Ondertussen in Griekenland na twee jaar Syriza

Analyse -
woensdag 28 december 2016 19:19
Ondertussen in Griekenland na twee jaar Syriza

Griekenland leek niet weg te branden uit het nieuws tijdens de eerste zes maanden van 2015. De strijd tussen het Griekse volk en de Europese Trojka over de manier waarop de vernietigende economische crisis aangepakt moest worden, werd in heel de EU op de voet gevolgd. Hoe zit het nu in Griekenland? Bruno Tersago blikt terug op de voorbije twee jaar.



Meer dan 26,8 procent van de Griekse gezinnen leven onder de armoedegrens.

Eenvoudig was dat niet: Griekenland was met handen en voeten gebonden aan de memoranda die het had ondertekend met de geldschieters, in ruil voor noodleningen die het land van het bankroet zouden moeten redden. De confrontatie met de Trojka, een verbond van het IMF (Internationaal Monetair Fonds), de ECB (Europese Centrale Bank) en de Europese Commissie, zwol aan tot een hoogtepunt en in juni 2015 leek het er op dat een Grexit – het vertrek van Griekenland uit de eurozone en wellicht ook uit de EU – nabij was.

 Op 12 juli 2015, na een marathonvergadering van 17 uur met de EU-leiders, capituleerde eerste minister Alexis Tsipras. Hij gaf toe dat hij zijn eigen regeringsprogramma niet zou kunnen uitvoeren en dat een derde hulpprogramma voor Griekenland nodig was. Tsipras zag een muiterij in eigen rangen ontstaan en riep prompt verkiezingen uit, waarop de ‘rebellen’ snel nog een eigen partij oprichtten die echter de kiesdrempel niet zou halen. SYRIZA, de partij van Tsipras, won de verkiezingen van september 2015 en volgt sindsdien dezelfde politiek die al sinds het begin van de Trojka’s tussenkomst in 2010 wordt gevoerd.

Trojka-recept

Sinds oktober 2015 is het in de Europese media heel rustig geworden rond Griekenland. Betekent deze stilte dat Griekenland nu uit de problemen is? Niet bepaald. Wellicht is het tegenovergestelde waar. Het meest recente hulpprogramma gaat namelijk gepaard met nog meer draconische besparingen dan diegene die tot dusver al ingevoerd zijn.

Om een overschot op de begroting te krijgen, heeft de Griekse regering besloten om de belastingen flink te verhogen, terwijl de Grieken het net alsmaar moeilijker hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Begin september 2016 stonden de Griekse burgers in totaal voor ruim 90 miljard euro in het krijt bij de eigen fiscus. Het gaat hier niet om belastingontduiking: het gaat hier om belastingen die de Griekse bevolking niet meer kan ophoesten.  



Een Griekse bedelaar verzamelt restjes uit blikken olijfolie in de vuilnisbakken om ze terug te verkopen (Bruno Tersago)

Dat bedrag staat gelijk aan 55 procent van het Griekse BBP en ligt hoger dan de sommen die opzij zijn gezet voor het derde hulpprogramma van de Trojka. De hoge belastingdruk zorgt er ook voor dat steeds meer bedrijven het land ontvluchten en hun heil zoeken in het buitenland. De voorbije jaren hebben heel wat Griekse bedrijven zich vooral in Bulgarije en Cyprus geregistreerd.

Griekenland moet ook verder privatiseren van de Trojka. De verkoop van overheidsbedrijven en onroerend goed zou volgens berekeningen van de geldschieters 50 miljard euro in het laatje moeten brengen. Onder de vorige regeringen voor 2015 was al één grote privatisering succesvol afgerond: de verkoop van de site van de oude luchthaven van Athene, een domein waarop voor de Olympische Spelen van 2004 nog een aantal stadions zijn gebouwd, maar dat sindsdien officieel leeg staat (vluchtelingen hadden er wel hun intrek genomen).

Verschillende Griekse leiders nodigden geïnteresseerde investeerders uit. Met name sjeiks en emirs bevestigden hun belangstelling met een handtekening in gouden inkt. Uiteindelijk werd er maar één bod uitgebracht, ter waarde van ongeveer 900 miljoen euro – voor een domein dat door vele politici als het waardevolste stuk onroerend goed in het oostelijke Middellandse Zeegebied werd aangeprezen.



