Opinie -

Moralisme als schaamlapje voor Koude-Oorlogsretoriek

Wie dacht dat de Vlaamse media-intellectuelen zich in de laatste dagen van 2016 in hun vele kerst- en eindejaarboodschappen zouden buigen over de belangrijke politieke en maatschappelijke problemen, waarmee onze maatschappij in 2017 te kampen krijgt, is eraan voor de moeite. In plaats daarvan krijgen we Koude Oorlogsretoriek 2.0.

woensdag 4 januari 2017 17:43
Spread the love

Sinds de passage van Raoul Hedebouw bij De Slimste Mens, de positieve peilingen voor PVDA-PTB, de geruchten over een mogelijk kartel tussen PVDA-PTB en centrumlinkse partijen en het succes van Peter Mertens’ nieuwe boek, ligt de gemiddelde Vlaamse media-intellectueel wakker van de PVDA-PTB en hun vermeende steun aan dictators allerhande. Dit levert bizarre allianties op: zowel katholieke als vrijzinnige pastoors schreeuwen van hun hedendaags kansel – het opiniestuk in de kwaliteitskrant of het platform van een praatprogramma op de zender voor meerwaardezoekers – dat we veel te zacht zijn voor “extreem-links”.

Het lijkt wel alsof de Koude Oorlog helemaal terug is in Vlaanderen. Maar zoals Marx al wist, is elke herhaling van de geschiedenis een komedie; in dit geval een Vlaamse komedie. En net zoals Vlaamse komedies niet bepaald hoge toppen scheren, is ook het niveau van de intellectuele komedie die opgevoerd wordt in onze media in deze zaak, niet bepaald hoog te noemen.i

Het eerste salvo werd afgevuurd door Gwendolyn Rutten die in een opiniestuk vol met kromme redeneringen impliciet pleitte voor ofwel een cordon rond de PVDA-PTB of een afschaffing van het cordon rond het VB. Sindsdien worden de uitlatingen van Rutten vlot herhaald door opiniemakers allerhande. De laatste in de rij is Maarten Boudry die in een doorwrocht stuk in De Morgen de uitspraken van Rutten probeert te voorzien van een soliede feitelijke en argumentatieve basis.

Bij het lezen van het stuk van Boudry moest ik onmiddellijk aan Potemkin denken. Deze Russische aristocraat liet in de 18de eeuw een verplaatsbaar dorp optrekken dat kon opgezet worden als Katharina De Grote door het Russische Rijk trok. Zo kon Potemkin de keizerin laten geloven dat het Russische platteland economisch bloeide als nooit te voor. Echter, het dorp van Potemkin bestond niet uit solide huizen, maar enkel uit mooi beschilderde houten gevels. Het essay van Boudry lijkt wel een Potemkin-essay: op het eerste zicht een stuk met een soliede argumentatie op basis van feiten en een onberispelijke logica. Wie echter achter de retorische façade kijkt in de hoop een onbevooroordeeld argument te vinden, komt van een kale reis terug.

Rutten Redux

Net zoals Rutten probeert Boudry te bewijzen dat de PVDA een partij is die in wezen even extreem is als het Vlaams Belang (VB). De logische conclusie van deze vermeende equivalentie is volgens Boudry dat elke vorm van samenwerking met de PVDA-PTB problematisch is. Boudry maakt duidelijk dat dit voor hem geen zaak is van partijpolitieke calculatie maar wel van intellectuele hygiëne. Iedereen die na het lezen van het essay van Boudry toch nog volhardt in de boosheid door het VB anders te behandelen dan de PVDA-PTB moet dan wel een intellectueel (en moreel) verdacht sujet zijn. Maar, hoe overtuigend zijn de argumenten van Boudry en in hoeverre zijn ze compatibel met de door hem gepredikte intellectuele hygiëne? Dat valt nogal tegen.

De argumentatie die de equivalentie tussen het VB en de PVDA-PTB moet aantonen, loopt mank. Boudry lijkt er namelijk van uit te gaan dat de basis waarop het VB wordt beoordeeld, te vinden is in de houding van de kopstukken tegenover de nazistische massamoorden. Als dat zo is en als Boudry kan bewijzen dat de houding van de PVDA-PTB t.a.v. andere massamoordenaars dezelfde is als die van het VB, dan kan hij met recht en reden beweren dat we liever zijn voor PVDA-PTB dan voor VB (de laatsten zijn immers onderworpen aan een cordon, de eerstgenoemden niet).

