krijgt nu de officiële toestemming om door te reizen. Alledrie zijn ze zichtbaar opgewonden en opgelucht. Fatima hoopt in maart in Frankfurt te arriveren. Daar wonen haar vader en moeder, broer en zus.

Net zoals de rest van haar familie, vlucht ze met haar dochters naar Europa omdat ze christenen zijn. Met ongeveer 0,05% vormen de christenen in Tehran een zwaar bedreigde minderheid. Trots toont ze foto’s van haar vader, die nu priester is in Duitsland.

Chukwudi (30) – Nigeria   




Buiten het kamp klampt iemand me vast. Of ik zijn vriend wil helpen en diens vrouw. Hij wijst naar een hippe Afrikaan die wanhopig rond kijkt.

Chukwudi onvluchtte Nigeria begin 2016, uit angst voor familiale represailles.  In Istanbul kwam hij terecht in het illegale circuit van kledingfabrieken en leerde er Lillian uit Uganda (20) kennen. Ze werden verliefd en Lillian raakte zwanger.  Hun kind een beter leven geven was de belangerijkste motivatie om naar Europa te vluchten.

Acht maanden later konden ze vanuit Izmir op een bootje naar Lesbos stappen. De eerste keer werden ze door het gehuil van kinderen aan boord opgemerkt door de Turkse kustwacht. Ze werden opgepakt en zaten 27 dagen in een cel. Bij de tweede poging dobberden ze drie uren op zee, tot ze werden opgemerkt door de Griekse kustwacht, die hen aan land bracht.

Een week na hun aankomst in kamp Moria begon Lillian hevige buikpijn te krijgen. Ze vreesde voor de vijf maand oude baby in haar buik. Ze werd dagenlang heen en weer gestuurd van dokters in het kamp naar de ziekenhuizen in Mytilini, de hoofdstad van Lesbos.

Er werd gezegd dat de baby oké was en dat ze voor de pijn medicatie moest nemen.  Elk uur moest ze één pil vaginaal en één pil oraal innemen. Vijf dagen lang, zonder deftig voedsel.  Toen ze opnieuw naar het hospitaal ging, voelde ze dat er iets mis was.  Ze huilde van de pijn, plots voelde ze een ballon tussen haar benen en schrok. Toen ze hoestte viel haar baby met vruchtzak op de grond. De dokter zei haar dat de baby al twee dagen dood was. Niemand had haar dat eerder verteld.

Tot vandaag weten ze niet waarom hun baby gestorven is. Ze kennen het geslacht niet. Na 5 dagen werd Lillian terug gestuurd naar het kamp. De omstandigheden om terug op krachten te komen en zich te verzorgen zijn er uiteraard niet gunstig. 

Lillian verloor liters bloed en is momenteel nog steeds ontzettend verzwakt. Chukwudi en Lillian zitten nu vijf weken in kamp Moria. En ze wachten nog steeds op informatie wanneer ze zich kunnen registeren.

Ariana (8) – Afghanistan




Ariana loopt tussen 2 regenbuien door op het weggetje tussen kamp Moria en het stadje Moria.  Een klein meisje in een roze skipak, op pad tussen de bergen en olijfbomen op een Grieks eiland. Ze spreekt een beetje Engels en vertelt dat haar ouders in het kamp zitten.

Gezinnen kunnen slapen in één van de containers in plaats van in de tentjes. Ze zitten vaak met 10 tot 20 personen in een container, zonder enige vorm van privacy.

   

Ibrahim (47) – Syrië




Ibrahim vraagt of ik hem ken van op tv. Ja, ik ken hem. Hij is een beetje bekend in Nederland en België door zijn uitspraak in een reportage van de NOS. 

‘In Syria I was businessman, now I am jungle man.’

Hij toont me zijn ‘echte’ versie. Op zijn smart phone zie ik foto’s van een trotse knappe man in maatpak, in een land zonder ruïnes. Een man die zich opwerkte als manager van een restaurant en met zijn dochter van Damascus vluchtte naar Beiroet, Libanon. 

Al zijn geld stortte hij steeds meteen door naar zijn dochter. Deze huwde een Libanees en kreeg de Libanese nationaliteit. 

Na enige tijd werd Ibrahim’s verblijfsvergunning niet verlengd en terug naar Syrië kon hij niet gaan. Hij besloot te vluchten naar Turkije en kwam aan op Griekenland zo’n zes maanden geleden. Sindsdien slaapt hij in één van de gammele tentjes in kamp Moria.

In alles wat hij zegt en doet, voel ik dat hij een schim is van wie hij ooit was. Al zijn trots, zijn waardigheid, zijn menselijkheid en zijn duurverdiende geld zijn verloren. Er schiet niets meer van over.

Hij droomt er van om terug te kunnen werken, eender welke job, in eender welk land. Naar aanleiding van de overlijdens in het kamp deze week, onvang ik dit bericht van hem: ‘It’s hard time. I have too much bad feeling.’ 

  

Amir (26) – Afghanistan




Amir zit te schrijven als ik hem ontmoet. Hij wil Grieks leren, voor zolang hij vast zit op het eiland. Hij komt over als een spons, een autodidact, iemand die wil leren en wil bouwen aan een betere toekomst. 

Amir ging in mei 2012 bij de APU special forces, waar hij samen werkte met Amerikaanse soldaten. Hun missie was om huizen te doorzoeken en terroristen op te sporen. 

Toen hij zijn Amerikaanse collega’s leerde kennen was hij erg verrast. Een wereld ging voor hem open en hij liet na een tijd ook zijn geloof achterwege.

In april 2015 verliet hij de APU. De angst voor represailles van de Taliban of Al-Qaeda (voor het samenwerken met de V.S.) en het verlaten van de islam, maakten dat hij z’n land moest ontvluchten. 