(kaltoons.com)

Tsipras’ partij SYRIZA, dat in de oppositie tot januari 2015 nog fel gekant was tegen deze privatiseringen, ging als regeringspartij verder de door haar voorgangers ingeslagen weg op. In het voorjaar van 2016 werd 67 procent van de haven van Piraeus (de grootste haven van de Middellandse Zee) verkocht aan de enige bieder: het Chinese staatsbedrijf COSCO, dat in de haven ook al een containerpier in handen heeft. De betaalde prijs voor deze waardevolle haven: 386,7 miljoen euro. 

Een paar maanden later verkocht de regering-Tsipras de Griekse spoorweguitbater Trainose aan het Italiaanse spoorbedrijf Trenitalia, alweer de enige bieder, voor een bijzonder lage prijs: 45 miljoen euro. De Griekse overheid heeft verder 14 regionale luchthavens voor 40 jaar in concessie gegeven voor een bedrag van iets meer dan 1 miljard euro, opnieuw aan een enige bieder. Het is zeer de vraag of het land op deze manier met privatiseringen het beoogde bedrag van 50 miljard euro zal kunnen ophalen.

Eén van de doelstellingen van de hulpprogramma’s van de Trojka was om Griekenland aantrekkelijker te maken voor investeerders en om het land ook concurrentiëler te maken. Daartoe moesten de lonen van de Grieken naar beneden. De vertegenwoordiger van het IMF in Griekenland, de Deen Poul Thomsen, liet een aantal jaren geleden al optekenen dat “een loon van 300 euro per maand moet volstaan voor een Griek want de lonen in de Balkanlanden liggen niet veel hoger”.

De cocktail van maatregelen die werd opgelegd aan Griekenland, verpakt onder de noemer ‘structurele hervormingen’, heeft de lonen zeker doen dalen, maar hebben nog niet geleid tot een heropleving van de economie. De Griekse samenleving lijkt ondertussen op een slagveld.

Maatschappelijk slagveld

Cijfers van de Europese Commissie tonen aan dat tussen 2008 en 2015 842.670 mensen hun baan verloren in de Griekse privésector en dat 244.712 grote en kleine bedrijven de deuren moesten sluiten. De officiële werkloosheidsgraad blijft hardnekkig boven de 20 procent hangen en bij de jongeren (15 tot 24 jaar) is dat zelfs 50 procent.

De studiedienst van de Algemene Vakbond van Griekse Arbeiders (GSEE) stelde in november 2016 echter dat die cijfers niet kloppen. De werkelijke werkloosheidsgraad ligt volgens hun berekeningen op 30,8 procent voor het tweede semester van 2016. Verder zijn volgens de GSEE ruim 800.000 Grieken langdurig werkloos. En wie in Griekenland langer dan 12 maanden werkloos is, krijgt sowieso geen werkloosheidsuitkering meer. Wie langer dan 24 maanden werkloos is, verliest bovendien ook zijn ziekteverzekering.



(politico.eu)

Van de naar schatting 1.400.000 officieel geregistreerde werklozen ontvangt slechts 10 procent nog een werkloosheidsuitkering! De rest van hen komt niet in aanmerking omdat hun voormalige werkgever niet de noodzakelijke sociale bijdragen had betaald, of omdat ze al te lang werkloos zijn.

Mensen die wel nog een baan hebben, worden vaak niet betaald of krijgen hun loon met heel wat vertraging: volgens de politieke partij To Potami zouden 1,2 miljoen mensen gemiddeld 3 tot 15 maanden moeten wachten op hun salaris. Tegelijk is de koopkracht tussen 2010 en 2015 met een kwart gedaald.

