Een van de klassieke toekomstbeelden uit de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw lijkt stilaan uit te komen. De robots komen eraan en nemen de boel over. Maar anders dan in de sciencefiction van die tijd blijkt het favoriete wapentuig van the Terminator de C4 te zijn…
Jobvernietiging
Robotisering en digitalisering hebben zich ontpopt tot een te duchten kracht van jobvernietiging. Dat het daarbij al lang niet meer alleen gaat over alleen arbeiders die vervangen dreigen te worden door machines, bewijzen de recente ontslaggolven in de bankensector.
Een onvermijdelijk gevolg van de technologische vooruitgang, zeggen sommigen. En meestal voegen zij ingewikkelde berekeningen toe over hoe robotisering en digitalisering ook tot nieuwe en méér jobs leiden, met een netto positief resultaat. Een schrale troost voor wie toevallig in de bedreigde, als ‘overbodig’ bestempelde jobs zit. Maar ja, klagen mag niet, zo lijkt het wel, want de toekomst is nu eenmaal niet tegen te houden.
Economie en technologie: het lijken dingen te zijn waar we geen vat op hebben, die we ondergaan. Nieuwe technologie vernietigt en creëert jobs, maar komt in beide gevallen zomaar vanzelf uit de lucht vallen, zo doet men het voorschijnen. Het is zogezegd geen kwestie van keuzes. Maar natuurlijk is het dat wél.
De ontslagen bij ING gaan duidelijk over meer dan de opmars van online banking. Het betreft een strategische keuze, waarbij digitalisering van de dienstverlening slechts een stukje van de motivatie inhoudt, naast commerciële berekening en, nu ja, hebzucht.
Ook andere keuzes kunnen gemaakt worden. Maar hoe doe je dat? We bekijken enkele voorbeelden.
Robots ontginnen talent in sociale economie
In de sociale economie vinden we heel wat voorbeelden van hoe je technologische innovatie tegelijk voor zowel economische als sociale doelen kan inzetten. Bedrijven in deze sector stellen mensen tewerk met een beperking of die op een of andere manier zwakker staan op de arbeidsmarkt.
Maatwerkbedrijf WAAK uit Kuurne:
Dit bedrijf is gespecialiseerd in elektrische bedradingsystemen, onder meer voor de auto-industrie, en doet daarnaast nog assemblage, verpakking en conditionering en groenonderhoud. WAAK veranderde de productiemethode van individuele werkposten (waar medewerkers verantwoordelijk waren voor een deeltaak in het productieproces) naar een lijnsysteem (waar medewerkers naast elkaar geplaatst worden en voortbouwen op het werk van hun collega’s). Om deze omschakeling mogelijk te maken voor alle werknemers, ook de zwakkeren onder hen, ontwikkelde men een softwaresysteem dat inspringt waar medewerkers de competenties missen om de taken uit te voeren.
Heist Pack Center (Beschutte Werkplaatsen Leuven):
Hier doet men aan verpakking en distributie. Werknemers met een arbeidshandicap kregen het moeilijker om de nieuwe, snelle machines te volgen. Niet iedereen kon mee en er was ook niet altijd een ander, minder belastend werkstation beschikbaar. De oplossing hiervoor werd niet gevonden door de mensen te vervangen, maar wel door de machine aan te passen. Door een Tripod in het productieproces te integreren streeft men ernaar om elke machine tegelijk eisen op te leggen inzake performantie, maar ook naar gebruiksgemak en ergonomie aangepast aan de mogelijkheden van de operatoren.
BW IMSIR uit Boom:
Het bedrijf IMSIR sloot dan weer een overeenkomst met Telenet over de recyclage en recuperatie van materialen uit oude of defecte digiboxen. Er werd een volledig aparte lijn uitgewerkt waarin met aanraakschermen en eenvoudige computertoepassingen (die rood oplichten bij defecte onderdelen, groen bij nog werkende) een proces op maat van de medewerkers kon worden gerealiseerd.
AROP uit Wilrijk:
Bij AROP doet men aan verpakking en etikettering van o.a. farmaceutische producten en voedingssupplementen. Het bedrijf ontwikkelde specifiek voor een opdracht van de Laboratoria Smeets machines om etiketten halfautomatisch aan te brengen op de kokers van neussticks tegen verkoudheden. Zo kon de opdracht worden binnengehaald en kon deze ook door de medewerkers met een handicap worden uitgevoerd.
BW Bouchout uit Londerzeel:
BW Bouchout voert opdrachten uit voor Nespresso, onder andere de verpakking van koffie-pads. Omdat de vraag almaar toenam, ontwikkelde ook dit bedrijf zelf een unieke order picking machine om deze opdracht uit te voeren. De robot staat in voor de meer complexe handelingen in het proces en staat dus naast de werknemers met een beperking om hun handelingen aan te vullen op die punten waarin ze minder sterk zijn.