Hij trok naar Iran, daarna naar Turkije en kwam begin juli 2016 aan op Lesbos. Hij zit nu 6,5 maanden in het kamp, helemaal alleen. Hij heeft niet veel vrienden of contacten op Lesbos omdat hij zich naar eigen zeggen wil focussen op zijn toekomst. Hij wil zijn dossier voorbereiden en zijn kans op asiel niet verspelen.

Enkele dagen geleden heeft Amir zijn documenten verkregen. Hij is geregistreerd, dus hij bestaat. Zijn interview is op half februari.

 

Maryem (25) + Abbas (10 maanden) – Irak 




 Maryem zit met haar baby en man aan de poorten van kamp Kara Tepe. Ze zitten te schuilen in één van de geïmproviseerde restaurants/winkeltjes buiten het kamp.

Toen Maryem in Irak als verpleegster voor een hulporganisatie werkte, werd het ganse team plots ontvoerd. Iedereen werd geblinddoekt en meegenomen naar een onbekende plek.

Na een maand werden Maryem en een andere vrouwelijke collega vrij gelaten in een afgelegen gebied. Ze hadden geen idee waar ze waren. Ze hebben drie dagen gewandeld zonder eten of drinken. De inwoners van een naburig dorp hebben hen uitgeput teruggevonden en brachten hen naar het hospitaal. In één van haar zakken vonden ze haar gegevens en verwittigden haar man. Op dat moment was Abbas enkele maanden oud en gaf Maryem nog borstvoeding.

Ze vluchtten meteen via Turkije, waar ze na éé week de oversteek naar Lesbos maakten. Vijf maanden zit het gezin in Kara Tepe (te zien op de achtergrond).

Intussen is Maryem één maand zwanger. Ze is misselijk en ontzettend moe, heel anders dan bij haar eerste zwangerschap. Ze krijgt geen vitaminen of andere medicatie om aan te sterken gezien de moeilijke omstandigheden waarin ze leeft.

Vandaag laat ze weten dat ze in Athene zitten. Ze hebben vier dagen op straat geleefd, maar kunnen nu tijdelijk terecht bij iemand thuis. De situatie blijft echter ook op het vasteland hopeloos.

Arnold (28) – Congo Kinshasa  




Arnold kijkt nieuwsgierig toe als ik met iemand sta te praten in één van de geïmproviseerde restaurantjes buiten kamp Moria.  Hij is verlegen, heeft een zachte, warme glimlach. Ik glimlach terug. Hij vertelt me dat de situatie moeilijk is. Dat zijn vrouw op zes maanden een miskraam kreeg. 

Arnold komt uit Kinshasa en als student/assistent wiskunde op de universiteit liep hij op 19 september 2016 mee in de betoging tegen het regime van Kabila.  Tijdens de betoging nam de Congolese geheime dienst foto’s van de betogers en begonnen aan een agressieve razzia doorheen de wijk waar Arnold woonde. Gewapende politiemannen in burger kwamen ‘s nachts bij hem thuis, op zoek naar hem. 

Enkel zijn moeder, twee zussen en grote broer waren aanwezig. Toen de mannen zijn moeder en zussen wilde meenemen, protesteerde zijn broer. Daarop opende de politie het vuur en schoot hem neer.

Arnold kon zich niet meer vertonen op de begrafenis en heeft hem nooit meer gezien. Hij besloot, met de financiële hulp van familie en vrienden en twee valse paspoorten, te vluchten.

Met zijn vrouw Fanny vloog hij naar Istanbul. Ze trokken naar de Turkse kust, spendeerden één nacht in de bossen en begin december namen ze een bootje naar Lesbos.

Momenteel zijn ze van een tentje in kamp Moria overgeplaatst naar een hotelkamer. Hotelkamers worden uitzonderlijk ter beschikking gesteld voor zwakkere personen zoals kinderen, vrouwen, zieken of ouderen.

Fanny (26) – Congo Kinshasa 




Arnold stelt me voor aan zijn vrouw. Een verlegen maar vooral sterke en gracieuze vrouw. Of dat moet ze ooit geweest zijn. Precies één week na hun aankomst op Lesbos, verloor Fanny haar kind. Ze was zes maanden zwanger.

Na vijf dagen hospitaal werd ze terug naar kamp Moria gestuurd, zonder enige uitleg over de oorzaak van de miskraam, zonder enige begeleiding of extra bescherming. 

Alle info in het hospitaal werd gegeven in het Grieks. Het feit dat ze Frans spreken maakt het extra moeilijk. Er zijn weinig tot geen Franstalige vertalers in het kamp. Ze zitten momenteel anderhalve maand in het kamp. En wachten nog steeds op informatie over een mogelijke registratie of interview.

Wula (66) – Lesbos




Wanneer ik naar mijn auto wandel, wordt me een pamflet in de hand gefrommeld. Of ik geloof, vraagt ze in onverstaanbaar Duits. Wula en haar man Emmanuel (68) staan buiten de poorten van kamp Moria als ik hen ontmoet. 

Ze delen foldertjes uit aan passanten, merendeel ‘inwoners’ van het kamp. In grote letters staat er ‘Will suffering ever end?’ Christenen zijn ze niet, nee, daar willen ze niks mee te maken hebben. Ze zijn getuigen van Jehova. 

De situatie is vreselijk zeggen ze. Door ons geloof proberen we rust en vrede te brengen in deze moeilijke tijden. Elke dag komen ze zieltjes winnen.

Wula en Emmanuel zijn afkomstig van Lesbos, maar woonden 40 jaar in Duitsland en hebben hun twee dochters nog steeds wonen in Heilbronn, tussen Stuttgart en Frankfurt.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!