In Griekenland, waar de kosten voor het levensonderhoud vergelijkbaar zijn met België, verdient de helft van de werknemers in de privésector minder dan 800 euro per maand (14,5 procent verdient minder dan 499 euro, 22 procent tussen de 500 en 699 euro en 13,5 procent tussen de 700 en 800 euro). 18,6 procent van alle Grieken verdient tussen de 800 en 1.000 euro, 15,7 procent verdient tussen de 1.000 en 1.300 euro. Slechts 5,9 procent van alle Grieken verdient meer dan 1.300 euro per maand.

Een studie van UNICEF toont aan dat 25,3 procent van de Griekse kinderen reeds in 2014 onder de armoedegrens leefde. In 2015 kon 26,8 procent van de Griekse gezinnen zich 4 van de volgende 9 goederen niet veroorloven: huishuur, elektriciteit, water, verwarming, vlees, vakantie, een televisie, een auto of een telefoonaansluiting.

Het mag dan ook niet verwonderen dat 20,9 procent van de Grieken niet in al zijn basisbehoeften kan voorzien. Bij de Griekse werklozen ligt dat percentage zelfs op 43,4 procent. Cijfers van Eurostat van november 2016 geven aan dat het jaar voordien 37,8 procent van de Griekse kinderen in armoede en sociale uitsluiting terecht dreigde te komen. Het gaat om ongeveer 710.000 kinderen. In 2010 stond de teller nog op 28,7 procent.



Een Griekse bedelaar dommelt weg tegen een verkeerspaal (foto greece.greekreporter.com)

Een rondvraag in september 2016 van de Europese Federatie van Nationale Organisaties voor Daklozen (FEANTSA) toonde aan dat Grieken meer dan 40 procent van hun beschikbare inkomen nodig hebben om zich een dak boven hun hoofd te kunnen veroorloven. Daarmee wordt bedoeld: taksen op de woonst, huur, hypotheek, verwarming, water, telefoon en algemeen onderhoud.

Over de hele EU ligt dat percentage een gevoelig stuk lager, namelijk op 11 procent. De huur of de hypotheek wordt door 14,6 procent van de Grieken betaald met vertraging en 33 procent van de Grieken kan in de winter zijn woning niet verwarmen (in 2007 was dat nog 7 procent). Ondertussen heeft de regering-Tsipras de taksen op huisbrandolie nog verhoogd.

Ook de Griekse gezondheidszorg heeft zwaar te lijden onder de crisis. De Griekse Nationale Bank heeft in het voorjaar van 2016 een rapport gepubliceerd over de gevolgen van de economische crisis op de gezondheid van de bevolking, alsook ook over de resultaten van de hervormingen in de gezondheidssector. De hervormingen van de regering-Tsipras hebben de verspilling in de sector aangepakt. Waar tijdens de regeerperiode van Antonis Samaras onverzekerden en zwakke bevolkingsgroepen nauwelijks nog toegang hadden tot de gezondheidszorg, worden ze sinds Alexis Tsipras aan de macht is, weer opgevangen.

Een andere studie van de Griekse Nationale Bank, uit juni 2016, toonde aan dat 427.000 Grieken hun land verlaten hebben sinds het uitbreken van de crisis in 2008, op zoek naar een betere toekomst, omdat ze die in eigen land niet in het vooruitzicht zien. Bijna een half miljoen Grieken – dat is goed voor bijna 5 procent van de bevolking. Je kan dus terecht spreken van een ware exodus en dit niet voor het eerst in de Griekse geschiedenis.

Het tragische is dat bijna al deze emigranten dit keer hoog opgeleid zijn. De Griekse overheid heeft heel wat middelen geïnvesteerd om deze mensen degelijk hoger onderwijs te bieden, maar ze zal er nooit iets voor in de plaats krijgen. De vraag wie het land terug zal moeten opbouwen nu al deze waardevolle krachten zijn vertrokken, wordt wel eens vaker gesteld.

Toestand van de economie

De Grieken die in het land gebleven zijn en nog een baan hebben, zien hun jobzekerheid verdwijnen als sneeuw voor de zon. De nationale collectieve arbeidsovereenkomsten worden bijna overal afgeschaft, alweer een gevolg van de opgelegde structurele hervormingen. In 94 procent van de Griekse bedrijven gelden momenteel interne arbeidsovereenkomsten waarin de vakbonden geen enkele inspraak hebben gehad.