Boudry moet dus twee dingen aantonen om zijn stelling dat VB en PVDA-PTB hard te maken. Ten eerste dat we het VB beoordelen op basis van haar houding ten opzichte van de fascistische regimes van de jaren 30 en 40. Ten tweede, dat de houding van de PVDA-PTB ten opzichte van gelijkaardige regimes in moreel opzicht equivalent is met de houding van het VB. Maar hier knelt het schoentje, want de eerste premisse van de redenering is problematisch.

De weigering om met het VB samen te werken en dus voor het cordon sanitaire, was en is niet hun houding t.a.v. het nazisme maar de concrete politieke voorstellen van de partij, die in veel gevallen in strijd zijn met het mensenrechtenverdrag, gebaseerd zijn op racisme, etc. Het is niet omdat het VB het antisemitisme van de nazi’s vergoelijkt dat de Vlaamse democratische partijen na de eerste Zwarte Zondag dergelijk cordon afsloten, maar wel omdat hun politieke voorstellen baadden in racisme. De verheerlijking van de collaboratie kan als een indicatie gezien worden, maar volstaat niet als bewijs voor het fascistoïde karakter van hun politiek project.

Opdat de equivalentie tussen het VB en PVDA-PTB ook maar enigszins aannemelijk zou zijn, zou Boudry enkele voorstellen van PVDA-PTB tevoorschijn moeten toveren die aantonen dat het politieke project van deze partij stalinistisch is en zo indruist tegen de fundamentele mensenrechten. Net zoals Rutten beseft Boudry dat dergelijke zoektocht weinig zal opleveren. Daarom neemt hij zijn toevlucht tot een zuiver moralistische benadering van de politiek, die ver weg blijft van de concrete voorstellen van de partij.

En zo zijn we aanbeland bij de crux van de zaak: politiek is voor Boudry blijkbaar een zaak van moraliteit, en moraliteit alleen. Wie, in de ogen van Boudry, ‘foute’ dingen zegt over massamoordenaars van 70 jaar geleden of op een paar duizenden kilometers van hier, is per definitie afgeschreven, los van het concrete politieke project van die persoon of partij. Dergelijke benadering van de politiek is niet alleen moeilijk vol te houden in de reële wereld, erger nog is dat dit hooggestemd moralisme in de handen van Vlaamse media-intellectuelen eenzijdig wordt toegepast.

Twee voorbeelden. Een paar jaar geleden vond de Franstalige liberaal Louis Michel het nodig om de verdediging van Leopold II en zijn genocidaal koloniaal project in Congo op zich te nemen. Heeft iemand daarop een opiniestuk gelezen dat opriep om alle samenwerking met Louis Michel of de MR op te zeggen?ii Boudry schrijft dat een N-VA die op een bepaald moment zou kiezen voor een samenwerking met het VB niet op zijn stem zou kunnen rekenen. Zolang dat niet gebeurt, ziet Boudry er dus geen enkel moreel bezwaar in om voor de N-VA te stemmen. Dat die partij ondertussen talloze ex-VBers in haar rangen telt, zoals Karim Van Overmeire, die niet alleen meeschreef aan het door en door racistische 70-puntenplan van het VB en er in 2012 geen afstand wou van nemen, is blijkbaar geen moreel probleem voor Boudry.iii

Smoking Gun: De Noord-Koreaanse connectie

Als de eerste premisse van Boudry’s redenering fout is, dan is de hele stelling van Boudry op los zand gebaseerd. Zijn bewering dat de PVDA-PTB er in een vergelijking met het VB bekaaid van af komt is helemaal bizar te noemen. Alhoewel de Noord-Koreaanse uitstap van Boudry in wezen bijkomstig is (immers de Noord-Korea-affaire is bedoeld om de tweede premisse van zijn redenering hard te maken, maar ook al kan hij die hard maken, dan nog blijft de conclusie van zijn redenering problematisch vermits de eerste premisse problematisch is), is het toch zinvol om de behandeling van het PVDA-PTB-standpunt van de PVDA-PTB door Boudry van dichter bij te bekijken. Ze werpt namelijk een duidelijk licht op wat Boudry nu precies bedoelt met intellectuele hygiëne.