BW De Brug uit Mortsel:
BW De Brug heeft een metaal- en een houtafdeling waarvoor ze een volautomatische snijmachine en plooimachine inzetten. De machine kan bediend worden door een duo van een ervaren werknemer die fysiek wat zwakker is en een jonge kracht die mentaal minder sterk is. Voor een deel van het proces is de machine voorgeprogrammeerd met een monitor die de bediening sterk vereenvoudigt zodat iedereen ze kan bedienen.
Meer dan alleenstaande gevallen?
De geschetste voorbeelden zijn van een andere orde dan de verhalen van jobvernietiging die we recent meemaakten. Kleinschalig zijn ze echter niet, en vooral: ze tonen dat het wel degelijk anders kan.
Niet enkel in de niche van de sociale economie wordt op deze manier met automatisering omgegaan. Ook in grotere bedrijven zijn er mogelijkheden.
Zo hield Volvo Trucks in Gent bij de inrichting van een nieuwe productiehal naast efficiëntie ook rekening met fysieke belasting en werkbaar werk voor de werknemers. Dat gebeurde via aandacht voor ergonomie en rotatie van taken en werkposten. Het sociaal overleg speelde daarin een belangrijke rol.
Ergonomische inrichting van een werkpost bij Volvo Trucks Gent.
Is het in de genoemde bedrijven nu allemaal rozengeur en maneschijn wat betreft robotisering? Natuurlijk niet. Maar al deze voorbeelden tonen wel aan dat het mogelijk is om via een combinatie van sociaal overleg en aandacht voor de effecten op werknemers tot oplossingen te komen die het economische en het sociale kunnen verzoenen.
De overheid moet sturen
De vraag waar het allemaal mee begint is deze: welke toepassing van nieuwe technologie verkiezen we, die van de voorbeelden uit de sociale economie of die van het voorbeeld van ING?
Als het antwoord simpel is, waarom proberen we dan niet meer van het ene en minder van het andere te krijgen? Aandacht voor het onderwijs is belangrijk, bijvoorbeeld (zoals we in een vorige blog al aanhaalden – link naar blog Jurgen ) door meer in te zetten op creatieve competenties bij startende werknemers, omdat deze minder makkelijk overgenomen worden door robots.
Maar er is meer mogelijk. Waarom proberen we de technologische ontwikkeling – of beter de economische toepassingen ervan – niet te sturen in de richting van meer en betere jobs?
Technologische innovatie wordt uiteraard overwegend door economische motieven gedreven, maar dat betekent niet dat we sociale motieven niet mee in de weegschaal kunnen leggen.n Het is zeker niet ondenkbaar om hierin als overheid sturend op te treden. Net zoals taksen, kortingen en regelgeving het gebruik van diesel- dan wel benzinewagens kunnen stimuleren, kan de overheid ook innovatie die tewerkstelling creëert ondersteunen, jobvernietigende innovaties bestraffen of economische transformaties met sociale regels en randvoorwaarden omkleden.
Geef steun gericht, daar waar ze het meeste jobs oplevert – en niet elders. Faciliteer formules van arbeidsduurvermindering in sectoren waar jobvernietiging dreigt. Doe uiteindelijk gewoon wat een overheid hoort te doen: geef de richting aan die we uit willen, in plaats van alleen te ondergaan.
Wordt politicus een overbodig beroep?
De parallel met het klimaatvraagstuk is overigens treffend. In de tijd voor de Club van Rome (opgericht in 1968) – en ook nog lang daarna – waren de politieke argumenten om vooral niet in te grijpen in het grondstoffenbeleid van bedrijven, in hun elektriciteitsverbruik of in hun CO2-uitstoot exact dezelfde als de argumenten die vandaag gebruikt worden om de schouders op te halen bij het zoveelste sociale bloedbad.
Dat het nu eenmaal economische wetmatigheden zijn…. Dat het onrealistisch is om van bedrijven te verwachten dat ze altruïstisch zijn… Dat het nodig is voor de vooruitgang… En ga zo maar door.
Net zoals de Club van Rome voor een boost in het milieubewustzijn zorgde, moet er terug een boost komen in het sociaal bewustzijn.
Net zoals bij de klimaatimpact zal er ook bij de sociale impact van technologische ontwikkelingen een punt komen waarop de consequenties te destructief worden om te negeren. Net als bij het klimaatvraagstuk is het vooral te hopen dat het tegen de tijd dat we dat beseffen, niet al te laat is.
Waarom wachten? Maak nu werk van een beleid om de technologische revoluties van de toekomst in goede banen te leiden. Begin er nu aan. Er was ooit een tijd toen vooruitgang iets was dat politici wilden maken, niet alleen ondergaan.
Zal men de koe bij de horens vatten, of wordt het volgende overbodige beroep dat van politicus?
* * *
Dit artikel verscheen ook op ABVV-Experten.
Auteur: Philippe Diepvents, directeur studiedienst Vlaams ABVV