Voltijdse banen worden omgezet in halftijdse banen, wat uiteraard gepaard gaat met een gevoelige loonvermindering. In 2015 viel 55 procent van de nieuwe aanwervingen onder nieuwe, flexibele, arbeidsvormen. Een studie uit datzelfde jaar toonde aan dat 491.440 deeltijdse werknemers gemiddeld een brutoloon van 412,62 euro per maand verdienen.

De daling van de lonen heeft verder niet gezorgd voor een daling van de prijzen van de Griekse producten, maar heeft de Griekse bedrijven wel een grotere winstmarge opgeleverd. Het geld dat de bedrijven daarmee hebben gewonnen, werd bovendien niet opnieuw in de Griekse economie geïnvesteerd, maar naar buitenlandse bankrekeningen versast, tot er in juni 2015 kapitaalscontroles werden ingevoerd die het moeilijker maken om grote sommen geld van een Griekse bankrekening naar een bankrekening in het buitenland te versluizen.

De maatregelen voor kapitaalcontrole hadden duidelijk de bedoeling om geld in Griekenland te houden. Dat was nodig, want anders zouden de Griekse banken, die al meermaals geherkapitaliseerd waren met geld van de Europese belastingbetalers, instorten. Het opzet van deze maatregelen is min of meer gelukt: de geldvoorraden van de banken zijn sinds de invoering niet meer geslonken.

Deze maatregelen hadden echter een andere, negatieve bijwerking: de Griekse bedrijven die uit het buitenland importeerden, konden niet langer producten aankopen met ‘kredietbrieven’. De handelspartners in het buitenland verlangden cash, want ze hadden geen vertrouwen meer in de Griekse economie. Ze vreesden voor een bankroet van hun Griekse handelspartners waardoor ze hun geld niet meer zouden terugzien.

Importeurs betalen normaal gezien pas nadat ze hun waren in het binnenland hebben verkocht. Zelfs importeurs die al jarenlang zaken deden en door hun handelspartners werden gerespecteerd en vertrouwd, konden niets meer aankopen zonder eerst cash geld op tafel te leggen.

De multinationals die in Griekenland actief zijn, hebben daarentegen geen last van de maatregelen voor kapitaalcontrole en zagen hun omzet zelfs toenemen. De maatregelen gaven wel het definitieve nekschot aan een aantal Griekse bedrijven die al een tijdje in slechte papieren zaten.

De multinationals die in Griekenland actief zijn, hebben daarentegen geen last van de maatregelen voor kapitaalcontrole en zagen hun omzet zelfs toenemen

Een Griekse elektronicaketen sloot de deuren in april 2016, het Ledra-hotel in Athene hield het voor bekeken, een beveiligingsfirma ging op de fles en in juni 2016 kondigde een grote supermarktketen zijn bankroet aan (voorlopig zijn de banen van de werknemers van de keten gered door een speciale overeenkomst met de banken en een andere supermarktketen die de vestigingen van de failliete supermarkt zal overnemen). Kortom, duizenden banen dreigen verloren te gaan als gevolg van een maatregel die de kapitaalvlucht moest tegengaan.

Banken

Ondanks de reddingsoperatie van de Europese Trojka, zijn de Griekse banken nog niet helemaal gevrijwaard van problemen. Sinds de euro in Griekenland werd ingevoerd, hebben ze ongelimiteerd leningen aan gezinnen toegekend, vaak om huizen te bouwen. Heel veel Grieken kunnen die leningen nu niet meer terugbetalen en de banken blijven zitten met die noodlijdende kredieten of niet-presterende leningen (‘Non-performing Loans’).

De Grieken staan mede als gevolg daarvan voor ongeveer 100 miljard euro in het rood bij hun eigen banken. De Griekse banken zelf zouden de huizen van deze mensen in beslag kunnen nemen, maar verkiezen veelal om dat niet te doen. Wat kunnen ze immers aanvangen met duizenden huizen verspreid over het hele land, die vermoedelijk toch onverkocht zullen blijven. De Griekse banken gaven er daarom de voorkeur aan om met hun klanten de leningen te herzien en nieuwe overeenkomsten te sluiten die de terugbetalingstermijnen verlengen en de rente op de leningen verlagen. Op die manier is er toch een grotere kans om het geld effectief te recupereren, maar het maakt de positie van de Griekse banken erg precair.