De smoking gun die Boudry te voor schijn haalt, om aan te tonen dat de PVDA ondanks de vernieuwingsoperatie van de laatste jaren, stiekem blijft volharden in haar oude vormen en gedachten, is een resolutie over Noord-Korea, medeondertekend door vertegenwoordigers van de PVDA. Volgens Boudry toont de resolutie duidelijk aan dat de PVDA “solidariteit betuigt aan de [Noord-Koreaanse] Arbeiderspartij”. En die partij is, zo gaat Boudry verder, “verantwoordelijk voor miljoenen doden, door georganiseerde ‘straf­uithongering’ en executies van verraders en dissidenten.” Deze zin wordt gekaderd tussen referenties naar het werk van Ludo Martens, die de misdaden van communistische régimes afdeed als reactionaire leugens. Maar merk op dat de morele equivalentie tussen VB en PVDA-PTB waarop Boudry’s stuk aanstuurt pas overtuigend is als hij kan aantonen dat de PVDA-PTB de Ludo Martens-lijn blijft volgen en het Noord-Koreaanse régime steunt in haar repressie van de eigen bevolking.iv

Boudry citeert de centrale zin in de resolutietekst, als volgt:

Wij betuigen onze trouwe solidariteit (firm solidarity) aan de Arbeiders­partij van Korea en het Koreaanse volk in hun belangrijke strijd voor vrede”.

Wordt hier steun uitgesproken aan de Arbeiderspartij? Inderdaad de resolutie spreekt over kordate (of vastbesloten) solidariteit (en niet “trouwe” zoals Boudry schrijft) met de Arbeiderspartij en het Koreaanse volk in zoverre de Arbeiderspartij zich inzet voor een vreedzame oplossing voor de gespannen situatie op het Koreaans schiereiland.

Terzijde: dat Boudry hier een foute vertaling geeft, is niet onschuldig. We zeggen van iemand dat ze trouw is aan een partij/persoon/ideologie als ze die door dik en dun verdedigt. Door de foute vertaling van “firm” wekt Boudry, gewild of ongewild, de indruk dat de PVDA-PTB resoluties ondertekent waarin trouw aan het Noord-Koreaanse regime wordt uitgesproken. Of deze foute vertaling intentioneel is of niet, weet ik niet. Het zou best kunnen dat de Boudry gewoon geen zin had om het even op te zoeken. Of het nu om bewuste misleiding gaat of gewoon gemakzucht, duidelijk wordt dat hij het met bepaalde intellectuele deugden niet zo nauw neemt.

Met welke handelingen en of posities van de Noord-Koreaanse arbeiderspartij in verband met de situatie op het Koreaanse schiereiland de steun wordt uitgesproken, wordt ook vermeld in de tekst:

“[…] we support the “June 15 Joint Declaration” of 2000 and ‘October 4 Joint Declaration’ of 2007, reflecting the will of the Korean people, both North and South, of the independent and peaceful reunification of the country, of reconciliation, cooperation and exchange. We support the January 5, 2011, appeal of the DPRK government, political parties and organizations to open unconditionally a wide-range dialogue and negotiations with the political parties and organizations of South Korea, including its authorities.”v

Hier wordt niet, op de wijze van Ludo Martens, het Noord-Koreaanse regime gesteund of de misdaden van ervan ontkend, maar wel de (al dan niet serieus te nemen) pogingen van dat regime om te komen tot een vreedzame oplossing van een conflict dat al 67 jaar aansleept.

Voor alle duidelijkheid: als het waar is dat de PVDA-PTB dergelijke resolutie heeft goedgekeurd, kan daar zeker kritiek op geleverd worden. Je zou bijvoorbeeld kunnen stellen dat de PVDA zich hier laat misbruiken door een dictatoriaal regime. Of, dat het van een verregaande naïviteit getuigt dat de vredesverklaringen van het Noord-Koreaanse regime kunnen worden beschouwd als een weerslag van de reële intenties van dat regime.