In het nieuwe hulpprogramma dat Griekenland in de zomer van 2015 ondertekend heeft met de schuldeisers, is er daarom ook een oplossing gevonden voor het probleem van deze ‘niet-presterende leningen’. Buitenlandse ‘investeerders’, aasgierfondsen, kopen niet-presterende leningen over, zodat de banken overeind worden gehouden. Deze overname gebeurt echter ver onder de nominale waarde.

Deze aasgierfondsen zullen er geen probleem mee hebben om Griekse wanbetalers uit hun huizen te zetten en deze huizen vervolgens op de markt te koop te zetten in de hoop alsnog grote winsten te maken. Op dit moment worden huisuitzettingen afgehandeld voor het Griekse Vredegerecht. Elke woensdag moeten notarissen in een openbare zitting huisuitzettingen aankondigen. Dat gaat steevast gepaard met veel protest dat vaak uitdraait op geweld, in die mate zelfs dat de notarissen besloten hebben om niet verder deel te nemen aan de procedure. De geldschieters dringen nu aan op een elektronisch systeem van huisuitzettingen, om protesten uit de weg te gaan. 



(lacasademitia.es)

De verpaupering van de Griekse bevolking gaat in sneltreinvaart en de Griekse middenklasse krijgt het door de besparingsmaatregelen steeds moeilijker. De inkomensongelijkheid groeit gestaag. Bij de laatste meting van de GINI-coëfficiënt1 in 2015 stond die op 34,7, een toename van 0,21 punten in vergelijking met 2009. 

In de zomer van 2016, in volle komkommertijd, publiceerde het Independent Evaluation Office (IEO), het onafhankelijke beoordelingsorgaan dat de beleidspolitiek van het IMF opvolgt, een rapport waarin stond dat het IMF bij het “reddingsprogramma” van Griekenland fouten heeft gemaakt en dat het zelfs zijn eigen regels gebroken heeft.

De principes van het IMF laten namelijk niet toe dat het IMF een land probeert te redden van het bankroet, als blijkt dat de schuld niet beheersbaar is. En dat is in Griekenland het geval. Het IMF gelooft namelijk niet dat Griekenland ooit uit het moeras geraakt als er geen schuldherschikking komt die neerkomt op een schuldverlichting. Maar met name Duitsland heeft steeds dwars gelegen en laat een dergelijke schuldherschikking niet toe.

Verder had het IMF de omvang van de Griekse problemen niet correct ingeschat. Volgens het rapport heeft het veel te veel optimistische voorspellingen gemaakt die nooit zijn uitgekomen, heeft het geen lessen getrokken uit andere crisissen, en gaf het bovendien ook nog eens de indruk dat het de EU op een andere manier behandelde dan noodlijdende landen op andere continenten die ook de hulp van het IMF hadden ingeroepen.

Dat laatste punt is ingegeven door het feit dat de Raad van Bestuur van het IMF grotendeels uit Europeanen bestaat. Een aantal onder hen heeft er een carrière opzitten bij één of andere Europese bank, voor ze werden gepromoveerd naar een postje bij het IMF. En laat het nu net de Europese Banken zijn, voornamelijk dan de Franse en de Duitse, die voor een deel de verantwoordelijkheid dragen voor de Griekse crisis.

Deze banken hebben namelijk niet geaarzeld om Grieks schuldpapier op te kopen, ondanks het feit dat ze wisten dat Griekenland zijn cijfers had vervalst en wellicht niet in staat zou zijn om de aangegane schulden terug te betalen. De redenering van de banken was dat de landen van de eurozone die schulden dan wel op zich zouden nemen. Wat ook gebeurde.

Voornamelijk Franse en Duitse banken hebben niet geaarzeld om Grieks schuldpapier op te kopen, ondanks dat ze wisten dat Griekenland wellicht niet in staat zou zijn om de aangegane schulden terug te betalen. De redenering van de banken was dat de belastingbetalers van de landen van de eurozone die schulden dan wel op zich zouden nemen. Wat ook gebeurde.