Je zou verder kunnen argumenteren dat de naïviteit van de PVDA-PTB in deze zaak te maken heeft met haar verleden, waarin regimes zoals dat van Noord-Korea trouw werden verdedigd. In die zin zou je het problematisch kunnen vinden dat de vernieuwingsoperatie nog niet is afgerond. Maar opnieuw is dat onvoldoende om de stelling van Boudry te ondersteunen. Immers, er moet worden aangetoond dat het feit van de onvoltooide vernieuwing van de PVDA-PTB moreel equivalent is met het gebrek aan vernieuwing bij VB. Maar dergelijke subtiliteit of complexiteit is blijkbaar te veel voor Boudry die er resoluut voor kiest om deze verklaring te interpreteren als steun aan het Noord-Koreaanse regime tout court.

Intellectuele hygiëne of Koude-Oorlogsretoriek?

Als we de redenering van Boudry samenvatten, dan krijgen we het volgende: er wordt een passage uit een congresresolutie gehaald die voor verschillende interpretaties vatbaar is. De interpretatie die Boudry uitkiest – PVDA onder Mertens steunt, net als onder Martens, onvoorwaardelijk het Noord-Koreaanse regime in al haar aspecten – is enkel plausibel indien de PVDA nog steeds de partij van Ludo Martens. Maar dit is precies wat moet bewezen worden. De redenering van Boudry lijkt dus heel sterk op een cirkelredenering (zei er iemand “intellectuele hygiëne”?).

Nu kan de lezer tegenwerpen dat Boudry nog ander, onafhankelijk bewijs aanvoert om aan te tonen dat deze interpretatie de correcte is. We vinden in de tekst inderdaad een aantal verwijzingen naar gevallen waarin vertegenwoordigers van de PVDA-PTB weigeren om veroordelingen uit te spreken voor regimes die volgens Boudry even verwerpelijk zijn als het Noord-Koreaanse. De onderliggende gedachte is dat het standpunt in verband met Noord-Korea geen uitschuiver is, maar een constante.

De beste verklaring voor deze houding, zo lijkt Boudry te redeneren, is te vinden in de consequente weigering van de partij om terreur vanuit een bepaalde ideologische hoek te veroordelen. Zo verwijst Boudry naar de weigering van Hedebouw om Cuba onvoorwaardelijk te veroordelen en dit lijkt in zijn voordeel te pleiten. Maar waarom moet de PVDA-PTB Cuba onvoorwaardelijk veroordelen? Opnieuw kan dit enkel aannemelijk worden gemaakt indien men er een strikt moralistische visie op politiek op nahoudt. Vanuit dergelijk moralistisch standpunt moet elk politiek regime beoordeeld worden vanuit een strikt moreel kader zonder enig oog voor context. Dat Cuba voor dissidenten levensgevaarlijk was, staat buiten kijf.** En dit feit is natuurlijk belangrijk in de evaluatie van het regime.

Maar is dat het enige feit? Speelt de context waarin Cuba zich bevond geen rol? Die context is nochtans allesbehalve fraai. Het Cubaanse regime kreeg niet alleen een economische blokkade opgelegd, maar werd ook voortdurend geconfronteerd met door buitenlandse mogendheden gesteunde of georkestreerde couppogingen. Ook de regionale context laat een genuanceerder beeld zien: in de Latijns-Amerikaanse context is de staat van de mensenrechten en politieke rechten in Cuba geen uitzondering. Dit alles doet vermoeden dat het niet zozeer de ideologie is die de oorzaak is van de repressie van dissidenten, maar dat andere factoren een belangrijke rol spelen. Maar in het moralistisch universum van Boudry is voor dergelijke overwegingen, die de complexiteit en specificiteit van Cuba in rekening brengen, geen ruimte. Wie zich daaraan waagt, wordt door Boudry steevast als een verdediger van dictatoriale regimes weggezet.

Op analoge wijze worden de plannen van de PVDA-PTB om in 1917 de 100ste verjaardag van de Russische Revolutie te vieren, aangevoerd om te wijzen op de heersende nostalgie naar de repressie van het Sovjettijdperk. Opnieuw moeten we vaststellen dat hiervoor geen argumenten worden geleverd. Dat Boudry geen zin heeft om de 100ste verjaardag van de Russisch Revolutie te vieren, is zijn goed recht uiteraard. Om hieruit echter te besluiten dat diegenen die dat wel willen doen moreel verwerpelijke standpunten innemen, is nog iets anders.