Het reddingsprogramma van Griekenland heeft voornamelijk deze banken uit de wind gezet. Het ESMT-instituut in Berlijn heeft begin 2016 een studie gepubliceerd over de besteding van de “noodhulp” die aan Griekenland is gegeven sinds 2010. Van de 215,9 miljard euro die opzij zijn gezet voor Griekenland in de eerste twee reddingspakketten, zijn slechts 9,7 miljard euro gebruikt voor het Griekse overheidsbudget. Dat is ongeveer 5 procent van het totale bedrag.

De rest van het geld werd gebruikt om schulden aan Europese banken af te betalen en de interest op die schulden af te lossen. Grieks schuldpapier werd dus van de banken overgekocht en is nu in handen van de openbare sector. Eerst ging het schuldrisico over naar de Europese Centrale Bank en het IMF en vervolgens wordt het nu verder versluisd naar het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). De banken kunnen weer rustig ademhalen en hun schulden worden afbetaald door de Europese belastingbetaler.

Besluit

Het geld van het derde hulppakket dat door de regering Tsipras werd goedgekeurd, zal voornamelijk worden gebruikt om de rente op vorige schulden af te betalen. In ruil daarvoor moet Griekenland verder blijven besparen en moeten Tsipras en de zijnen de koers van de voorbije zes jaar blijven aanhouden.

Wat vele Grieken vooral woedend maakt, is het feit dat Tsipras dat beleid bovendien ook verdedigt. Van de rebelse linkse leider die door de Duitse minister van Financiën Wolfgang Schäuble ooit de gevaarlijkste man van Europa werd genoemd, blijft niets meer over. De Griekse premier is er niet in geslaagd om de essentiële punten van zijn verkiezingsprogramma uit te voeren en veel Grieken geloven dat een stembusgang geen enkel effect meer heeft op het gevoerde beleid in Athene.

Tsipras zelf blijft nog gokken op de toekenning van een schuldverlichting. (Op dit moment staat de Griekse schuld op 178 procent van het BBP). Uittredend Amerikaans president Obama heeft tijdens zijn recente bezoek aan Griekenland aangegeven dat een dergelijke schuldverlichting nodig is om het land weer op de rails te krijgen, maar in Berlijn klinkt het antwoord op deze vraag nog steeds “nein”.

De verhoopte verandering is er met Alexis Tsipras niet gekomen. Het perspectief dat hij in de aanloop naar de verkiezingen van januari 2015 belichaamde, is verzwonden. De hoop die de overwinning van zijn partij in januari 2015 met zich meebracht, is omgeslagen in ontgoocheling en teleurstelling.

Bruno Tersago

Woont in Griekenland en onderhoudt de blog Reilen en zeilen in Griekenland. Hij is auteur van het boek ‘Groeten uit Griekenland’ (Zie recensie “Groeten uit Griekenland”, onthullend portret van het echte Griekenland). en het interview over zijn boek Bruno Tersago: “Politieke chaos in Griekenland is compleet”). Dit is een overname van zijn artikel in het tijdschrift Vrede vzw van 27 december 2016. Overname van dit artikel voor niet-commerciële doeleinden dient te verwijzen naar Vrede vzw.

1  De Gini-coëfficiënt is het getal waarin de mate van ongelijkheid van maatschappelijke ontwikkelingen wordt uitgedrukt. Hij werd in 1912 ontwikkeld door de Italiaanse statisticus Corrado Gini. De Gini-coëfficiënt is een getal tussen 0 en 1. 0 correspondeert hierbij met ‘perfecte gelijkheid’ (iedereen heeft hetzelfde inkomen) en 1 is ‘perfecte ongelijkheid’ (één persoon heeft al het inkomen, de rest heeft geen inkomen). De Gini-index is de Gini-coëfficiënt uitgedrukt als percentage en is gelijk aan de Gini-coëfficiënt vermenigvuldigd met 100.



Content

take down
the paywall
steun ons nu!