In de evaluatie van de Russische revolutie beperkt Boudry zich trouwens tot de opmerking dat die “het begin inluidde van het terreurbewind door de bolsjewieken”. Opnieuw wordt de context volledig weggewuifd. Verdere bewijslast wordt ontleend aan het feit dat de PVDA-PTB zich blijft beroepen op Marx. Wat daar precies mis mee is, wordt nooit duidelijk, behalve de insinuatie dat het marxisme onvoorwaardelijk leidt tot de Goelag.

Opnieuw is dit soort moralisme een mager doorslagje van wat bepaalde intellectuelen tijdens de Koude Oorlog produceerden.vi Werd het moralisme in de Koude Oorlog ingezet om emancipatorische bewegingen, zoals de antiapartheidsbeweging, de burgerrechtenbeweging in de VS en de vredesbeweging in Europa, te discrediteren, dan gebruiken bepaalde Vlaamse media-intellectuelen hun hooggestemd moralisme vandaag om diegenen die (zoals linkse partijen en bewegingen, burgerbewegingen, anti-racisme organisaties , …) vanuit een emancipatorische visie op de mens strijden voor een sociale en egalitaire maatschappij onderuit halen. Dat je met dergelijk moralisme de nodige media-aandacht krijgt staat buiten kijf, maar met intellectuele hygiëne heeft het allemaal weinig te maken.

Karim Zahidi, filosoof, UAntwerpen

Noten

**UPDATE 6/01: Zoals een lezer terecht opmerkte is deze zin feitelijk onjuist. Verschillende bronnen geven, afhankelijk van hun politieke kleur, zeer uiteenlopende cijfers over het aantal politieke executies. Volgens Amnesty International, bedraagt het aantal ter dood veroordelingen omwille van politieke dissidentie (tussen de jaren 1959 en 1987) 237 waarvan er 21 effectief werden uitgevoerd. Rapporten van mensenrechtenorganisaties over de meer recente periode spreken weliswaar over repressie, maar van politieke executies is geen sprake meer. Duidelijk is dat op basis van objectieve bronnen niet kan gesproken worden van een levensgevaarlijke situatie voor dissidenten. Boudry’s massamoorden zijn, als we de objectieve cijfers volgen, helemaal uit de lucht gegrepen.

iKwestie van de Google-brigade wat werk te besparen: ik heb bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen een stemoproep ondertekend ter ondersteuning van Peter Mertens. Ik was gedurende een aantal jaren lid van De Stuurgroep van de Ronde Tafel van Socialisten, samen met mensen uit verschillende linkse partijen en bewegingen waaronder ook leden van de PVDA-PTB. Ik ben in deze zaak niet neutraal, maar dat betekent echter niet dat ik niet objectief zou zijn.

ii https://www.rtbf.be/info/monde/detail_louis-michel-defend-leopold-ii-et-son-action-au-congo?id=4818463

iii http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/regio/oostvlaanderen/1.1464821

ivBoudry kan nog altijd kiezen om ook hier op basis van een hoogstaand moralisme te verdedigen dat gelijk welke steun aan een dictatoriaal régime moreel verwerpelijk is. Ik gun het hem, en ik kijk vol verwachting uit naar een essay waarin hij de reële financiële en logistieke steun van de EU aan het repressieve Erdogan-régime voor het indammen van de vluchtelingenstroom kritisch belicht.

vDe twee eerstgenoemde verklaringen betreffen gezamelijke verklaringen van de Noord- en Zuid-Koreaanse regeringen. De laatste verklaring betreft een verklaring van het Noord-Koreaanse régime en andere Noord-Koreaanse organisaties die in grote lijnen de eerstgenoemde verklaringen herhalen. Wie of wat precies die andere Noord-Koreaanse organisaties zijn heb ik niet kunnen achterhalen. Gelet op het feit dat er nagenoeg geen civiele maatschappij in Noord-Korea overblijft, valt te vermoeden dat het hier gaat om mantelorganisaties van het régime.

vi Terzijde: dit soort afrekeningen met revolutionaire momenten in de geschiedenis zijn eigen aan de conservatieve politieke stromingen. Het Europese conservatisme vindt haar oorsprong in de totale verwerping van de Franse Revolutie. En toen, net zoals nu, vonden conservatieven dat elke genuanceerde evaluatie – d.w.z. een evaluatie die naast het bloedvergieten ook de context in rekening brengt – een bewijs van moreel failliet.

take down
the paywall
steun ons nu!